dossier 1 vocabulair Flashcards
de adrenaline
l’adrénaline
een avontuur
une aventure
een competitie
une compétition
een ploeg, een team
une équipe
de ontspanning
la détente
een ervaring
une expérience
een piste
une piste
een risico
un risque
vermoeiend
fatigant(e)
een sportzaal
une salle de sport
fysiek
physique
lievelings-
préféré(e)
sportief
sportif/sportive
(aan sport) doen
faire du/de la/de l’ sport
ontdekken
découvrir
lopen
courir
rustig
tranquille
(balsport) spelen
jouer au/à la/ à l’ sport de ballon
een sport beoefenen
pratiquer le/ la sport
voor iedereen
à la portée de tous
buiten
à l’extérieur
atletiek
l’athlétisme
binnen
à l’intérieur
beachvolleybal
le beachvolley
basketbal
le basketball
badminton
le badminton
hordelopen
la course de haies
golf
le golf
fietsen
le cyclisme
paardrijden
l’équitation
muurklimmen
l’escalade
voetbal
le football
handbal
le handball
judo
le judo
kayaken
le kayaking
wandelen
la marche
zwemmen
la natation
tennis
le tennis
rugby
le rugby
poolstokspringen
le saut à la perche
skieën
le ski
volleyball
le volleyball
hoogspringen
le saut en hauteur
boogschieten
le tir a l’arc
een bal(klein)
une balle
een bal (groot)
un ballon
een stok
un bâton
een doel
un but
een ploeggeest, een teamgeest
un esprit d’équipe
de/het fairplay
le fairplay
een net
un filet
een match, een wedstrijd
un match
het materiaal
le matériel
een mand, een korf
un panier (de basket)
een zwembad
une piscine
een strand
une plage
een racket
une raquette
een set
un set
een groepssport
un sport collectif
een teamsport
un sport d’equipe
een individuele
un sport individuel
een stadion
un stade
een pluimpje, een shuttle
un volant
een terrein
un terrain
winnen
gagner
deelnemen (aan)
participer (à)
verliezen
perdre
in openlucht
en plein air
passes geven
faire des passes
de bal gooien
lancer le ballon
een doelpunt maken
marquer un but
op gras
sur herbe
een punt scoren
marquer un point
op het strand
sur plage
sportschoenen
des baskets
een pet
une casquette
wandelschoenen
des chaussures de randonnée
gesloten schoenen
des chaussures fermées
een zonnecrème
une crème solaire
een vertrek
un départ
een tussendoortje
un gouter
een drinkfles
une gourde
een volledig open schoen
un nu-pieds
een zonnebril
des lunettes de soleil
een picknick
un piquenique
een paar
une paire
een fleecetrui
un polaire
een trui
un pull
een terugkeer
un retour
sandalen
des sandales
regenkleding
un vêtement de pluie
wandelen, stappen
marcher
besteden (aan)
consacrer (à)
aangezien
étant donné que
aangezien
puisque
wanneer
lorsque
terwijl
pendant que
zo…dat
tellement…que