Deel 5 Flashcards
mogelijkheden bij
gender balanced
scoring
- Differentiële normering. Aparte normen voor mannen en vrouwen. Kritiek hierop is dat zij verschillend behandeld worden.
- Controleren van sekseverschillen op itemniveau. B.v. via de UNIACT-model waarbij items worden gebruikt voor basisinteresses met minimale verschillen.
SETPOINT model
Een uitbreiding van het RIASOC-model van zes naar acht schalen. Er wordt een parallel getrokken met de ontwikkeling van de big Five.
* Health Science. Wetenschappelijke problemen oplossen.
* Creative Expression. Artistieke problemen oplossen
* Technologie
* People. Mensen willen helpen en begrijpen.
* Organization. Werken aan doelen in een gestructureerde omgeving.
* Influence. Leidinggeven in bedrijfsleven, marketing, management/administratie.
* Nature. Interesse in natuur, ecologie
* Things. Interesse in mechanica, constructive, transport.
Hierbinnen wordt uitgegaan van drie niveaus die zorgen voor een hiërarchische structuur en niet meer de hexagonale structuur.
1. Interesse in specifieke werkactiviteiten op het laagste niveau (items)
2. Basisinteresses voor een set homogene activiteiten (gemeenschappelijke kenmerken)
3. Brede band interesses die verwijzen naar algemene tendenties om zich aangetrokken te voelen tot algemene, vrij brede werkomgevingen. (Items verwijzen naar eenzelfde thema)
STEM beroepen
Science, technology, engineering en mathematics. Maken het grootste deel uit van nieuw te scheppen banen en vergroening van de arbeidsmarkt.
Andere termen voor indirecte methoden
Projectietests, kwalitatieve methoden, performance-based tests.
Kenmerken indirecte methoden
- De onderzochte krijgt een tamelijk ongestructureerde taak aangeboden, waarbij geïnterpreteerd moet worden of waaraan een zelf te kiezen structuur gegeven moet worden. De wijze waarop iemand met deze taak omgaat laat iets zien van de eigenschappen, voorkeuren, reactiewijzen enz.
- De bedoeling van de test is voor de onderzochte weinig duidelijk.
- Scoringssystemen zijn complex en tijdroven. Indirecte methoden worden daarom vaak niet gescoord en intuïtief geïnterpreteerd.
- Richten zich niet op primair op psychiatrische diagnosen maar op persoonlijkheids processen. Ze kunnen wel bijdragen aan een diagnose. Bv schizofrenie.
Nut van indirecte methoden
- Eigen inzicht is beperkt. Experts hebben vaak meer inzicht.
- Zijn minder gevoelig voor zich beter voor willen doen. (Manipulatie blijft mogelijk)
- Laten zogenoemde ‘functionele’ diagnostiek toe: gebaseerd op hoe mensen in het hier en nu reageren of zich gedragen.
- Helpen impliciete (latente) processen in kaart te brengen.
- Gebruik verhoogt, samen met andere methoden, de validiteit van het onderzoek.
Psychodyamisch perspectief op indirecte methoden
Vanuit de psychodynamisch perspectief wordt gepostuleerd dat het ongestructureerde materiaal als een scherm fungeert, waarop de onderzochte zijn veelal onbewust conflicten, motieven, angsten enz. projecteert. Deze projectieve hypothese is inmiddels verdwenen omdat:
* De responsen op ongestructureerde taken zijn slechts in zeer beperkte mate bepaald door projectie in de betekenis van defensiemechanisme. Ze zijn in eerste plaats het resultaat van het samenspel tussen perceptie en persoonlijke betekenisgeving. Interne schema’s spelen daarbij een cruciale rol.
* Veel responsen bevatten helemaal geen projectieve elementen.
* De aangeboden stimuli zijn minder betekenisloos dan algemeen wordt gedacht.
soorten indirecte methoden
- Associatiemethoden: Eerste woord of waarneming dat in je opkomt. Bv Rorschach
- Constructie: iets produceren, meestal verhaal, in een stimulussituaties. Bv TAT.
- Afmaak: incomplete taak afmaken. B.v. Zinaanvultest (ZAT)
- Keuze- of ordening. Kiezen of rangschikken. B.v. foto’s bij Szondi-test
- Expressieve methode: iets tekenen. B.v. boom, huis, persoon.
Rorsarch test
Associatiemethode. 10 platen met inktvlekken waarbij de onderzochte moet zeggen wat ze voorstellen. Antwoorden worden letterlijk genoteerd waarna navraag plaatsvindt met het oog op scoring van de antwoorden. Navraag moet non-directief zijn. Test is zeer tijdroven en vraagt gedegen opleiding. Twee scoringssystemen:
* Comprehensive System van Exner (CS). Integratie van vijf andere systemen. Mijlpaal geweest in de geschiedenis van de test, omdat hiermee de psychometrische onderbouwing werd ingezet.
* Rorschach Performance Assessment Systemen (R-PAS). Verbetering van de CS.
Thematische
apperceptietest
(TAT)
Constructiemethode. Afbeelding wordt gegeven en onderzochte moet vertellen wat er gebeurt, wat er voorafging en hoe het afloopt en wat de figuren denken en voelen. 31 afbeeldingen beschikbaar die worden aanbevolen in wisselend vrouwen/mannen, jongens/meisjes. Verkorte versie laat 8 tot 12 platen zien. Verhaal wordt letterlijk genoteerd en er wordt doorgevraagd als één van de instructie-elementen ontbreken. Wordt meestal kwalitatief geïnterpreteerd waarbij weinig tot geen scoring plaatsvindt. De Social Cognition and Object Relations Scales (SCORS) meet zes dimensies van interpersoonlijk functioneren (complexiteit van relaties, affectieve kwaliteit van relaties, emotionele investering in relaties, capaciteit tot begrijpen van causaliteit in relaties). Betrouwbaarheid en validiteit is uitstekend maar is niet gemakkelijk te scoren en normgegevens ontbreken.
Zinaanvultest (ZAT)
Afmaakmethode. Scoring is complex en subjectief dus worden meestal niet gebruikt. Betekenisvolle aanvullingen kunnen dmv globale inhoudsanalyse in een aantal rubrieken onderverdeel worden. Mbv deze indelingen is het mogelijk ene indruk te krijgen van een aantal positieve aspecten (b.v. hoopvolle toekomstverwachting, positieve gevoelens) en negatieve aspecten (conflicten of lichamelijke problemen). Instrument is vatbaar voor sociale wenselijkheidseffecten. Andere indeling is zes categorieën: affecten, relaties, verlangens/idealen, schuld/schaamte, zelfbeschrijving en introspectie, het lichaam.
Zinnenaanvullijst
Curium (ZALC)
Maakt het mogelijk het ego-ontwikkelingsstadium te bepalen van 8-25 jaar. Dit reflecteert het persoonlijke referentiekader van waaruit de sociaal-emotionele realiteit wordt geïnterpreteerd. Belangrijk om aan te sluiten op ontwikkelingsniveau.
COTAN indirecte methoden
COTAN heeft alle indirecte methoden negatief beoordeeld met uitzondering van ZALC.
Interpreteren van indirecte methoden
Regels voor gestructureerde interpretatie kan men het beste halen uit de hermeneutiek (uitlegkunde) waarin twee basisregels centraal staan.
1. Een dialectiek tussen het te interpreteren element en de context
2. Convergentie en geen divergentie van betekenissen: interpretatie is zekerder naarmate zij vanuit verschillende invalshoeken wordt ondersteund (convergentie) en niet door andere betekeniselementen wordt tegengesproken (geen divergentie)
Concreet betekent dit: men moet zich vertrouwd maken met de theorieën die gehanteerd zijn bij de indirecte methoden, men dient zich goed te realiseren welke theoretische kaders gebruikt worden en het materiaal dat geïnterpreteerd moet worden moet altijd in de context van het gehele interpretatieproces bekeken worden. Een diagnostisch onderzoek kan niet volstaan met enkel indirecte methode.
Minpunten indirecte methoden
- Interpretatie gebeurt met te weinig vaste regels en duidelijke principes, vaak gebaseerd op ongefundeerde aannames.
- Instructies zijn niet gestandaardiseerd
- Selectie van testmateriaal (bv TAT) is soms afhankelijk van persoonlijke voorkeur.
- Sekse en persoonlijkheidsaspecten van proefleider blijken van invloed op de antw
- Gebrek aan standaardisatie van de scoring (voor een deel al weggewerkt)
- Uit de interpretaties kunnen geen conclusies worden getrokken.