College 5 Een patiënt met antifosfolipiden – PD Flashcards

1
Q

wat is de definitie van APS?

A

Antifosfolipiden Ab:
- arteriële en/of veneuze trombose
- Recidiverende vruchtdood (door infarct in placenta)

Vaak ook:
- trombopenie: door verbruik
- livedo reticulaire: cyanotische kringen op de huid (grillig)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn cardiolipiden?

A

Fosfolipiden uit het hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bij wie komt APS het meeste voor?

A

Jonge vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe vaak komt trombose door APS? Hoe vaak hebben mensen met trombose APLA’s?

A
  • veneus: 1500 vd 35 000
  • arterieel: 215 vd 5000

Veneus: 5-30% APLA+
Herseninfarct < 50 jr: 2-46% APLA+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is het risico op vruchtdood bij APLA?

A

70%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke twee ‘soorten’ APS zijn er?

A
  • primair: zonder andere AIZ
  • secundair: met andere AIZ of tijdens een andere klinische conditie (infectie, drugs, kanker)
    a) SLE: 60% APLA+ –> 50% krijgt trombose
    b) Sjogren
    c) MCTD
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer is er sprake van APS bij lupus-like syndroom?

A

Sprake van 1-3 van de criteria voor SLE
Bij de APS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is catastrofaal APS?

A

Cantifosfolipiden syndroom

= levensbedreigend beeld met:
- snel progressief multi-orgaan falen door plotse massale trombose (mn arterieel) door het hele lichaam
- onmiddellijke spoed behandeling nodig met hoge dosis anticoagulantia
- 50% overlijd door ernstige complicaties
- bij 1% van de APS patienten komt dit voor
- hogere incidentie tijdens de zwangerschap en bij intercurrente infecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe stellen we de diagnose van catastrofaal APS?

A
  • APS
  • icm tegelijk ofwel in max 1 wk ontstaan van orgaandalen van ≥ 3 orgaansystemen (of weefsels)
  • histopathologisch: occlusie van kleine Bv nodig voor definitieve diagnose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is de behandeling van catastrofaal APS?

A

Plasmaferese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Is APS erfelijk?

A

Geen genetische associatie bekend, maar kan wel voorkomen bij meerdere mensen in de familie

LET OP: het is een verworven ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is de presentatie vaak van APS?

A
  • trombose: veneus en/of arterieel (elk vaatbed kan aangedaan zijn)
  • complicaties ZS: miskramen, IUVD, prematuriteit door (pre)-eclampsie of placenta insufficientie
  • livedo reticularis
  • kenmerken van anemie
  • trombopenie

Algemeen:
- nachtzweren
- Lymfadenopathie
- DVT
- perifere neuropathie (incl GBS)
- pulmonale embolie of hypertensie
- purpura, infarcten, ulceraties, splinterbloedinkjes, ernstige necrose van de tenen, necrose van de huid
- valvulopathie (vegetaties), MI, diastolische disfunctie
- Oculair: ameurosis, retinale trombose
- adresaal: infarct of hemorraghie
- avasculaire botnecrose
- nefropathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn vaak en minder vaak voorkomende klachten bij APS?

A

Vaak: > 20%
- trombose
- trombopenie
- miskraam of foetaal verlies
- myocard infarct of transiente ischemie
- migraine
- livedo reticulaire

Minder vaak: 10-20%
- cardiaal klemrijden
- pre-eclampsie of eclampsie
- hemolytische anemie
- coronair lijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Komt APS veel voor?

A

Nee,

incidentie trombose door APLA in de VS is 0,01% per jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn risicofactoren voor APS?

A

infectieus:
- HIV
- VZV
- HepC

drugs:
- amoxicilline
- orale anticonceptiva
- chloortiazide
- IFN-a
- propanol
- TNF-a inhibitors

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is de pathogenese van APS tijdens de zwangerschap?

A
  • APCA induceren de productie van inflammatoire cytoknes en TF (tissue factor) door de placenta en recruitment van neutrofielen
  • act complement: meer aantrekking neutrofielen (+ feedback) en act van de placenta
  • myometrische contracties en cervicale rijping waardoor partus inductie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wanneer lopen mensen met APS het grootste risico tijdens de ZS?

A
  • vruchtdood vn in 2e trimester (ander oorzaken zijn hier zeldzaam waardoor dit meer is)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe groot is de kans op een levend kind bij APS?

A

Bij APLA kans: 30%

Bij behandeling:70%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat is de behandeling van APS tijdens de ZS?

A
  • Aspirine in lage dosis
  • LMWH: gaat niet door de placenta naar het kind
  • combinatie

–> voorkomen stolsel vorming in de placenta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat voor AO kan je doen voor APS?

A

Lab:
- proteine C: n of verlaagd (Vitamine K afhankelijk enzym dat door de lever gevormd wordt en factor Va en VIIIa inactiveert)

  • Proteine S: normaal of verlaagd (cofactor voor proteine C)
  • Antitrombine III: n of laag
  • Factor V leiden: verlengd
  • aPTT: verlengt
  • Lupus anticoagulans: verhoogd
  • anti-cardiolipine IgM: verhoogd
  • anti-Cardiolipine IgG; verhoogd
  • ß2-glycoproteine 1 IgG: verhoogd
  • ANA+
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een omstandigheid dat de aanwezigheid van antifosfolipide Ab, maar waar er geen sprake is van APS?

A

Na een hersen of hartinfarct kunnen er ook Ab gevormd worden tegen fosfolipiden

22
Q

wat is de diagnostiek van APS?

A

Klinische criteria:
- trombose: arterieel of veneus in willekeurig orgaan
- ZS problemen: tm 3x miskraam < 10 wk (zonder onderliggende afwijkingen), dood gezonde foetus ≥ 10 wk, prematuriteit < 34 wk door ernstige (pre)eclampsie of placenta falen

Lab criteria: 2x, tm 12 wk uiteen –> APLA
- Lupus anticoagulans
- Anti-cardiolipine Ab
- anti-ß2 glycoproteine 1 Ab

Vaak icm:
- trombopenie
- livedo reticularis

23
Q

wat zijn APLA’s?

A

groep van Ab met deels overlappende specificiteiten –> verschillende technieken en Ag (niet enkel tegen fosfolipiden, dus vele groepen en targets

24
Q

wat is de pathogenese van APS?

A

Fosfolipiden: structurele lipiden –> bouwelementen van cellen
–> Komen voor in membranen van cellen (membraan = dubbele laag fosfolipiden)

  • Ab zijn gericht tegen plasmaeiwitten die binden aan vooral negatief geladen fosfolipiden
  • Vooral: bèta-2-glycoproteïne-I en protrombine
  • Bèta-2-glycoproteïne-I: bindt aan negatief geladen oppervlak waarbij conformatie verandering waardoor Ag aan oppervlak komen –> hieraan Ab binden
  • Bèta-2-glycoproteïne-I: is een inhibitor van de coagulatie en regulator van het complement systeem
  • APLA kunnen endotheelcellen, trombocyten en verschillende IC (oa monocyten en neutrofielen) activeren
  • De remming van de coagulatie wordt geremd –> inductie van trombose
  • Recruitment van ontstekingscellen met pro-inflammatoire cytokines
    En er is bvb een verhoogde expressie van tromboplastine = TF door Mf) –> activeert de secundaire hemostase
  • Complement activatie: mn bij ZS-complicaties geven waarbij de placenta wordt geactiveerd en dit kan leiden tot een miskraam
25
wat is lupus anticoagulans?
- In vivo: procoagulant - Ab (vn IgG en IgM) specifiek tegen fosfolipide eiwit component van de celmembraan (mn ß2-GP1 en protrombine) - Inhibeert de fosfolipide afhankelijke coagulatie --> verlenging van de aPTT (vooral in vitro) - Associatie met trombose (ondanks verlengte aPTT in vitro) - Trombose risico is het sterkst bij lupus anticoagulans (vergeleken de andere diagnostische Ab) LET OP: de meeste mensen die lupus anticoagulans hebben, hebben GEEN lupus
26
wat is de paradox van de lupus anticoagulans?
- Bloedafname: fosfolipiden toevoegen om bloed te laten stollen --> icm met normale stollingsfactoren zal het bloed daardoor gaan stollen --> stollingstijd meten - Patient met APS: de APLA's gaan op de fosfolipiden zitten waardoor verlengde stollingstijd - bevestiging: plasma toevoegen om stollingsfactor defect uit te sluiten - als je hieraan heel veel fosfolipiden geeft waardoor de Ab verzadigen zal de stollingstijd verkorten MAAR: patienten hebben dus in vitro een verlengde stollingstijd, maar in vivo last van trombose
27
wat is de behandeling bij APS?
Reguliere antistolling: - coumarine of heparine - DOACs: niet geïndiceerd bij APS - trombo aggregatie remmers zoals aspirine (lage dosis) Andere opties: - Ig therapie - retuximab: remt alleen de nieuwe plasmacellen en niet die al bestaan - plasmaferese: wegvangen van Ab - statines: beschermen tegen cerebrovasculaire accidenten
28
Hoe lang behandelen we bij APS?
- vaak levenslang
29
wat is de streefwaarde voor de INR bij APS?
3,0-3,5
30
wat zijn complicaties van APS?
- trombose - bloedingen door de behandeling - vroege atherosclerose - vroegtijdig beëindiging van de ZS
31
Wat zijn de overeenkomsten tussen SLE en APS?
In de nieuwe criteria voor SLE zijn de APLA's meegenomen Overeenkomsten: - Neurologische afwijkingen - hematologische afwijkingen - nierafwijkingen - Immunologische afwijkingen - ANA + - chorea e.a. - trombopenie - proteinurie - anti-fosfolipiden Ab
32
wat is een symptoom dat aan de ogen kan voorkomen bij iemand met APS?
Ameurosis fugax: voorbijgaande kokervisus --> acuut verminderde visus wat vanzelf weer herstelt
33
Wat kan prednison voor ernstig beeld geven qua neurologie?
delier
34
wat zijn de mogelijke oorzaken/afkomsten van perifere embolieen?
- cardiale bron - atrium fibrilleren - distale bloedvat occlusie - aneurysma - atherosclerose
35
Tussen welke gegeneraliseerde AIZ zit redelijk wat overlap?
- SLE - Sjogren - APS - MCTD = mixed connective tissue disease - Systemische sclerose: sclerodermie, CREST - RA - polymyositis of dermatomyositis
36
wat zijn de problemen bij de diagnose van een aantal gegeneraliseerde AIZ?
- grote overlap - lastig onderscheid maken --> is wel nuttig om te maken - hebben wel allemaal hun eigen kenmerk
37
wat zijn niet specifieke symptomen en lab afwijkingen die voorkomen bij veel gegeneraliseerde AIZ?
Kliniek: - vermoeidheid - koorts - artritis/artralgie - vasculitis - Raynaud - nier afwijkingen lab: - anemie - hoog BSE en ESR - leukopenie - trombopenie - ANA - reumafactor
38
wat zijn specifieke kenmerken van de bepaalde gegeneraliseerde AIZ? SLE Sjogren sclerodermie RA SCLE
SLE: - huid: gevoeligheid voor zonlicht (UV) en BM-fluorescentie - glomerulonefritis MET: anti-dsDNA Sjogren - exocriene klieren - focale lymfocytische sialoadenitis (speekselklierontsteking) MET: anti-SS-A en anti-SS-B sclerodermie: - Huid: toename collageen MET: anti-topoisomerase-I RA: - erosieve artritis SCLE: - Circulaire fotosensitieve huid erytheem MET: anti-SS-A en anti-SS-B
39
wat is kenmerkend/typisch voor SLE tov andere AIZ?
- Huid: fotosensitiviteit - glomerulonefritis Anti-dsDNA Ab
40
wat is kenmerkend/typisch voor sjogren tov andere AIZ?
- focale lymfocytische sioloadenitis Anti-SS-A = anti-Ro (type ANA gericht op Ro-eiwit --> voorkomend bij meerdere AIZ) Anti-SS-B = anti-La
41
wat is kenmerkend/typisch voor sclerodermie tov andere AIZ?
Toename huid collageen anti-topoisomerase 1
42
wat is kenmerkend/typisch voor RA tov andere AIZ?
erosieve artritis anti-CCP reumafactor
43
wat is kenmerkend/typisch voor SCLE tov andere AIZ?
circulaire fotosensitieve huid erytheem anti-SS-A = anti-Ro anti-SS-B = anti-La
44
wat bepaalt de zin van de diagnose van AIZ?
Klinische relevantie --> als aan criteria van > 1 AIZ voldoet is de klinische relevantie doorslaggevend
45
Wat is het meest doorslaggevend bij de diagnose?
De klinische verschijnselen die het grootste probleem geven of op de voorgrond staan
46
wat is het nut van een goede diagnose?
- Prognose - Controles - Behandeling - Wetenschappelijk onderzoek
47
wat is de ziekte van Kikuchi-Fujimoto? wat voor dingen komen hierbij? Wat is het beloop? Wie krijgt dit vaak?
= subacute necrotiserende regionale lymfadenitis Vaak: met milde koorts, nachtzweten, myalgie, leukopenie en anemie Soms: gewichtsverlies, misselijkheid, braken,, pijnlijke keel Beloop: self limiting, benigne, gene behandelingen nodig Wie: jonge vrouwen vaak
48
wat is de betekenis van ANA's?
Nooit prikken als er geen ziekte bij zit zoals: huiduitslag, artritis, inflammatie beeld Bvb 30% van de mensen met pfeiffer heeft dit
49
waarop duidt een afname van complement in het bloed?
Verbruik --> vasculitis (zoals lupus)
50
Hoeveel van de gezonde mensen heeft APLA?
2-4%
51
Wat is de kans op een infarct bij lupus?
50-100x verhoogd in vruchtbare leeftijd