De Stoa Flashcards

1
Q

Zeno van Citium (334-262)

A
  • De stichter van de Stoa
  • Lijkt enigszins op het cynisme
  • Filosofie zit van binnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Chrysippus (279-206)

A
  • De ‘tweede stichter’ van de Stoa
  • Volgde Zeno als tweede op
  • Grondlegger van propositie-logica
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Seneca (4 v.C. - 65 n.C.)

A
  • Romeinse staatsman, dichter en filosoof

- Auteur van filosofische werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Epictetus (55-135)

A
  • Ex-slaaf

- Auteur van het boekje en verhandelingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Marcus Aurelius (121-180)

A
  • Keizer

- Auteur van zelfbespiegelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe ontstaat kennis?

A
Phantasia katalepke (begripsvormende voorstelling).
Extreem heldere voorstellingen zijn waar.

Prolepsis (algemene natuurlijke notie). Oerkennis bij oude dichters. De cultuur was minder beïnvloedbaar dus meerdere waarheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de twee kritiekpunten vanuit het scepticisme op de kennisleer van de Stoa?

A

Deze kritiek is vooral afkomstig van de Academie. Arcesilaus: Zelfs als een voorstelling extreem helder is hoeft het niet waar te zijn. Een identieke tweeling kun je zo met elkaar verwarren of twee eieren die exact hetzelfde lijken te zijn.

Carneades: Phantasia pithane (overtuigende voorstelling) als alternatief. Alleen waarschijnlijkheden of overtuigingen lijken te kloppen. Absolute zekerheden zijn geen goed uitgangspunt, want deze vormen vaak een illusie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Propositie-logica Chrysippus

A

Volgens Chrysippus zijn er vijf onbewijsbare syllogismen.

Eigenlijk kan hier elke propositie en zelf samengestelde proposities in worden toegevoegd. Dit kan ook altijd op een verschillende manier in tegenstelling tot de logica van Aristoteles, die altijd op dezelfde wijze opgesteld wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Fysica: beginselen en elementen

A

Alles zijn beginselen (beide lichamelijk).

Actief: god (geeft alles vorm), oorzaak, noodlot, natuur, rede, levensadem: pneuma.
De elementen die bij actief horen zijn vuur en lucht.

Passief: materie. De elementen die hierbij horen zijn water en aarde.

De elementen zijn nooit in pure vorm, actief en passief komt altijd samen. Ze worden altijd samengevoegd met andere elementen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Fysica: de kosmos (4)

A
  1. Pantheïsme: alles is god en wordt door god gevormd. De hele kosmos is een organische eenheid doortrokken van redelijkheid, die ook natuur en god wordt genoemd.
  2. Teleologie: De redelijkheid van de kosmos verraadt zich onder meer in de doelmatigheid van de natuur en de regelmatige beweging van de hemellichamen.
  3. Voorziening: Alles verloopt volgens een goddelijk plan ten bate van de mens.
  4. Determinisme: Het hele wereldgebeuren ligt onwrikbaar vast. Het noodlot→ fatalisme.

De kosmos begint en eindigt in vuur (ekpurosis): daarna begint alles weer opnieuw op precies dezelfde manier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat menen de Stoïcijen over de goden?

A

Het bestaan, de redelijkheid en de voorziening van god blijken uit de orde van de schepping. Argument from design: alles om ons heen is geschapen.

Ook de prolepsis van god houdt in dat deze voorziening is. Contrast met epictetus. Er is een god die alles doordringt (pantheïsme). De goden van traditionele godsdienst zijn manifestaties van de ene god.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De ethiek van de Stoïcijnen

A

Gemoedsrust (ataraxia) wordt bereikt door te leven in overeenstemming met de Universele natuur, met de rede die de hele natuur doordringt.

Oikeosis: het zicht stapsgewijs toe eigenen van de kosmos.

Classificatie van dingen en gebeurtenissen in inwendige en uitwendige. Inwendige zaken zijn goed of slecht, uitwendige zaken zijn moreel indifferent. Dit besef leidt tot autarkeia (onafhankelijkheid. Alles wat buiten het inwendige ligt, doet er niet toe.

Sommige uitwendige goederen zijn wel verkieslijker dan andere. Maar moreel gezien heeft het geen consequenties. Bijv. honger hebben en dus eten.

De buitenwereld heeft wel invloed op onze moraal.

Apatheia: het uitbannen van emoties (pathe) als onjuiste waarde-oordelen t.a.v. indifferente zaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom wordt de Ethiek van de Stoïcijnen vergeleken met boogschieten?

A

De ethiek is als het afschieten van een pijl op een roos. Deze roos staat in de buitenwereld. De roos staat symbool voor ons moraal, maar ondertussen kan er van alles gebeuren met de pijl (bijv. wind). Tegelijkertijd maakt het niet uit of de pijl de roos raakt, zolang je er alles aangedaan hebt om het te proberen raken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leg de acceptatie van het lot uit: fatalisme.

Dit gebeurt op twee manieren.

A
  1. Bijgeloof: geloof in divantie: toekomstvoorspelling, het lot eigen maken niet wachten totdat het je overkomt, maar het lot omarmen.
  2. Zelfmoord plegen, dit zien sommige Stoïcijnen als iets goed. Wanneer een stoïcijn denkt dat hij gedwongen wordt om immoreel te handelen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly