college 5 Flashcards

1
Q

afferente en efferente neuronen

A

afferente= brengen info naar hersenen toe, bv pijnprikkels, vaak pirimidale cellen, langer en dunner
efferente= sturen infor weg naar lichaam vanaf hersenen, korter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

corticale cellen

A

bepaald soort neuronen die tussen verbinding zorgen in het brein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

cortische lagen, sensorische cortex en motorische

A

sensorische heeft meer binnenkomende lagen en motorische meer uitgaande lagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

reconstructie

A

alle visuele/tactische en auditieve inofrmatie word eerst uitelkaar getrokken en ergens anders in het brein weer samengevoegd, bij schizofrenie gaat dat samenvoegen fout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

neurale sychronisatie

A

door in tijd en ruimte op elkaar afgestemd te zijn, kan het brein verschillende input van de verschillende neuronen interpreteren als wel of niet bij elkaar horend. je hersenen generen een soort frequentie en als cellen dezelfde frequentie hebben dan kan het zijn dat ze iets met elkaar te maken hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

dissociatie van stimuli

A

als het misgat bij de neurale sychorninsatie, dan hebben mensen vaak moeite met het begrijpej van de wereld= asychrone hersenpatronen, soms leggen neuronen contact met elkaar terwijl dat niet zou moeten, psychoses bv

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

leipmanns apraxia (handelen niet meer doelmatig verloopt)

A

als het corpus callosum mist begrijp je wel wta er gezegd word, je voelt de intentie op het te doen maar vervolgens blijft de fysieke handeling uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

agenesis

A

het uitblijven van of onderontwikkeld blijven van specifieke gebieden, de hersenen blijven dan achter in leeftijd bv FAS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

geschwinds model van disconnect

A

het ontbreken van specifieke neuralen banen waardoor problemen kunnne onstaan in een actie-reactie keten. afhankleijk van waar het misgaat is hetgeen wat mis gaat anders. dit model ging kijken naar de informatiestroom die vanuit je binnen hersenen naar de prefrontale cortex gaat. vervolgens gaat het signaal weer de andere kant op= wat je ermee doet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

contralateral neglect

A

mensen voor wie de linkerkant van de wereld niet bestaat, niet omdat de ogen niet werken maar omdat de hersenhelft het minder goed doet, ze (zien) het dus wel maat verwerken niks van wat aan die kant is, of andersom dan bestaat de rechterhelft niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

corticale netwerken

A

kennis ligt opgeslagen in netwerken van heel veel neuronen. activatie van een knoop in dat netwerk zorgt voor activatie in aaneengesloten knopen, sommige knopen zijn veel centraler, als deze uitvallen kan meer dissociatie optreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

anatomische assymetrie

A

meeste mensen is linkerhersenhelft groter, brein is beetje scheef, links en rehct verschillen ook bepaalde geieden komen bv links wel voor en rechts niet vica versa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

neuronale assymetrie

A

heo meer je in het midden zit hoe minder vertrakkingen maar wel langer., in prefrontale cortex meer neuronen die meer vertakkingen hebben, dezelfde neuron meer achterin de hersenen heeft veel minder vertrakkingen dat heeft te maken met de fucnties van deze gbieden, meer vertakkingen gebieden zinn harder, ene gebied sneller en kwetsbaarder is dan andere.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

lateraal brein schade

A

als het corpus calossum aangetast is, kunnen de hersenhelften niet goed communiceren, wat je rechts ziet gaat naar de linkerkant van je breim, daar zit je taalgebied dat je kan benoemen maar wat je links ziet gaat naar de rechterkant dit kan je dan wel natekenen maar niet zomaar benoemen omdat je er geen woorden aan kan koppelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

assymetrie in het visueel systeem

A

linker hersenhelft doet meer fijne bewegingen en rechts doe meer met algemene vorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

assymetrie auditief

A

op het moment dat elk oor een eigen geluid krijgt, krijgt dat geluid de dominantie binnen de betrokken hersenhelft

17
Q

motorische asymmetrie

A

sensorisch pad uit de handen weg loopt net iets anders dan motorisch pad naar de handen toen. bij rechtshandige mensen is de asymmetrie groter dan bij linkshandige