Deel 5 Darwin Flashcards
Waarom geloofde Cuvier niet in soorttransformatie?
Het zou in strijd zijn met het correlatieprincipe, dat de vorm van het dier samenhangt met de functie. Het is niet mogelijk hier zo maar iets in aan te passen, verander iets en het organisme functioneert niet meer. Soorttransformatie kan ook niet mogelijk zijn omdat 4000 jaar oude fossielen niet afwijken van huidige dieren, wat volgens Cuvier harde feiten zijn.
Beschrijf de achtergronden van het conflict tussen Geoffroy en Cuvier.
- Geoffroy geloofde in het gemeenschappelijke bouwplan van alle dieren, dit zag hij door homologieën. Hij geloofde hierdoor ook in soorttransformatie, de eenheid van structuur suggereert namelijk een transformatie van de ene levensvorm in een andere.
- Cuvier geloofde niet in soorttransformatie en vond dat de functie de vorm bepaalde, terwijl Geoffroy vond dat de vorm de functie bepaalde en nadrukkelijk wel geloofde in soorttransformatie.
Cuvier was sterk van mening dat zijn theorieën gebaseerd waren op feiten en vond het hele idee van soorttransformatie onzin, deze uiteenlopende mening met Geoffroy veroorzaakte het conflict.
Beschrijf de evolutietheorieën van Geoffroy en Lamarck.
- Geoffroy: Hij geloofde in een gemeenschappelijk bouwplan van alle dieren en was ervan overtuigd dat verschillende diergroepen ontstaan door sprongsgewijze transformatie. Deze sprongsgewijze transformaties kunnen ontstaan door dat externe factoren de ontwikkeling van een embryo beïnvloedden. Als hier een levensvatbaar dier uit ontstaan resulteert dit in een nieuw diersoort.
- Lamarck: geloofde in inwendig een streven naar toenemende complexiteit, dit komt neer op een opklimmende reeks levensvormen. Hij was geloofde daarbij ook dat veranderende omstandigheden gedragsveranderingen veroorzaakte. Deze aspecten resulteren in minuscule veranderingen in de vorm van organen, overerving en accumulatie gedurende vele generaties geeft adaptie.
In welke opzichten verschilt de evolutietheorie van Lamarck van die van Darwin?
Lamarck is van mening dat dieren geen gemeenschappelijke stamboom hebben maar verschillende generaties levensvormen, Darwin is juist van mening dat er maar één levensvorm is en dat de mens en alle dieren afstammen van een gemeenschappelijke stamboom de ‘Tree of Life’. . Volgens Lamarck kan een dier zich tijdens zijn leven al aanpassen aan zijn omstandigheden om vervolgens deze aanpassingen door te geven aan de volgende generatie, Darwin geloofde niet dat soorttransformatie hierdoor plaatsvond maar door natuurlijke selectie.
Is er volgens Lamarck spraken van een gemeenschappelijke stamboom van alle nu levende dieren? Licht je antwoord toe?
Nee, een dier wordt steeds perfecter maar zal zich niet afsplitsen, immers er is maar 1 weg naar perfectie. Elke levensvorm is ontstaan uit een spontane generatie uit een simpelere levensvorm.
Beschrijf de rol van Darwins Beagle-reis in de ontwikkeling van zijn afstammingstheorie.
De Beagle reis is van zeer grote waarde geweest voor de ontwikkeling van zijn afstammingstheorie. Gedurende de observaties tijdens zijn reis nam hij veel verschillende diersoorten waar, hij ontdekte hierin later een grote mate van verwantschap, wat hem op het idee zette dat ze een gezamenlijke voorouder zouden kunnen hebben gehad.
Waarom is het ondanks Darwins bijna dagelijkse notities onmogelijk om vast te stellen wanneer Darwin zijn evolutietheorie bedacht heeft?
Darwin maakte tijdens zijn reis dagelijks aantekeningen in een dagboek, maar dit waren notities van zijn waarnemingen. Hij bedacht zijn evolutietheorie echter lang na zijn reis, zijn evolutietheorie is zo geleidelijk aan gevormd. Zelfs toen hij zijn evolutie theorie had geschreven heeft hij heel lang gedacht met het openbaar maken hiervan, uit angst voor de reacties. Het is hierdoor onmogelijk vast te stellen wanneer Darwin precies zijn evolutie theorie bedacht heeft.
Welke overwegingen of waarnemingen brachten Darwin op het idee van soorttransformatie?
Het idee van transformatie van soorten kwam op door de opvallende overeenkomsten tussen diersoorten die tot werkelijk andere diersoorten behoren, maar wel heel erg op elkaar lijken. Deze dieren zijn of in tijd of in ruimte op verschillende plekken te vinden. Dit brengt hem geleidelijk aan op het idee van een gemeenschappelijke afstemming en dus ook soorttransformatie.
Welke rol speelde het Essay van Malthus in de ontwikkeling van Darwins ideeën over evolutie?
Dit essay deed een rationeel onderzoek naar de verhoudingen in de samenleving. Belangrijk hierin is de notie dat omgevingsfactoren als hoeveelheid voedsel, ziekte, oorlog en moord een belangrijke rol spelen bij het overleven van bepaalde individuen in een samenleving. Stel er zou een ongelimiteerde bevolkingsgroei zijn dan zou dit leiden tot toenemende schaarste van voedingsmiddelen, waardoor er een strijd zou staan ‘survival of the fittest’. De belemmeringen zijn nodig voor evenwicht in de samenleving. Dit plantte bij Darwin het zaadje voor het idee van natuurlijke selectie.
Waarom heeft Darwin zich jarenlang beziggehouden met onderzoek aan zeepokken voordat hij zich zette aan het schrijven van zijn meerdelige werk over soortverandering door natuurlijke selectie? Waarom heeft hij in plaats van dit specialistische werk zijn meer beknopte en populaire On the origin of Species gepubliceerd?
- Darwin deed onderzoek naar zeepokken om ondersteuning te vinden voor zijn theorie. Hij was op zoek naar aanpassingen en homologieën binnen deze zeepokken. Door de zeepokken veranderd zijn beeld op variatie, eerst dacht hij dat het alleen bij veranderende omstandigheden gebeurde. Na de zeepokken dacht hij dat variatie ook plaatsvond bij vaste omstandigheden.
- Wallace schrijft een brief aan Darwin waaruit blijkt dat hij op dezelfde weg is als Darwin, hij suggereert natuurlijke selectie als mechanisme van evolutie. Darwin schrikt zich rot en schrijft Darwin in een jaar snel een beknopt werk om Wallace voor te zijn met de publicatie.
Geef een korte en heldere omschrijving van Darwins uiteindelijke afstammingstheorie.
Dieren veranderen constant en willekeurig door middel van mutaties. Gunstige mutaties zorgen ervoor dat een dier zich beter kan voortplanten en daarmee zijn gunstige genen doorgeeft. Er is sprake van natuurlijke selectie, dieren met slechte genen planten minder voort dan dieren die zich wel goed aan kunnen passen aan de omgeving.
In welke opzichten weerspiegelt Darwins theorie de historische periode waarin de theorie tot stand kwam?
De historische periode van Darwins theorie is in de tijd net na de industriële revolutie. Door de opkomst van het kapitalisme was er een grote sociale ongelijkheid ontstaan. De rijken in deze tijd pasten Darwin’s theorie toe op mensen, dit wordt ook wel sociaal Darwinisme genoemd. Het sociaal Darwinisme rechtvaardigde voor de rijken dat zij nou eenmaal aan de top zaten door survival of the fittest en dat de armen maar harder moesten werken. Het sociaal Darwinisme ondersteunde hierdoor sterk het radicaal liberalisme (laissez-faire politiek).