de sociale kaart Flashcards

1
Q

werkveld

A
  1. betekenis
    - het gebied waartoe het werk dat je doet behoort
    - onderwijs, arbeids- en organisatie, forensisch werkveld, klinisch werkveld, gezinsondersteuning of gezin en leefomgeving)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welzijnszorg (te onderscheiden van gezondheidszorg)

A
  1. betekenis
    - maatschappelijke sector
    - focus personen of groepen die omwille van een probleem niet ten volle kunnen participeren aan maatschappelijk leven
  2. wie?
    - overheid, particulieren, vrijwilligers, professionals, organisaties, projecten, enz.
    - zorg en ondersteuning = vorm van therapieën, andere behandelingen, begeleiding, activiteiten, onderdak, enz.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de geestelijke gezondheidszorg (ggz)

A
  1. betekenis
    - vakgebied van gezondheidszorg
    - toegepaste wetenschap met focus op psychische gezondheid van mensen
    - naast onderzoek en studie, ook toepassing van die kennis
  2. doel
    - geestelijke gezondheid en kwaliteit leven bevorderen en/of herstellen
    - streven nr voorkómen van psychische problemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welzijnsvoorziening

A
  1. betekenis
    - instelling of dienst (Vlaanderen)
    - opgericht door overheid of private personen of organisaties
    - hulp verlenen aan personen in welbepaalde probleemsituaties
  2. werking
    - verschillende sectoren en doelgroepen
    - na erkenning, vergunning en/of subsidiëring, mee ingeschakeld bij de uitvoering vh welzijnsbeleid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

preventie

A
  1. betekenis
    - voorkomen dat problemen ontstaan door van tevoren in te grijpen
    - geheel van doelbewuste initiatieven die anticiperen op risicofactoren
    - ageren wanneer eerste signalen zich ontwikkelen EN problematiek ontstaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

continuïteit van zorg (zorgcontinuïteit)

A
  1. betekenis
    - capaciteit vh systeem om te garanderen dat de zorg vlot en gecoördineerd is
    - communicatie tekortschiet = problemen
    - belang dat alle zorgverstrekkers weten wat de anderen doen en zorgen dat interventies elkaar aanvullen
  2. aspecten
    - mogelijkheid om op dezelfde zorgverstrekker(s) beroep te blijven doen
    - vlotte overgang tss verschillende soorten zorg
    - doeltreffende communicatie
    - coördinatie tss de zorgverstrekkers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

persoonsgerichte en toegankelijke zorg

A
  1. persoonsgerichte zorg
    - zorg op maat = afgestemd op persoonlijke interesses, noden en voorkeuren
  2. toegankelijke zorg
    - laagdrempelig, buurtgebonden en niet-stigmatiserend in aanpak
    - toegang, in termen van afstand, kostprijs, tijd en beschikbaarheid (= voorwaarde efficiënt en kwaliteitsvol zorgsysteem)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

generalistisch en specialistisch

A
  1. generalistisch
    - van alle markten thuis, breed scala aan kennis om ‘eerste hulp’ te bieden
  2. specialistisch
    - specifieke deskundigheid, diepgaande kennis en competenties binnen beperkt domein (= specialist is expert)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

vermaatschappelijking van de zorg

A
  1. algemeen
    - zorg zoveel mogelijk in natuurlijke omgeving vd zorggebruiker
    - verschuiving binnen dienst- en hulpverlening waarbij gestreefd wordt nr eigen zinvolle plek in samenleving
    - verhaal van inclusie (iedereen met beperking kan meedoen)
    - aandacht mensen beperking, chronisch zieken, kwetsbare ouderen, mensen in armoede
  2. doel
    - verbondenheid EN bouwen aan samenleving met ieder zinvolle plaats
    - menselijk kapitaal mobiliseren EN inzet op eigen kracht en mogelijkheden
    - beroep op vrijwilligers, mantelzorgers, buddywerker, lotgenoten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

subsidiariteitsprincipe

A
  1. subsidiariteitsprincipe
    - eerst de meest persoonsgerichte, minst ingrijpende en meest kortdurende zorgvorm die mogelijk en nodig is aanbieden
    - minimale zorg waar mogelijk, en pas intensievere indien noodzakelijk
  2. combinatie vermaatschappelijking van de zorg
    - zorgactoren dienen zelfzorg en informele zorg aan te vullen met generalistische ggz indien dat voldoende is (1e lijn), en met gespecialiseerde ggz enkel indien nodig (2e en 3e lijn)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welfare mix

A
  1. algemeen
    - combinatie van sectoren die de verzorgingsstaat uitmaken
    - ontstaan door verschuivingen die zich voordoen in de verhouding tss formele en informele sector
  2. informele sector
    - belangrijk onderdeel huidige verzorgingsstaat EN ‘welfare mix’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verwantschap tussen welfare mix en vermaatschappelijking van de zorg

A
  1. algemeen
    - zo min mogelijk institutionalisering van zorg EN groot mogelijke integratie van zorgvrager
    - vermaatschappelijking verwijst naar verschillende fenomenen
  2. fenomenen
    - afbouw residentiële voorzieningen = instituties hebben een negatief effect op de kwaliteit van leven
    - versterken en inschakelen van informele zorg = druk gezondheidszorg verminderen, door meer preventie, eerstelijnszorg en informele zorg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

formele en informele zorg

A
  1. formele zorg
    - voorzieningen, organisaties en systemen die tegenmoetkomen aan noden van zorgbehoevende
    - doel: welzijn en gezondheid bevorderen
    - betaald (vb. psychiater, psycholoog, dokter)
  2. informele zorg
    - intermenselijke, niet-professionele relatie
    - vrijwillige en langdurige inzet tss zorgvrager en zorgversterker (vb. zelfzorg, mantelzorg, vrijwilligers, buddyzorg, pleezorg, lotgenotencontract, buurtzorg, community care)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

vormen van formele hulp- en dienstverlening

A
  1. ambulante (extramurale) hulp
    - hulp zonder verblijf of overnachting
    - verplaatsing nr dienst (ambulant) of hulpverlener komt langs bij jou thuis (mobiel)
  2. semi-residentieel (transmuraal)
    - vorm van dagbehandeling (vb. gastopvang, dagbehandeling in psychiatrisch centrum, dagverzorgingscentra)
  3. residentieel (intramuraal)
    - onafgebroken verblijf van meer dan 24u gebonden in zorginstelling
    - zorg met overnachting (vb. opname in ziekenhuis, verzorgingstehuis voor mensen met beperking)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

sectoraal model

A
  1. algemeen
    - overzicht van verschillende tewerkstellingsvelden psychologisch consulenten
    - 5 domeinen
  2. domein 1-2
    - klinisch werkveld: in kaart brengen en preventief ondersteunen en begeleiden bij psychische gezondheidsproblemen (= psychodiagnostische rol, individuele (of groeps-) counseling en coaching bij diverse psychische aandoeningen), vb. Geestelijke gezondheidszorg (CGG’s, CAW’s)
    - gezins- en leefomgeving: verbeteren relaties binnen families en sociale omgeving, vb. Gezins- en relatiecentra (CKG, opvoedingswinkels)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

domein 3-5

A
  1. arbeid en organisatie (werk)
    - bevorderen van welzijn en prestaties van werknemers binnen organisaties, vb. HR-afdeling
  2. onderwijs
    - ondersteuning van leerlingen, leerkrachten en schooldirecties, vb. CLB
  3. forensisch werkveld
    - sociale, emotionele en/of psychische gevolgen van misdrijf, al dan niet strafrechtelijk kader (= daders, slachtoffers), vb. vertrouwenscentra kindermishandeling (VK)
17
Q

categoriaal model

A
  1. algemeen
    - categorieën of doelgroepen
    - leeftijdscategorie: kinderen, jongeren, (jong)volwassenen en ouderen
    - onderscheid werken met individuen of groepen
    - adhv specifieke noden
18
Q

echelonmodel

A
  1. getrapte zorg
    - omgekeerde piramide die de mate van hulpverlening voorstelt
    - eerste stap = meest brede (generalistische) en effectieve manier van hulp > nadien specifieke hulp
    - subsidiariteitsprincipe (= minimale zorg geven waar mogelijk en pas intensiever indien nodig)
19
Q

kenmerken van het echelonmodel

A
  1. het al dan niet rechtsreeks toegankelijk zijn van de zorg
    - rechtstreeks toegankelijke zorg = persoon op eigen initiatief en zonder doorverwijzing vb. huisarts
    - niet-rechtstreeks toegankelijke zorg = bijna altijd doorverwijzing of voorschrift van professional vb. psychiater
  2. het al dan niet professioneel zijn van de zorgverleners
    - niet-professionele / niet-betaalde zorgverleners zoals vrijwilligers, buren, familieleden
    - professionals zoals psychiaters, psychologen en artsen (= onderscheid tss generalistische professionals en gespecialiseerde professionals)
  3. al dan niet ambulante karakter van de zorg
    - ambulante = zonder verblijf of overnachting
    - semi-residentieel = dagbehandeling
    - residentieel = met overnachting
20
Q

nulde en eerste lijn

A
  1. nulde lijn
    - vaak buiten het formele gezondheidszorgsysteem
    - zelfzorg en informele zorg (door familie, vrienden, vrijwilligers) = door niet-professionals, uitzondering: preventie door professionals op 0de lijn
    - rechtstreeks toegankelijk
    - vb. lotgenotencontact, boeken, vrijwilligers
  2. eerste lijn
    - basiszorg die rechtstreeks toegankelijk is
    - door professionals (generalistisch)
    - ambulant
    - vb. huisarts, CLB, politie, OCMW
21
Q

tweede en derde lijn

A
  1. tweede lijn
    - niet-rechtstreeks toegankelijk
    - door professionals (gespecialiseerd) = gezondheidsproblemen zijn complexer
    - ambulant
    - vb. CGG, privé-psychiaters en psychologen
  2. derde lijn
    - hoogste niveau van gespecialiseerde zorg
    - complexe behandelingen, (academische) medische centra, gespecialiseerde ziekenhuizen EN residentiële behandelingen
    - niet-rechtstreeks toegankelijk
    - vb. opname PAAZ, jongerenhuis, revalidatiecentra
22
Q

verwijzing of doorverwijzing

A
  1. algemeen
    - zorgvrager doorsturen nr andere hulpverlener
    - eerstelijnszorg (rechtstreeks toegankelijk)
  2. belangrijk
    - vertrekt vanuit zorgvrager (individu, gezin)
    - beeld van noden, verwachtingen, sterktes
    - hoe kan de zorgvrager geholpen worden? en hoe kan jij als psychologisch consulent hierbij helpen?
    - welke organisaties? en welke zorglijn? (echelonmodel)
23
Q

hoe doorverwijzen?

A
  1. belangrijk weten welke voorzieningen er zijn; hoe ze werken, binnen werkveld situeren (sectoraal), doelgroep (categoriaal), hoe doorverwijzing gebeurt (vb. telefoon, mail, doorverwijzingsformulier)
  2. beslisboom
    - overzicht van mogelijke uitkomsten van gerelateerde keuzes
    - opties afwegen en op basis daarvan keuze maken
    - enkel knooppunt > vertakkingen > boom
24
Q

de sociale kaart

A
  1. algemeen
    - iedereen informeren over zorgaanbod in Vlaanderen en Brussel
    - zorgaanbieders te bundelen op één website
  2. doelgroep
    - voor de hulpverleners: door te verwijzen
    - voor de burgers: antwoord op zijn/haar zorgvraag en uitzoeken welke organisatie
    - voor lokale besturen: overzicht welzijns- en zorgactoren gevestigd of actief in bepaalde gemeente
25
Q

de sociale kaart Gent

A
  1. algemeen
    - eerstelijnszone (ELZ) Gent
    - ondersteunen van eerstelijnsprofessionals uit zorg en welzijn
    -via vorming, overleg, concrete acties, informatieverstrekking
  2. kenmerken
    - overzicht van sectorale en intersectorale welzijns- en gezondheidsinitiatieven
    - professionele duiding en praktische tips