Deck R Flashcards
1
Q
allemal
A
in ieder geval
2
Q
allenfalls
A
hoogstens
3
Q
berechtigen
A
het recht geven
4
Q
berechtigt
A
rechtvaardig
5
Q
einprägen, sich etwas
A
inprenten, onthouden
6
Q
einräumen
A
toegeven
7
Q
forschen (forschung)
A
(wetenschappelijk) onderzoek doen
8
Q
gemütvoll
A
gemoedelijk
9
Q
genehmigen (genehmigung)
A
toestaan
10
Q
herumsprechen, sich
A
van mond tot mond gaan
11
Q
liefern (lieferant)
A
leveren
12
Q
nichts dafür können
A
er niets aan kunnen doen
13
Q
riesig
A
reusachtig
14
Q
schlagertig
A
plotseling
15
Q
Trugschluss, der
A
verkeerde conclusie