College 6: Zijn en schijn, Deleuze Flashcards
Wat is het belangrijkste punt uit de tekst?
Het verschil gaat vooraf aan de identiteit.
Onder welke denkers wordt Deleuze gerekend en wat houdt die stroming in?
Deleuze is een auteur die onder de differentiedenkers wordt gerekend. Dit is een stroming Franse denkers die het verschil als uitgangspunt nemen. Normaalgesproken zijn we geneigd als we het hebben over verschil uit te gaan van identiteit. Verschil gaat volgens deze denkers vooraf aan identiteit. Zij grijpen vaak terug naar Nietzsche die opkomt tegen Plato.
Wat is het onderscheid tussen Plato en Nietzsche?
Volgens Plato hebben we het Idee blad, maar in de zintuiglijke wereld zien we verschillende soorten bladeren. Er is een veelheid. Als Nietzsche spreekt over het oervorm van het blad beginnen we bij een veelvoud van het blad, maar vervolgens vergeten we die verschillen.
Waar is de betekenis van iets afhankelijk van volgens Deleuze?
De betekenis van een zin zegt op zichzelf genomen niets, maar is afhankelijk van het perspectief. Het perspectief bepaalt de identiteit. Als het perspectief verandert, verandert de identiteit ook. Bijv. als je een boek hebt waar iemand in gemarkeerd heeft, dan krijgt het boek een andere identiteit. Voorheen had je misschien de nadruk gelegd op andere zinnen, maar door die strepen wordt de nadruk gelegd op de zinnen die onderstreept zijn. Dus de identiteit van het boek is door het perspectief/de context verandert.
Waarom zie je Plato zelf al een omwenteling van het platonisme?
Zelfs Plato was geen goede Platonist. Als je kijkt naar de dialogen van Plato zie je dat Plato veel onderscheiden maakt, bijv, de goede en de slechte schijn. Hij is steeds op zoek naar welke van de verschillende kopieën een ware kopie genoemd mag worden. Maar uiteindelijk zoekt Plato nog altijd naar de onware kopie. Bijv. ook bij de Sofist. Dit is al zelf een omkering van het Platonisme, want normaalgesproken zoekt het Platonisme altijd de ware troonpretendent (de ware kopie).
Wat is het simulacrum?
Dat is de valse kopie. Plato probeert die te begrijpen, maar die zijnsstatus is op een of andere manier niet te begrijpen. Dus wat is het niet-zijnde van het simulacrum? Daar kan Plato pas achter komen als hij zijn normale manier van werken omkeert.
Waaruit is Plato’s ontologie opgebouwd?
Plato’s ontologie is opgebouwd uit Idee/model en kopie. De intelligibele werkelijkheid is de werkelijkheid van de modellen en de zintuiglijke werkelijkheid is de kopie. Dus elke kopie is een uitwerking van de Ideeën die verschijnt in de werkelijkheid. Dus we hebben al twee verschillende werelden. Maar er blijkt nog iets te zijn: het simulacrum. Dat heeft geen plek in het dualisme van Plato. Dit roept de vraag op of we wel alles kunnen begrijpen wat er is.
Waarom past het simulacrum niet bij Plato’s zijnsorde?
Kopieën zijn kopieën, want ze lijken op modellen (Ideeën). Die gelijkenis is zelf geordend in Plato’s Ideeënwereld. Maar het simulacrum is een fundamenteel verschil, een ongelijken. Het past niet bij Plato’s zijnsorde. Het zet het bed van modellen en kopieën op zijn kop. Het simulacrum wordt daarom ook het teken van verschil dat je niet kunt denken in afleiding van identiteit. Wat geen gelijkenis heeft met het Idee brengt wel een verschil met zich mee, maar is geen verschil wat kan worden gedacht vanuit de Ideeën. Dus zelfs Plato is hier een verschil op het spoor dat niet kan worden uitgedacht vanuit identiteit.
Wat betekent het omkeren van het Platonisme?
In plaats van het simulacrum weg te duwen, ontdekt Plato een zijnde (het simulacrum) dat zelf naast het model en kopie een cijnsstatus toegekend moet worden. Het is niet in termen van identiteit en gelijkenis te beschrijven. Hij ontdekt iets dat niet in zijn ontologische leer past. Het simulacrum is niet te denken in termen van model en kopie, het brengt iets anders in het spel. Het andere is Plato hier op het spoor en daarom keert hij zijn eigen filosofie om.
Wat is Plato’s oplossing voor het simulacrum?
Volgens Plato moeten we dat niet zijn van het simulacrum zien als anders zijn afhankelijk van de identiteit van twee objecten.
Deleuze wil Plato’s oplossing niet accepteren, wat doet hij dan?
Volgens Deleuze komt verschil gewoon door identiteit. We hebben eerst verschil en daarom kan er zoiets zijn als gelijkenis (bijv. bladeren die lijken een beetje op elkaar). Het verschil is hetgeen dat gelijkenissen en identiteiten kan produceren. Als we het hebben over zijn en wezen is dat alleen maar een illusie.
Wat is het verschil tussen het definiëren van Plato en het definiëren tijdens de middeleeuwen?
Tijdens de middeleeuwen was het proces van definiëren het Tekken van een limiet binnen een bepaald geslacht (mensen, dieren, etc) zodat je de soort overhoudt. Op basis van een onderscheid kun je een specifieke species onderscheiden van een genus (geschat). Je wilt iets afgrenzen van iets anders. Die middeleeuwse definitie gebruikt Plato niet. Plato heeft een specifiek doel met definiëren, dit verschilt met de middeleeuwen.
Waarom kun je de omkering van het Platonisme opvatten als de vernietiging van het dualisme?
Je houdt maar een wereld over, dat is niet perse de waarneembare wereld zoals Plato die voor zich zag. Dat kan ook niet, want die is gebaseerd op de Ideeënwereld. Dus die tweedeling is niet meer van kracht. Je hebt een soort andere werkelijkheid.