college 2 Flashcards
hersenen en lagen
- de schedel= hard en zorgt voor bescherming
- menginitis= hersenvlies en bestaat ui 1. dura mater= stevige laag die alles bijelkaar houd 2. arachnoidea membraan= heeft de vorm van een web en zorgt voor flexibiliteit in de hersenen, bij stoot buigen de hersenen een beetje mee. 3. piamater= verzogende laag hier ligt zuurstof opgeslagen.
- subarachnoide ruimte= ruimte waar hersenvloeistof doorheen loopt, voeding naar de gliacellen
hersenen en 3 onderdelen
grote hersenen= waar het denken plaatsvind
kleine hersenen= beweging, aantsuring van motoriek
hersenstam= alle reflexen, dingen die ons lichaam van nayure moeten doen zoals pijn en kou
hersenhelften
2 hemisferen, vrijwel symmetrisch, als 1 hersenhelft het niet meer goed doet dan kan de andere helft het deels overnemen. fissura longutudalis is de overlangs lopende groef
corpus callosum
verbind de 2 hersenhleften met elkaar en als die niet helemaal goed gaat kan dit zorgen voor epileptische aanvallen
ventrikel van corpus callosum groter
ziekte van hunington, parkison en gilles de la tpourette
hindbrain= hersenstam en kleine hersenen
ondersteuning van vitale fucnites van het lichaam
medula= ademhaling en hartsalgregeling
pons= treinstation tussen de hersenen en de rest van het lijf, de 12 banen
cerebellum= coordinatie en fijne motoriek, articualtie en nauw werken is beter verbinding tussen cerebellum en hersenen– toppsorters
midbrain
verwerking van visuele en auditieve signalen, tussenstation tussen de buitenwereld en bewust denken. bij ass gaat het hier miss door de hele selectieve verwerking. met namen ter verwerking van motorsignalen
forebrain= diencephalon en telecephalon
-diencephalon= tussenhersenen= thalamus= doorgeven van motorische informatie en slaap en alertheid en bewustzijn
hypothalamus= stimuleren van hormonen, reguleren van lichaamstemperatuur, honger, gehechheid, vermoeidheid en slaapritme= dit gebied licht op bij kinderen die een hele goie band hebben met hun ouders
- telenchephalon= het bovenste gedeelte van de hersenen= cerebrum= grote hersenen= buitenste laag, controleren alle vrwijwille bewegingen en nadenken= grote hersenen
4 hoofdgebieden in cerebrum
- occipitaalkwab= achterin= visuele verwerking
- parietaalkwab= achter/middenbovenin= beweging
- temporaalkwab= voor/midden onderin- taalonwtikkeling
- frontaalkwab= voorste gedeelste zowel onder als boven= hogere orde denken
neurale cel en gliale cel
- neurale cel heeft asl fucntie om info door te geven= 1. interneuronen= allemaal uiteindes die even lang zijn. 2. projecterende neuronen= 1 of meer langere uitlopers om naar een volgende cel te gaan
- gliale cel= ondersteuningcellen, zorgen voor voeding, bescherming en antibacteriele werking. 1. oligodendroglia cel= korte verbinding, vooraal bedoeld voor ondersteuning, stevigheid, zorgen ervoor dat informatibanene uit elkaar blijven liggen, zodat signalene niet naar een andere baan overspringen. 2. astrocyten= veel steviger, meer pootjes voor de voeding
structuur neuron= zenuwcel
cellichaam= bevat genetische info, dendrieten= contactpunten en voelsprieten of buurcellen iets willen doorgeven
axonen= uitloper, meestal maar 1 van, vertakking aan het eind
verschillende neuronen
-sensorische neuronen= vangen info op, geven infor over bv kleur of temperatuur
-interneuronen= tussenstations, veel dendrieten en 1 axon= purkinje cellen = heel gevoelig om infor te verwerken, veel dendrieten. stellate cellen= thalamus heel veel vertakkingen en pyramide cellen= cortex= flatgebouw
- motorneuronen= sturen signalen van het brein en ruggenmerg naar de spieren
informatie verwerking in een neuron
begint bij dendrieten die krijgen stimulatie die geven dat door aan cellichaam, wanneer het signallen van genoeg verschil;ende dendrieten is aangekomen laat het cellichaam dit aan de hersenen weten
gliacellen en schwan cellen
schwan cellen= de gliacellen gaan om de axon/dendrieten heen zitten en isoleren daarmee een deel van de cel. deze isolatie zorgt voor beter geleiding van elektriciteit, hoe vettiger hte laagje om de axon= meyline hoe sneller de hersenen worden
grijze en witte materie en reticulaire materie
grijze materie= aan de buitenkant, opslag en verwerking van info
witte materie= binnenkant, transportbuizen, verbindingen leggen tussen grijze materie en rest van hersenen= nieuwe dingen leren door te verbinden aan al bestaande dingen om zo beter te onthouden
reticulaire materie=gericht op activiteit en beweging, een mix van cellichamen en axonen