College 4 - Monetary and fiscal policy, European integration and optimum currency areas Flashcards

1
Q

Uit welke twee (2) markten bestaat de economie?

A
  1. Goederenmarkt, weergeven door de IS-curve (Investments = Savings)
  2. Kapitaalmarkt, weergeven door de MP-curve (Monetary-Policy)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe plot je de goederenmarkt op een grafiek?

A

y-as: Interest
x-as: evenwichts Y waarvoor de volgende formule geldt:
Y = C + I + O
Y = Netto binnenlands inkomen
C = Consumptie
I = Investeringen
O = Overheidsbestedingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Op welke manier hebben de diverse onderdelen van de Y-formule impact op de grafiek van de goederenmarkt?

A

> Bij verhoging va de interest, worden investeringen en consumptie.
Bij verandering van het inkomen dat geïnvesteerd/geconsumeerd wordt, verandert de richtingscoëfficient/helling van de IS-curve.
Verandering in overheidsuitgaven leidt tot een verschuiving van de IS-curve naar links of rechts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe plot je de kapitaalmarkt op een grafiek?

A

y-as: interest
x-as: aangeboden leningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kan de centrale bank de IS-curve en MP-curve beïnvloeden?

A

Door extra geldt uit te geven of door te lenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke vier (4) kenmerkende aspecten zijn er ten aanzien van de kapitaalmarkt?

A
  1. Finance is risicovol, bedrijven kunnen omvallen indien leningen niet worden terugbetaald
  2. Er is bijzonder veel contact tussen financiële instellingen, deels om individuele risico’s te managen
  3. Risico kost geld, hoe hoger het risico hoe meer geld
  4. Mensen houden hun spaargeld bij banken welke het vervolgens weer uitlenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke twee (2) doelstellingen kent de centrale bank?

A
  1. Zorgen dat de inflatie niet te hoog of te laag is (ca. 2%)
  2. Zorgen voor een stabiele economie door middel van tegencyclisch beleid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke drie (3) extra componenten ontstaan er als de markt opengegooid wordt?

A
  1. Current account: import/export goederen
  2. Financial account: lenen/uitlenen van geldmiddelen
  3. Interventies van centrale banken met betrekking tot de reserves van vreemde valuta
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe ziet de goederenformule eruit indien uitgebreid wordt met de current account?

A

Y = C + I + O + E - M
Hierbij geldt E = export en M = import

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt de interest rate parity in?

A

Dit doet zich voor op de kapitaalmarkt. De in- en uitvloei van kapitaal wordt gestuurd door de verwachte interest op investeringen in het buitenland en de verwachte koersontwikkeling. Doordat er vanuit gegaan wordt dat markten efficiënt zijn, wordt aangenomen dat verschillen in winstgevendheid tussen landen (rekening houdend met koersverschillen) structureel niet mogelijk zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke formule is het resultaat van de interest rate parity?

A

Domestic interest = Foreign interest + rate of deteriation of currency

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke formule omvat de omvang van een risico ten opzichte van het geëiste rendement?

A

Interest risky asset = Interest safe asset (domestic interest) + Risk premium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke drie soorten aanpak zijn er vanuit de centrale bank mogelijk ten aanzien van de wisselkoers?

A
  1. Vrije stromen van kapitaal
  2. Vaste wisselkoers
  3. Autonoom monetair beleid
    Omdat er een open economie is, zijn er slechts twee tegelijkertijd mogelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de impossible trinity principle?

A

De driehoek die ontstaat wanneer IRP aan de grafiek toegevoegd wordt en IRP gelijk is aan IS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke drie (3) situaties ontstaan er bij de impossible trinity principle?

A
  1. De centrale bank accepteert dat het geen autonoom monetair beleid heeft, IRP = IS
  2. De centrale bank accepteert dat er geen vaste wisselkoers is, IS gaat naar links of rechts. Dit is afhankelijk van interest van het thuisland t.o.v. het buitenland. Bij het nieuwe evenwicht geldt ook IRP = IS echter is IS verschoven.
  3. Centrale bank beperkt vrije kapitaalstromen waardoor IRP uit het model verdwijnt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het verschil tussen de nominale wisselkoers en de reëele wisselkoers?

A

Nominaal: geeft aan hoeveel euro’s je voor een dollar krijgt
Reëel: geeft aan hoeveel euro een product kost t.o.v. hoeveel dollar het kost.

17
Q

Wat houdt de purchasing power parity principle in?

A

Toename van de huidige wisselkoers = foreign inflation - domestic inflation

18
Q

Wat is een optimum currency area?

A

Dit is een gebied dat beter af is bij één centrale munt in plaats van regionale (landelijke) munteenheden.

19
Q

Wat zijn de vijf (5) voordelen aan een centrale munteenheid?

A
  1. Transactiekosten/wisselkosten verdwijnen
  2. Prijs transparantie: prijzen tussen landen zijn beter te vergelijken waardoor competitiviteit toeneemt en het totale surplus daarmee ook
  3. Onzekerheid: wisselkoersrisico verdwijnt
  4. Handel: naast toegenomen transparantie door gelijke eenheden neemt de handel ook toe door de afname van non-tarifaire barrières zoals kwaliteits- en milieu-eisen.
  5. Kwaliteit van monetaire politiek: de centrale bank is veel sterker onafhankelijk van nationale politieke belangen en misbruik van monetaire maatregelen is veel lastiger.
20
Q

Hoe ontstaan kosten van een centrale munteenheid?

A

Doordat er één centrale monetaire politiek is die niet specifiek is toegespitst op de individuele situatie van ieder land in de currency area.

21
Q

Wat zijn asymmetrische schokken?

A

De vraag neemt af in land A, maar niet in land B. Hierbij helpt de monetaire maatregel het ene land, maar schaadt die een ander land.

22
Q

Welke drie (3) criteria maken een optimum currency area (OCA) acceptabel?

A
  1. Mundell criterium: de productiefactor arbeid moet vrij kunnen bewegen. Des te vrijer arbeid kan bewegen, des te beter de inefficienties agv een asymmetrische schok opgevangen kunnen worden door verplaatsing van arbeiders van land A naar B.
  2. Kenen criterium: de kans op asymmetrische schokken neemt af als de nationale economieën sterk gediversificeerd zijn. Hierdoor zullen plotselinge afnames van wereldwijde vraag voor een bepaalde markt een land minder raken.
  3. Mckinnon criterium: landen die sterk met elkaar handelen vormen een goede basis voor een OCA. Bij grote handelsvolumes zullen wisselkoersen zowel bij import als export een rol spelen waardoor een wisselkoers tussen twee veel samen handelende landen in feite amper bestaat. Winsten bij import heffen verliezen bij export op en vice versa.
23
Q

Zijn er verzekeringsmechanismen die de asymmetrische schokeffecten kunnen opvangen/mitigeren?

A

Nauwelijks, heen en weer vloeien van landen waar het positieve effect neervalt en landen waar het negatieve effect neervalt kan de schadelijke effecten deels opvangen.

24
Q

Zijn de landelijke politieke standpunten op het gebied van economie overeenkomstig tussen de lidstaten?

A

Deels, ook bij symmetrische schokken kunnen er problemen ontstaan als de voorkeuren van landen onderling verschillen. Dit kan op het gebied van inflatie, arbeidsmarkt en schuld.

25
Q

Welke vier (4) maatregelen worden door een discussienota voorgesteld om de tekorten in de EMU te verhelpen?

A
  1. Europese stabiliteitsfunctie: groep van instrumenten om de economische ontwikkeling te stabiliseren en EU-brede of land-specifieke economische schokken te dempen.
  2. Europese schuldtitels: er komen Europese overheidsobligaties welke voordelen creëren voor financiële markten en voor de Europese economie. Deze helpen tevens om vermogenstitels van banken te diversifiëren, liquiditeit te vergroten en transmissie monetair beleid te verbeteren.
  3. Europees Ministerie van Financiën: er moet een ministerie komen voor de eurozone om taken te concentreren. Taken die geconcentreerd moeten worden zijn de economische en budgettaire bewaking van de eurozone en haar leden, coördinatie van de uitgifte van Europese veilige activa, macro- economische stabiliteitsfunctie en budget voor de eurozone.
  4. Europees Monetair Fonds: behoefte aan een fonds dat ervaring heeft met landen in ernstige betalingsbalansmoeilijkheden en betalingsproblemen.