condictionering en leerprocessen Flashcards
habituatie
De reactie op de stimulus wordt na herhaalde aanbiedingen zwakker (bv schoolbel)
contactconditionering (mere exposure effect)
bij zuivere herhaalde blootstelling aan een object verandert de relatie tussen het object en de evaluatie vh object
klassieke conditionering
het proces waardoor een geconditioneerde stimulus een geconditioneerde reactie uitlokt, door associatie tussen de geconditioneerde en ongeconditioneerde stimulus
stimulusgeneralisatie
een respons die om een bepaalde geconditioneerde stimulus werd, komt ook voor bij andere gelijkaardige stimuli
stimuusdiscriminatie
beschermt tegen overgeneralisatie
contiguïteit
Het kort na elkaar aanbieden van CS en OS is het meest efficiënt om reactie te genereren, maar bij het leren van smaakaversie mag de duur tussen CS en OS lang zijn (dus contiguïteit is niet noodzakelijk!)
biologische predispositie
sommige slimuli zijn makkelijker conditioneerbaar dan andere, zoals de associatie van smaak en ziekte; de associatie pijn en licht, geluid
blokkering
bij blokkering verhindert de aanwezigheid van een CS die de OS voorspelt de conditionering van andere stimuli
operante contionering
gedrag wordt gevolgd door een consequentie, waardoor het gedrag verandert op basis van de gevolgen
Thorndike’s wet van effect
responsen die voldoening gevende gevolgen teweegbrengen zullen vaker, beter, sneller en efficiënter uitgevoerd worden da deze die onbevredigende gevolgen teweegbrengen
bekrachtiging
verandering in de omgeving die het gedrag verhoogt (door toedienen aangename stimuli of wegnemen onaangename stimuli)
positieve bekrachtiger
gedrag verhoogt omdat een aangename stimuli wordt toegedient
negatieve bekrachtiger
gedrag verhoogt omdat een onaangename stimuli wordt weggenomen
primaire bekrachtigers
komen tegemoet aan een basisbehoefte
secundaire bekrachtigers
ontlenen un effect aan een associatie met een primaire bekrachtiger
ratio schema’s
bekrachtiging wordt na een bepaald aantal responsen gegeven (vast of gemiddeld)
interval schema’s
toediening van de bekrachtiging hangt af van het gedrag en de tijd die verlopen is sinds vorige respons
extinctie
snelle extinctie: bij continue bekrachtiging
grotere weerstand tegen extinctie: bij variabele interval/ratio schema’s (intermitterende bekrachtiging)
straf
verandering in de omgeving die het gedrag verlaagt door het toedienen van negatieve stimuli of het wegnemen van positieve stimuli
positieve straf
het toedienen van een onaangename stimulus
negatieve straf
het wegnemen van een aangename stimulus
ontsnappingsgedrag
gedrag dat de stimulus doet stoppen (bv wekker afzetten)
vermijdingsgedrag
bij herhaald ontsnappingsgedrag: het voorkomen van de stimulus
aangeleerde hulpeloosheid
De verwachting dat men geen controle heeft over de situatie vermindert motivatie om ontsnappingspoging te ondernemen
+ generalisatie naar andere situaties (waarin men wél controle over de situatie zou kunnen hebben)
cognitief leren
mens en dier leren bepaalde handelingen uit te voeren omdat ze op basis van kennis verwachten dat die tot bevredigend resultaat zullen leiden (experiment met ratjes in de doolhof)
observerend leren
veel van onze gedragingen worden beïnvloed door gedrag dat we bij anderen observeren (bv ouders hoogtevrees, bobo doll experiment)