angststoornissen Flashcards

1
Q

angst

A

normale reactie/emotie op angstprikkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

pathologische angst

A

Wanneer er na een angstprikkel een ongewoon heftige of langdurige angstreactie optreedt of wanneer er angst ontstaat zonder dat er een angstprikkel aanwezig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

angststoornis

A

als psychiatrische aandoening als pathologische angst het belangrijkste symptoom is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

erfelijke factoren

A

De genetische invloed is 30 à 40%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

pathologische factoren (3)

A
  • opvoeding (overbeschermende ouders)
  • levensgebeurtenissen (stressvolle situaties)
  • neurobiologische factoren: disfunctie hersenangstcircuit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

behandeling

A
  • psycho-educatie
  • psychologische behandeling: cognitieve gedragstherapie/ontspanning
  • medicamenteuze behandeling: antidepressiva
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

paniekcirkel

A
  1. er treedt een onschuldig lichamelijk symptoom op.
  2. daar wordt aandacht op gevestigd waardoor er een toename van het symptoom optreedt
  3. er volgt er catastrofale interpretatie; dit houdt in dat er iemand deze symptomen aan een gevaarlijke of rampzalige situatie koppelt.
  4. paniek.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

doorbreken paniekcirkel

A

Let op de ademhaling, probeer rust in je ademhaling te krijgen.
Ontkracht de rampgedachte, bedenk wat een andere oorzaak kan zijn.
Stel je bloot aan een lichamelijke reactie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

paniekstoornis

A

plotselinge aanval van angst, gepaard met lichamelijke verschijnselen.
bang om dood te gaan, gek te worden of controle te verliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

agorafobie

A

pleinvrees
- vermeiden van situaties waarin een paniekaanval kan optreden
- vaker bij vrouwen dan mannen
- duurt minimaal 6 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

sociale angststoornis

A
  • persoon is bang zichzelf voor schut te zetten
  • angst voor sociale situaties en “overdreven” angstreacties
  • minimaal 6 maanden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

gegeneraliseerde angststoornis

A
  • angst over werk, school, gezin, financiën.
  • moeite bezorgdheid onder controle
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

specifieke fobie

A

extreme aanhoudende angst voor bepaalde objecten en situaties (dieren, vliegen, insecten (me lol))

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly