deel 2 Flashcards
Aandachtspunten in situatieanalyse
- Formulier gedrags- of situatiebeschrijvingen samen met de cliënt of opdrachtgever en sluit aan bij de hulpvraaganalyse.
- Ga na of empirische kennis voorhanden is.
- Gebruik recente classificatiesystemen
- Sluit af met een overzicht van aandachtgebieden en onderzoeksvragen.
Opstellen en toetsen van onderzoekshypothese
Deze stap kent een aantal deelstappen.
* Onderzoeksvraagstelling wordt vertaald in hypothesen. Deze moet eenduidig en concreet toetsbaar zijn. Daarnaast moet hypothese waar mogelijk gebaseerd zijn op empirische gegeven van cliënt, zijn systeem en wetenschappelijke kennis. Bij meerdere hypothesen kunnen afhankelijke en onafhankelijke hypothesen beschreven zijn waarbij onafhankelijk los van elkaar kan bestaan.
* Voor iedere hypothese worden toetsbare constructen bepaald en meetinstrumenten en criteria bepaald. Een construct kan latent (indirect) of direct zijn. Latent is b.v. intelligentie wat expliciet gemeten moet worden. Direct = observeerbaar.
* Onderzoek wordt voorbereid en uitgevoerd
* Evaluatie van hypothesen
Toetsingscriteria
Men geeft aan binnen welk bereik de uitkomsten met voldoende zekerheid zullen gelden als ondersteuning van de hypothese.
Expliciete hypothese
??
Aandachtspunten bij opstellen hypothese
- Ga na of de hypothesen de onderzoeksvragen dekken
- Vermijd formulering van niet-wetenschappelijke hypothesen, tautologische of metaforische verklaringen.
- Ga na of hypothesen niet overboden zijn (geen dubbeling)
- Ga na of persoonlijke voorkeur ten onrechte heeft bepaald uit welke theoretische richting de hypothese voortkomt
- Zorg dat de operationalisatie van het begrip zorgt voor objectief vaststellen.
- Zorg dat je de onderzoeksmiddelen kent
- Zorg dat informatie relevant is voor toetsen van hypothese
- Zorg dat de test voldoet aan psychometrische en praktische eisen
- Formuleer toetsingscriteria.
Integratief beeld
Het rijtje ‘hulpvraag – onderzoeksvragen – hypothesen – onderzoeksresultaten’ wordt in omgekeerde volgorde afgelopen. N.a.v. de resultaten wordt hypothese al dan niet bevestigd. De integratie van de resultaten geeft antwoord op de onderzoeksvragen en daarmee leidt het tot beantwoording van de hulpvraag.
Drie functies van rapporteren
- Beargumenteren van der onderzoek conclusie. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen feiten en interpretaties van de feiten. De kwaliteit van gebruikte bronnen wordt verduidelijkt zodat de lezer een goed oordeel kan vormen.
- Effectieve communicatie met de cliënt/opdrachtgever. Bij horizontale hulpvraag = 1 rapport, bij verticaal 2 waarbij je de info aanpast aan wat de lezer begrijpt.
- Therapeutische of motiverende component. De reflectie v.d. cliënt op het onderzoek en op de resultaten moet integraal deel uitmaken van het rapport. Hij zal het gevoel krijgen dat er rekening met hem wordt gehouden wat ten goede komt aan motivatie.
Doel intelligentietest
Intelligentietests zijn niet bedoeld om stoornissen in specifieke cognitieve domeinen in kaart te brengen. Het kan wel hypothesevormend zijn voor mogelijke psychische of lichamelijke problemen wanneer iemand eerder geen en later wel problemen krijgt op afzonderlijke cognitieve taken. Intelligentie is een factor die aangeeft wat wel of niet tot de mogelijkheden behoort. Het geeft een goede voorspelling op het gebied van school- en werksucces en leermogelijkheden. Ook zegt het iets over de mogelijkheid om je aan te passen aan een nieuwe situatie wat een belangrijke voorwaarde is voor persoonlijke ontwikkeling. Het grootste deel van intelligentie is erfelijk bepaald. Een mogelijke verklaring is de hoge correlatie tussen hersenvolume en intellectuele vaardigheden.
Intelligentie theorie van Spearman
Hij ging ervan uit dat er iets als een algemene intelligentie bestand (g) die de prestatie van de persoon op intellectuele tests voor het grootste deel verklaard, naast een kleine test specifieke factor (s). Intelligentie was een hypothetisch construct. Er was veel kritiek op de ondeelbaarheid van g. Later kwamen er theorieën met meerdere factoren zoals Eysencks achtfactorentheorie, Guttmans RADEX-theorie en Guildfords model (120 factoren).
PASS theorie van Das
Een recent (2022) meerfactorentheorie van intelligentie. Deze theorie is gebaseerd op neuropsychologische gegevens en onderscheidt vier basisfuncties: planning, aandacht, simultane verwerking en opeenvolgende verwerking.
CHC model
Cattell-Horn-Carroll-theorie. Deze is hiërarchisch opgebouwd uit drie strata: Stratum III = g, Stratum II = brede cognitieve vaardigheden en stratum I onderscheid een groot aantal specifieke cognitieve vaardigheden.
Onderscheid van Hebb
A-intelligentie: de biologische capaciteit om problemen op te lossen
B-intelligentie: de cultuurbepaalde vaardigheden.
Vloeiende vs gekristalliseerde intelligentie
Vloeiende intelligentie (gf). Het vermogen om inductief te redeneren. Deze is gevoeliger voor verstoringen. Vaak is er dan sprake van een verminderd vermogen tot probleem oplossen, analyseren en synthetiseren.
Gekristalliseerde intelligentie (gc). Iemand verbale capaciteiten. Deze blijft vaak relatief intact tegen verstoringen zoals leeftijd, hersenschade of psychiatrische ziekte.
Onderscheid van
Krechevsky en
Gardner
Linguïstische, muzikale, logisch-wiskundige, ruimtelijke, lichaamsgerichte- kinesthetische en inter- en intrapersoonlijke intelligentie.
Emotioneel Quotiënt
Had eerder betrekking op het kennen en onderkennen van eigen en andermans emoties en het reguleren van eigen emoties en motivatie. Begrip was bedoeld om de voorspellende waarde van intelligentie op carrière succes te vergroten maar dit leidde vooral tot verwarring rondom intelligentie. Sluit ook meer aan bij persoonlijkheidstheorie. Er is geen succesvolle theorievorming en instrumenten.