diabetes Flashcards
wat is diabetes?
Stoornis in de stofwisseling ten gevolge van een absoluut of relatief tekort aan insuline.
bloedglucosewaarden te hoog:
insuline zorgt dat glucose wordt opgeslagen in spier- en levercellen in de vorm van glycogeen
bloedglucosewaarden te laag:
glucagon zorgt dat glycogeen uit spier- en levercellen in de vorm van glucose terecht komen in het bloed.
hoe wordt insuline gemaakt
in de bètacellen van de pancreas in de Eilandjes van Langerhans
wanneer bloedsuiker te hoog?
> 7 mmol
DM1
er wordt er helemaal geen insuline gemaakt omdat er geen insuline producerende cellen aanwezig zijn.
DM2
de insuline producerende cellen verminderd gevoelig waardoor er een tekort aan insuline ontstaat.
diagnose
2x bloedglucose meten
als nuchter >6mmol/ml en niet-nuchter >11mmol/ml is kan de diagnose DM gesteld worden
behandeling
stabilisatie van de bloedglucosewaarden tussen de 3,5-8 à 9 mmol/ml.
- Voeding: bewust omgaan met koolhydraten. Dikke diabetici moeten vermageren, bloeddruk wordt geregeld, stoppen met roken, meer bewegen, minder vet eten.
- Orale medicatie, bijv. metformine. Deze remmen de glucoseproductie en verbeteren de insulinegevoeligheid.
- Insuline (subcutaan), langwerkend of kortwerkend. Deze zorgen voor daling van het glucosegehalte in het bloed.
behandeling DM1: bestaat altijd uit insuline en dieetmaatregelen
DM2: wordt eerst gekeken naar dieetmaatregelen, vervolgens naar orale medicatie en als laatste naar insuline.
complicaties
- Hyperglykemie: een te hoge bloedglucosewaarde waardoor een hyper ontstaat.
- Hypoglykemie: een te laag bloedglucosewaarde waardoor een hypo ontstaat.
- Atherosclerose: slagaderwanden gaan vervroegd en verergerd verkalken.
- Neuro-, nefro-, en retinopathieën door beschadigde bloedvaten.
insuline
wordt gemaakt wanneer het glucosegehalte van bloed boven een bepaalde waarde komt
glycogeen
opslag vorm van glucose. Insuline verlaagt dus de bloedsuikerspiegel.
glucogeen
wordt geproduceerd als glucosegehalte van het bloed te laag dreigt te worden. tegenovergestelde van insuline.
adrenaline
bevordert ook de glycogenolyse.
cortisol
bevordert gluconeogenese.