4. Fascisme in Nazi-Duitsland begrippen Flashcards

1
Q

Weimarrepubliek

A

De Weimarrepubliek was de benaming van Duitsland in de periode van 1918/1919 tot 1933, toen het land voor het eerst een volwaardige democratie was.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

capitulatie

A

overgave

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ultimatum

A

Een ultimatum is een laatste eis, voordat men tot actie overgaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Reichstag

A

1 van de 2 vergaderingen die de wetgevende macht hadden + leden verkozen door algemeen stemrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Reichsrat

A

1 van de 2 vergaderingen die de wetgevende macht hadden + samengesteld uit afgevaardigden van de 17 Länder of deelstaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

volksreferendum

A

zo kan bevolking volkswetten stemmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

rijkskanselier

A

soort eerste minister

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

harde valuta

A

munten die internationaal een hoog vertrouwen genieten en om die reden wereldwijd worden aanvaard als betaalmiddel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

inflatie

A

ontwaarding van het geld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

NSDAP

A

Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

SA/Sturmabteilung

A

partijknokploeg van Hitler die tot doel had partijvergaderingen te beschermen en tegenstanders als socialisten en communisten te bestrijden⇒bruin uniform

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

SS/Schutzstaffel

A

keurtroep om nazileiders te berschermen⇒zwart uniform

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Heinrich Himmler

A

leider SS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Joseph Goebbels

A

1e minister van propaganda in geschiedenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Rudolf Hess

A

plaatsvervanger als hitler niet kon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ernst Röhm

A

leider SA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hermann Göring

A

leiding Luftwaffe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

conjunctuurpartij

A

economie slecht⇒partij: succes
economie goed⇒partij: geen succes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Bierkellerputsch/Hitlerputsch

A

poging staatsgreep van Hitler

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Mein Kampf

A

boek waarin hitler zijn politieke, economische en sociale theorieën uiteenzette

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

G. Stresemann

A

eerst kanselier, daarna minister van Buitenlandse
Zaken⇒economisch herstel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Vredesverdrag van Locarno

A

( 1925 ) Duitsland erkent nieuwe westelijke grenzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Briand-Kellogg-Pact

A

( 1928 ) stelt oorlog buiten wet

24
Q

Young-plan

A

(1929 ) herschikking herstelbetalingen

25
Q

Wall Street

A

financiële hart van Amerika in New York

26
Q

volmachtenwet/Machtigingswet

A

einde aan scheiding der machten

27
Q

Nacht van de lange messen

A

nacht van 29 op 30 juni 1934: tientallen SA-leiders vermoord op persoonlijk bevel van hitler want hitler, SS, Reichswehr(=leger) vreesden dat SA te machtig was

28
Q

federale staatsinrichting

A

één centrale overheid en aantal deelgebieden

29
Q

Gestapo

A

Geheime Staatspolizei

30
Q

indoctrinatie

A

manipulatie van het denken door systematisch en éénzijdig aanbrengen van ideeën

31
Q

Hitlerjugend

A

nationaalsocialistische jeugdbeweging duitsland

32
Q

Germania

A

nieuwe naam voor Berlijn die Hitler in gedachten had als nazi-Duitsland de oorlog gewonnen had. Daartoe gaf Hitler tussen 1937 en 1943 aan zijn huisarchitect Albert Speer de opdracht de plannen uit te werken.

33
Q

heimatlied

A

ied dat emotionele verbondenheid met het land of de streek van afkomst uitdrukt

34
Q

Leni Riefenstahl

A

regisseuse die atleten naakt voorstelde om schoonheid en fysieke kracht te laten zien⇒worden als helden afgebeeld om mensen ervan te overtuigen dat als er zo veel helden in duitsland waren, ze de oorlog niet konden verliezen

35
Q

visionair leider

A

leider met visie op toekomst van bevolking

36
Q

empathisch leider

A

leider die meevoelt met gewone mensen

37
Q

ras

A

bloedgemeenschap⇒iedereen hetzelfde bloed

38
Q

rashygiëne

A

zuiver houden van het bloed

39
Q

project Lebensborn

A

SS-netwerk met heel veel kraaminrichtingen om zo veel mogelijk Germanen te kweken

40
Q

antisemitisme

A

racisme tegenover Joden

41
Q

diaspora

A

verspreiding over hele wereld

42
Q

pogrom

A

gewelddadige aanval op etnische groepen⇒verdrijving

43
Q

getto

A

stadswijk die voor het overgrote deel wordt bewoond door mensen die behoren tot een enkele etnische, religieuze of raciale groep⇒vaak verouderde stadswijken die ommuurd werden

44
Q

Einzatsgruppen

A

moeten Joden en communistische functionarissen doden

45
Q

Nürenbergwetten

A

(1935) joden verliezen burgerrechten: geen openbare functies + geen stemrecht⇒verbod op gemengde huwelijken

46
Q

Kristallnacht

A

(1938) verwoesting winkels, synagogen door nazi’s⇒begin deportaties naar concentratiekampen

47
Q

Wannseeconferentie

A

(1942) beslissing definitieve oplossing door nazitop ⇒genocide op joden

48
Q

Zyklon B

A

pesticide dat in de Tweede Wereldoorlog door nazi-Duitsland werd gebruikt om in gaskamers massaal mensen te vermoorden

49
Q

holocaust/shoa

A

fysieke uitroeiing van alle joden

50
Q

staatsgeleide economie

A

hitler schafte privébezit en -initiatief niet af, maar stelde economie onder controle van de staat

51
Q

ersatz producten

A

vervangingsproducten zoals sacharine ipv suiker

52
Q

koopkracht

A

geeft aan hoeveel een huishouden gemiddeld kan kopen

53
Q

Wirtschaftwunder

A

opmerkelijk herstel van West-Duitse economie na WOII

54
Q

Pangermanisme

A

alle volken van zuiver bloed (Ariërs) moesten verenigd worden in 1 staat

55
Q

Lebensraum

A

territorium groot genoeg om aangroeiende bevolking haar rechtmatige ontplooiingsmogelijkheden te geven