Colsci Flashcards

1
Q

licht is een …

A

elektromagnetische golf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

2 karakters van licht

A

golfkarakter

deeltjeskarakter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

uitleg waarom licht een golfkarakter heeft

A

tweespletenexperiment: interferentiepatroon (constructief en destructief)
gopolariseerd licht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

elektromagnetisch spectrum is een …

A

verzameling van elektromagnetische golven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

rangschik van grote naar kleine golflengte

A
Radiogolven
Infrarood
Zichtbaar licht
Ultraviolet
Röntgenstralen
Gammastralen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

toepassing radiogolven

A

radio, microgolfoven, RFID(Radio Frequency Identification)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

toepassing IR

A

sauna, warmtecamera

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe is IR ontdekt

A

per ongeluk bij het experimenteren met het verband tussen warmte en licht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

toepassing UV

A

bacteriedoding, zon, fluorescentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

golflengte van volgende kleuren
Rood
Groen
Blauw

A

Rood 600-700nm
Groen 500-600nm
Blauw 400-500nm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gloeilamp werkt met (kies)

Temperatuurstraling
Gasontlading
Elektroluminescentie
Fosforescentie
Fluorescentie
A

Temperatuurstraling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

temperatuurstraling

A

temperatuur stijgt
hierdoor meer/hevigere botsingen
elektron neemt energie op (aangeslagen toestand)
bij terugvallen : emissie fotonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

neon lamp werkt met (kies)

Temperatuurstraling
Gasontlading
Elektroluminescentie
Fosforescentie
Fluorescentie
A

Gasontlading

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

gasontlading

A

elektrische ontlading
aangeslagen toestand
bij terugvallen : emissie fotonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

LED werkt met (kies)

Temperatuurstraling
Gasontlading
Elektroluminescentie
Fosforescentie
Fluorescentie
A

Elektroluminescentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

electroluminescentie

A

elektrische energie wordt omgezet in licht energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

2 soorten fotoluminescentie

A

fosforescentie

fluorescentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wijzers van een uurwerk werken meestal met (kies)

Temperatuurstraling
Gasontlading
Elektroluminescentie
Fosforescentie
Fluorescentie
A

Fosforescentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

fosforescentie

A

geraken in aangeslagen toestand bij bestraling door zichtbaar licht
opgenomen energie na enige tijd uitgezonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

tl lamp werkt met (kies)

Temperatuurstraling
Gasontlading
Elektroluminescentie
Fosforescentie
Fluorescentie
A

Fluorescentie en gasontlading

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

fluorescentie

A

zenden bij bestraling onmiddellijk zichtbaar licht uit

licht stopt als bestraling stopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

een laser is …

A

coherent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wanneer is licht coherent

A

als het monochromatisch en in fase is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

monochromatisch licht is …

A

licht in 1 bepaalde golflengte

25
Q

eenheid van stralingsstroop P

A

Watt

26
Q

c = … m/s

A

3*10^8

27
Q

1m = … nm

A

10^9

28
Q

c=

A

λ.f

29
Q

eenheid van stralingsverdeling P(λ)

A

W/nm

30
Q

hoe lager de kleurtemp, hoe … de kleurindruk

A

roder

31
Q

hoe hoger de kleurtemp, hoe … de kleurindruk

A

blauwer

32
Q

lichtstroom 𝜙

A

stralingsstroom zoals ons oog het waarneemt

33
Q

dagzien
overgangssituatie
nachtzien

A

fotopisch zien : L > 30cd/m²
mesotopisch : 0,1cd/m² < L < 30cd/m²
scotopisch : L < 0,1cd/m²

34
Q

radiometrie vs fotometrie

A

radiometrie is licht in elektromagnetische stralen

fotometrie is straling rekening houdend met gevoeligheid van het oog

35
Q

golflengte waar het oog het meest gevoelig voor is

A

555 nm

36
Q

lichtintensiteit I

A

lichtstroom per eenheid van ruimtehoek

37
Q

2 voorwaardom om een puntlicht te zijn

A

Isotroop : intensiteit in alle richtingen gelijk

Klein : afmeting bron is 5x kleiner dan afstand bron tot voorwerp

38
Q

verlichtingssterkte E

A

lichtstroom per eenheid van oppervlakte

39
Q

gemiddelde verlichtingssterkte 𝐸(met streepje vanboven)

A

∆𝜙/∆𝐴

40
Q

je kan kleur beschrijven aan de hand van 3 parameters

A

kleurtoon
helderheid
verzadiging
(hsb : hue saturation brightness)

41
Q

chromaticiteit = … + …

A

kleurtoon + verzadiging

42
Q

Nabootsen/reproduceren van een kleur

A

samenstellen kleur die dezelfde fysiologischeindruk teweegbrengt als de oorspronkelijke kleur (color matching)

43
Q

3 soorten kleurmengeling

A

subtractief
additief
autotypisch

44
Q

1ste wet van grassman

A

Door de keuze van 3 geschikte bronkleuren (RGB) kunnen de meeste kleuren door additieve menging van deze kleuren nagebootst worden op een unieke manier

45
Q

2de wet van grassman

A

Twee verschillende kleuren met dezelfde kleurindruk wordt deze kleurindruk behouden wanneer de intensiteit van beide met dezelfde factor verhoogd of verlaagd wordt

46
Q

3de wet van grassman

A

Additiviteitsprincipe : Bij twee verschillende kleuren met dezelfde kleurindruk blijft de kleurovereenkomst bewaard wanneer beide kleuren met een derde kleur vermengd worden

47
Q

Moduleren van bronkleuren

A

Bij het modeleren van de bronkleuren wordt de intensiteit (tristimuluswaarden) gewijzigd tussenin min (0) en max (255)

48
Q

Additief mengen van bronkleuren

A

Additieve menging van de gemoduleerde bronkleuren leidt tot een nieuwe kleur

49
Q

kleurcoördinaat berekenen op rg-chromaticiteitsdiagram

A

r= R/(R+B+C)
g=G/(R+B+C)
b=B/(R+B+C)

50
Q

r + b + g =

A

1 (r, g en b zijn relatieve hoeveelheden)

51
Q

CIERGB omvat info omtrent

A

kleurtoon

verzadiging

52
Q

wat bevat Y in XYZ en xyY

A

info over helderheid

53
Q

xyY is (wel/niet) equidistant

A

niet

54
Q

als luminantie stijgt, (stijgt/daalt) brightness

A

stijgt mee

55
Q

perfect equidistant systeem

A

Munsell systeem

56
Q

3 eisen voor uniform kleursysteem en waarom

A
1. 3 dimensioneel
omdat : beschrijving kleur
2. in relatie met XYZ
omdat : meetbaat
3. optimale equidistantie
omdat : info over 2 kleuren : zinvolle info over kleurverschil
57
Q

lichtness

A

relatieve eenheid van helderheid

58
Q

verschillende assen van Munsell systeem

A

Hue
Chroma
Value (helderheid)

59
Q

kleuren van Lab cirkel

A

rechts (0°) : rood-roze
boven (90°) : geel
links (180°) : groen
onder (270°) : blauw