Dossier 3 | Exercices Flashcards
1
Q
(de aandacht) vestigen (op)
A
attirer
2
Q
overlopen
A
parcourir
3
Q
(een voorbeeld) aanhalen
A
citer
4
Q
aantonen
A
démontrer
5
Q
uitleggen
A
expliquer
6
Q
bewijzen
A
prouver
7
Q
bevestigen
A
confirmer
8
Q
aanklagen
A
critiquer
9
Q
ontkennen
A
dénier
10
Q
op het vlak van
A
sur le plan de
11
Q
inspanningen leveren
A
realiser de (grands) efforts
12
Q
het bedrijf
A
l’entreprise
13
Q
Ik kan niet op het woord komen
A
le mot m’échappe
14
Q
Ik ben de draad kwijt
A
J’ai perdu le fil de mes idées
15
Q
volgens
A
selon