Dossier 3 | Exercices Flashcards
(de aandacht) vestigen (op)
attirer
overlopen
parcourir
(een voorbeeld) aanhalen
citer
aantonen
démontrer
uitleggen
expliquer
bewijzen
prouver
bevestigen
confirmer
aanklagen
critiquer
ontkennen
dénier
op het vlak van
sur le plan de
inspanningen leveren
realiser de (grands) efforts
het bedrijf
l’entreprise
Ik kan niet op het woord komen
le mot m’échappe
Ik ben de draad kwijt
J’ai perdu le fil de mes idées
volgens
selon
recent
récent
Geen sprake van!
Il n’en est pas de question!
C’est hors de questions!
Dat is uitgesloten!
C’est exclu!
Zijn er bezwaren?
Il y a-t-il des objections?
Zoals afgesproken, dan?
Comme convenu, alors?
Dit heeft er niets mee te maken.
Cela n’a rein à voir (avec ça).
Een secretaris aanwijzen
désigner un(e) secrétaire
Een vergadering uitstellen
Reporter/remettre une réunion
Een misverstand oplossen
Résoudre un malentendu
Iedereen gaat akkoord
Tout le monde est d’accord
Zijn jullie van gedachte veranderd
Vous avez changé d’avis/d’idée?