College 11: Heidegger: Der Satz vom Grund Flashcards
Wat gebeurt er in het eerste deel van de tekst?
In het eerste deel probeert hij het beginsel van voldoende grond van Leibniz uit te leggen.
Wat gebeurt er in het tweede deel van de tekst?
Hij bespreekt een cultuurfilosofische beschouwing. De tekst is geschreven in de jaren 50, waarbij mensen in aanraking kwamen met de kracht van atomen. De atoomenergie is in die tijd vooral een schokkend vraagstuk. Mensen kwamen erachter wat het uitdrukken van natuurwetenschappen in techniek wat dat kan veroorzaken in de werkelijkheid. Metafysica is dus niet iets onschuldigs, maar het doet iets met hoe wij naar de werkelijkheid kijken en wat wij met de werkelijkheid doen.
Wat gebeurt er in het derde deel van tekst?
In het laatste deel van de tekst gaat hij het beginsel van voldoende grond op een andere manier beluisteren. In de metafysica wordt het gezien als een beginsel voor wat geldt als het zijnde.
Welk gevaar brengt het principe van voldoende grond met zich mee?
Door te luisteren naar het beginsel van voldoende grond op de manier van Leibniz komen we uit bij een cultuurfilosofische analyse en ontdekken we de atoomenergie en de atoombom. Als we de werkelijkheid uitrekenen denken we dat we de werkelijkheid tot onze hand kunnen zetten. Maar wat blijkt een product ervan te zijn: een vernietigend wapen. In ons streven om heer en meester te worden van de werkelijkheid en de onzekerheid uit de weg te bannen, kunnen we iets vinden dat zijn eigen gevaar en fundamentele onzekerheid met zich meebrengt.
Wat is het verschil tussen Heidegger en Dilthey?
Heidegger wil laten zien waarom die stelling van voldoende grond op een alledaagse manier zich in eerste instantie aan ons voordoet. Vanuit daar willen we het algemene metafysische destilleren. Dilthey daarentegen zegt dat de mythische mens dat onzin zou vinden. De Goden zijn willekeurig, de werkelijkheid is niet systematisch of geordend. In onze omgang met de werkelijkheid lijkt volgens Heidegger al iets van beginsel van voldoende grond werkzaam te zijn. Laten we proberen te denken in de positie waarin wij ons bevinden (waarin we geworpen zijn) We zijn volgens Heidegger gedwongen om vanuit die positie te kijken.
Wat doen we als we kijken naar de wereld om ons heen?
Dan zijn we op zoek naar gronden. We denken dat onze handelingen worden geleid door een wil en die wil heeft motieven die ons gedrag begronden (redenen hiervoor geven). Soms gaan we op zoek naar diepere gronden.
Wat is het beginsel van voldoende grond volgens Heidegger?
Heidegger wil laten zien dat het principe van voldoende grond gefundeerd zit in het alledaagse menselijke bestaan. Het is een vanzelfsprekend beginsel. Het is direct toegankelijk en we weten al wat we ermee bedoelen. Daarom zien we het ook niet als een wet of principe. Het beginsel van voldoende grond was altijd al werkzaam in de filosofie, maar het duurde heel lang voordat iemand het formuleerden (lange incubatietijd). Als iets zo vanzelfsprekend is, hoe kun je er een filosofische vraag over stellen? Heidegger wil het vanzelfsprekend tot een vraag maken. In plaats van een metafysisch oordeel over de werkelijkheid is het een vooroordeel over hoe wij de werkelijkheid beschouwen.
Welke drie vragen stelt Leibniz over het beginsel van voldoende grond?
- Waarvoor is de terug te geven grond telkens grond (waar zoeken we een grond voor)?
- Waarom moet die grond worden teruggegeven?
- Waaraan of aan wie wordt de grond teruggegeven?
Waarvoor is de terug te geven grond telkens grond?
Volgens Heidegger heeft het met waarheid te maken. Om waarheid vast te stellen hebben we een grond nodig, waarheid is pas waarheid als we grond kunnen aannemen. Bij Leibniz zitten we bij de correspondentietheorie van waarheid. Waarheid is bij Leibniz steeds een ware propositie, een juist oordeel. Een oordeel is een verbinding van het gezegde met datgene waarover het gezegd wordt. Een oordeel is een verbinding van een onderwerp met een gezegde. De basis, de grond van het oordeel, brengt het subject en het predikaat bij elkaar.
Waarom staat het woord rekenschap bij het beginsel van voldoende grond bij Leibniz centraal?
Als ik de uitspraak doe: het bord is wit, dan leg je rekenschap op door te zeggen “kijk maar”. Heidegger gaat spelen in de taal met het woord rekenschap. De grond, het rekenschap, het afleggen van iets maakt een propositie tot een ware propositie. Als je de grond van een propositie kunt aangeven, dan is de propositie waar.
Waarom moet die grond worden teruggegeven?
Anders is het oordeel ongegrond, omdat de waarheid nooit is vastgesteld. Als er geen rekenschap van is afgeleid kunnen we er ook niet op rekenen. De waarheid moet vastgelegd worden op grond van de grond en dan kun je erop verder bouwen. Als je een keer iets hebt vastgesteld kunnen anderen wetenschappers daarop verder gaan. (Dit principe is namelijk erg bekend onder de wetenschappen).
Waaraan of aan wie wordt de grond gegeven?
Aan de mens als subject. Hier ontstaat het bekende plaatje van de moderne filosofie: de mens kent de wereld door voorstellingen te maken van die wereld. Het is iets naar de mens toe vertegenwoordigd stellen. Het zijnde wordt klaargemaakt om voor het kennende subject te verschijnen. Aan de mens moet van een propositie rekenschap worden afgelegd. De mens moet kunnen rekenen op de vastgestelde proposities. Proposities zeggen iets over de werkelijkheid en als grond daarvan is vastgesteld, kan de mens ermee rekenen.
Hoe wil de mens grip krijgen op de werkelijkheid?
Door ware proposities te formuleren die onbetwijfelbaar zijn op het moment dat we er de gronden van hebben aangegeven. Het zijnde verschijnt als object waarvan gronde gegeven kunnen worden. We kunnen de waarheid vaststellen door de gronde aan te geven. We beschikken over het zijnde als object waar we ware oordelen over hebben geformuleerd. We werken hier toe naar een theorie waarbij de mens heer en meester over het zijnde wil zijn.
Wanneer is de wekelijkheid vervolmaakt?
Het heeft alleen nog te maken met het volkomen van doorzichtigheid en volkomen in de grip gekomen van het subject dat de werkelijkheid wil kennen (perfectio). Als we precies weten waarom een zijnde is en waarom het is zoals het is, dan hebben we het zijnde echt vastgesteld. Dan hoeven we er niet meer aan te twijfelen. Het is dan helemaal zeker en in onze greep. Als we rekenschap hebben afgelegd van een object dan kunnen we ermee gaan rekenen en er rekening mee houden.
Wat is alles dat bestaat volgens Leibniz?
Berekenbaar. Het wordt een criterium voor wat geldt als zijn. De stelling van voldoende grond zegt wat voor een zijnde kan doorgaan. Werkelijkheid is datgene dat uitgerekend kan worden en het moet verschijnen voor het menselijk subject. Dat gebeurt via proposities.