College 2: zijn en schijn Flashcards

1
Q

Wat bedoelt Kant met ‘het strijdperk van verschillen’?

A

Volgens Kant is de metafysica de eerste wetenschap waar andere wetenschappen op voortborduren. De eer en status van de metafysica behoren voor hem tot het verleden, precies omdat de metafysica haar kennisaanspraken niet kan rechtvaardigen. Maar tegelijktertijd is de metafysica een strijdperk van verschillen. Filosofen zijn het met elkaar oneens, maar ze willen de waarheid ontdekken. Ze bouwen geen solide fundament, maar voeren eerder een strijd over wat we kunnen kennen over de werkelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem een overeenkomst tussen Plato en Aristoteles.

A

Beide denken dat filosofie begint bij verwondering. Het is de grondstemming en het begin van de filosofie. Zodra we bewust zijn van het feit dat we niets weten, willen we op zoek gaan hoe iets wel zit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurt er in de vroege dialogen van Plato over Socrates?

A

Je ziet vaal een kwestie en dan laat men zien dat wat men denkt te weten, helemaal niet weet. Hierdoor eindigt de dialoog altijd in een aporie: geen doorgang kunnen vinden. De dialogen eindigen in een negatief resultaat. In het gesprek zijn onware meningen wel ontmasker: we bleken het toch niet echt te weten. Maar in het eind blijkt er ook niet echt een antwoord te zijn. Dit suggereert dat de filosoof zich bevindt tussen loutere en volledig weten in. Al zijn pretenties om te weten zijn ontmaskerd, maar het heeft geen echt resultaat: geen echte wetenschap. Dit noemt men de geleerde onwetendheid: weten dat je iets niet weet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom is de filosoof een tussen individu?

A

De filosoof zitten tussen de pure onwetendheid die geen last heeft van zijn eigen onwetendheid (domheid) en het pure weten van de goden en de echte wijzen. De filosoof heeft geen kennis of wetenschap. Dat metafysisch verlangen leidt niet tot echt weten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar ligt de nadruk op voor de geleerde ontwetende?

A

De nadruk ligt op het stellen van vragen in de dialogen van Plato. Hij geeft geen antwoorden, maar laat zien hoe je een onderwerp zou kunnen onderzoeken. Door dit gesprek in een aporie te eindigen, laat hij de lezer zelf nadenken. Dat streven naar wijsheid moet je zelf nastreven. Dit is we een goede filosoof doet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk onderscheid maakt Plato over mensen?

A

Er zijn domme mensen, wijze mensen (Goden) en filosofen. Dus een onderscheid van mensen die verlangen naar wijsheid en mensen die helemaal niet verlangen. Het verschil tussen the few en the many. Er zijn er maar een paar die van nature in staat zijn om zich bezig te houden met filosofische kwesties en het verlangen hebben om te streven naar wijsheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat vindt Aristoteles over het streven naar wijsheid?

A

Alle mensen streven van nature naar weten (verschil met Plato). Dit weten is niet het echte weten van de metafysica. Dit doen mensen omdat ze een liefde hebben voor hun waarnemingen. Waarnemen is altijd meer dan omwille van een bepaald nut, we leren door de waarnemingen de werkelijkheid om ons heen te kennen en dat vinden mensen plezierig. Het maakt handelen mogelijk en het overwegen van een handeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welk zintuig prefereert de mens volgens Aristoteles?

A

Het zicht. Door het zien leren wij de werkelijkheid het best kennen. Hier zit al iets in van het kennen omwille van het kennen zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom gaan mensen filosoferen volgens Aristoteles.

A

Het vertrekpunt om te filosofen is de verwondering. In eerste instantie richten ze hun verbazing op onbegrijpelijke dingen in het dagelijks leven, maar het verschuift ook naar de grote dingen die vragen oproepen (bijv. het ontstaan). Wie zich gaat verwonderen, geef toe aan zichzelf dat hij het niet weet en wanneer het werkelijk zo is dat zij gaan filosoferen om aan die onwetendheid te ontsnappen, is het logisch dat zij kennis willen vergaren omwille van het kennen zelf en niet om een of ander nut.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het verschil tussen Plato en Aristoteles?

A

De zoektocht naar wijsheid kan volgens Aristoteles leiden tot kennis, want zodra je niet langer verwonder bent over hoe de dingen zijn heb je kennis. Bij Plato daarentegen begint het bij de verwondering en eindigt het in de verwondering (aporie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe verhouden de eerste filosofie (metafysica), dialectiek (Plato’s filosofie) en sofisten zich tot elkaar bij Aristoteles?

A

Dialectici en sofisten gedrag zich als filosofen. Maar de filosofie is anders. Dialectiek toetst namelijk waar filosofie tot inzicht komt en sofisten is wel kennis, maar schijn. Sofisten zijn geïnteresseerd in rhetorica. Ze willen andere overtuigen van hun mening, los van de vraag of hun mening waar of onwaar is. Ze produceren kennis in schijn, om mensen te overtuigen van hun gelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het object van de metafysica volgens Aristoteles?

A

De metafysica bestudeerd het zijnde als het zijnde in het algemeen. Als ik bezig ben met lopen, dan ben ik bezig met lopen. Als ik bezig ben met zijn, ben ik bezig met het zijnde te zijn. Het is een algemene vorm over iets dat bestaat en ze zijn alleen in het zijnde geïnteresseerd in hoeverre het zijnde is. Een stoel is ook een zijnde. Het is een zijnde waar je op kan zitten en als iets waar de natuurwetten op werken. Het puur zoals het is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke rol spelen vorm en materie bij zijnde?

A

Elk zijnde heeft een bepaalde vorm en materie. Een stoel is gemaakt uit hout en metaal. Aan die materie is een bepaalde vorm gegeven. De naam van een ding (zijnde) geeft vaak meer informatie over de vorm dan over de materie. Elk zijnde bestaat uit materie en vorm. De vorm is precies hetgeen wat we van z’n ding kunnen weten. Alles dat bestaat moet in vorm en materie onderscheiden zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het non-contradictie beginsel?

A

A en niet A kunnen niet tegelijkertijd waar zijn. Zo’n beginsel is iets dat voorafgaat aan ons denken. Je kunt pas aan logica doen als je het non-contradictie beginsel aanneemt. Het is niet alleen maar een denkwet, maar ook een logische wet die iets over de werkelijkheid vertelt. Dat logische beginsel is een beginsel gericht op de werkelijkheid en dat geldt voor elk zijnde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het beginsel van voldoende grond?

A

Voor elk zijne dat bestaat moeten we voldoende oorzaken kunnen aanwijzen die verklaren waarom het bestaat en waarom het zo is zoals het is. Als je naar de oorzaken en redenen gaat zoeken, veronderstel je dat die er zijn. Die zoektocht naar beginselen is nuttig op grond van het principe van voldoende grond. Als we iets gaan onderzoeken, gaan we ervan uit dat we oorzaken/redenen kunnen vinden waarom het bestaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is er problematisch aan zijnde?

A

Het woord heeft meerdere betekenissen. Je kunt het op meerdere manieren gebruiken. Als we al die betekenissen nagaan, kunnen we misschien aanwijzen welke betekenis kan worden betrokken op het zijnde zoals we dat bedoelen binnen de metafysica. Vooral bij Aristoteles zien we dit terug. Metafysica wordt aangeduid als een oorzakenleer, theologie en als een substantieleer.

17
Q

Waarom lijkt het bij Aristoteles dat metafysica een substantieleer wordt?

A

Volgens Aristoteles is het zijnde primair een substantie: het concrete, onafhankelijk van andere bestaande dingen. Het is een combinatie van vorm en materie. Het zijnde als zijnde is in eerste instantie de dingen om ons heen.

18
Q

Welke antwoorden heeft Aristoteles op de vraag wat metafysica is?

A

Aristoteles geeft twee antwoorden:

Enerzijds: is er een hoogste zijnde, namelijk God (theologie).
Anderszijds: we kunnen ook zoeken naar wat het zijnde is dat op zichzelf bestaat. Dat concreet op zichzelf bestaande zijnde, noemt hij een substantie.

19
Q

Wat is natuurkennis?

A

Natuurkunde gaat over objecten die bewegen. Beweging betekent volgens Aristoteles kwalitatieve verandering. Maar datgeen wat onbewogen is, staat hoger dan hetgeen wat wel beweegt. De natuurkennis kan dus niet de hoogste vorm van kennis zijn.

20
Q

Wat is de wiskunde?

A

De wiskunde gaat soms wel over bewegingloze objecten, maar de wiskunde is uiteindelijk een vorm van kennis die abstraheert van de werkelijke dingen. Dus het is volgens Aristoteles niet de eerste vorm van kennis.

21
Q

Wat is de theologie bij Aristoteles?

A

De theologie heeft niets te maken met Griekse goden. De God van Aristoteles is gericht op zichzelf, het is puur kennen en intellect. Die God denkt alleen zijn eigen denken. Dat denken richt zich niet op iets anders, want dat denken zou anders bewegen en verandering impliceren. Die God is de onbewogen beweger. Het is onveranderlijk en beweegt omdat God andere dingen in beweging zet (actief). In de zin dat andere dingen verlangen naar het goddelijke: de hoogste staat van zijn. Alles wat is, wil zichzelf volmaken. Alles wil naar het hoogste, dus de metafysica moet ook naar het hoogste. God is geen substantie bij Aristoteles.

22
Q

Wat moet je doen als je de ultieme vorm wil kennen van iets?

A

Dan moet je kijken naar het zijnde dat in ultieme zin bestaat. Stel iemand van een andere planeert heeft nog nooit over voetbal gehoord. Hoe ga je dan uitleggen wat voetballen is? Dat ga je laten zien. Dan kun je wel naar de F-jes gaan kijken, maar daar schiet je niet veel mee op. Dus je gaat naar een wedstrijd kijken waar Messi bij speelt. Als jet iets wil weten van het zijnde van het voetbal, moet je kijken naar dat zijnde in de ultieme vorm. De theologie zegt dat als je de vraag naar het zijnde van het zijnde wil stellen dan moet je kijken naar het hoogste.