attitudes Flashcards
een attitude =
een positieve, negatieve of een gemengde evaluatie van een persoon, object of een idee
cognitieve component van attitude
Rationele afweging van positieve en negatieve kenmerken van een attitudeobject
affectieve component van attitude
Een attitudeobject roept een affect op waardoor we er positief of negatief tegenover staan
gedragscomponent van attitude
Attitudes ontstaan door observatie van eigen gedrag tav het attitudeobject
impliciete attitude
een attitude die we niet kunnen rapporteren omdat we ons er niet bewust van zijn
overreding
het proces van attitudeverandering
de centrale weg van overreding
Hierbij veronderstellen we dat de ontvangers van overredingsbooschappen aandachtig, actief en kritisch oplettend zijn.
de perifere weg van de overreding
Het overredingsproces waarbij een persoon niet zorgvuldig nadenkt over de boodschap, maar overtuigd wordt door perifere cues gekoppeld aan de boodschap zoals heuristieken, stemming en gevoelens.
geloofwaardigheid van de bron van de overredingsboodschap steunt op:
- competentie
- betrouwbaarheid (berust op stereotypen of al dan niet eigenbelang)
- gunstigheid (sympathie)
het slapend effect
Een bron met een slechte reputatie heeft weinig impact meteen na de boodschap, maar na een tijdje vergeet men deze slechte reputatie
reactantie
Wanneer men is ingelicht over de poging tot overtuiging zullen personen tegen bedreiging van hun vrijheid reageren met demonstratie van hun vrijheid en hogere verdediging van de bedreigde alternatieven.
cognitieve dissonantietheorie
van Festinger
Een onaangename psychologische toestand die opgeroepen wordt wanneer men 2 tegengestelde cognities heeft. Men streeft naar cognitieve consistentie
ontstaan van cognitieve dissonantie
- onvoldoende rechtvaardiging
- onvoldoende afschrikking
- rechtvaardiging van inspanning
- rechtvaardiging van beslissingen
4 voorwaarden voor arousal en dissonantieredeuctie
- negatieve consequenties
- persoonlijke verantwoordelijkheid
- fysiologische arousal
- attributie van arousal aan eigen attitude-discrepant gedrag
impressiemanagement
Niet het motief om consistent te zijn drijft ons, mar om consistent te lijken. We willen niet hypocriet overkomen dus passen we onze attitudes aan in het openbaar ( experiment met kinderen en speelgoed)