College 3 - The essential micro economics of European integration Flashcards

1
Q

Hoe wordt de arbeidsparticipatie gemeten en op welke drie (3) manier is dit uit te drukken?

A
  1. Unemployment rate: unemployed / labour force (mensen die actief zoeken naar werk of werk hebben)
  2. Participation rate: labour force / working age population
  3. Employment rate: employed / working age population
    De arbeidsparticipatie wordt gemeten aan de hand van de werkloosheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vanwege welke drie (3) redenen is het nuttig meerdere manier te hebben om arbeidsparticipatie/werkloosheid uit te drukken?

A
  1. Sommige mensen werken zwart en worden dus onterecht als unemployed aangemerkt.
  2. Door een sociaal vangnet verschilt het per land hoe vervelend het is om geen werk te hebben.
  3. Het verschil tussen gewild en ongewild werkloos is niet altijd duidelijk, omdat sommigen de zoektocht opgeven.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe is de vraag- en aanbodlijn van de arbeidsmarkt ingedeeld?

A

De x-as betreft het aantal uur gewerkt en de y-as betreft de loonkosten in de vorm van prijs per uur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe verloopt de vraaglijn van de arbeidsmarkt?

A

De MPL (marginal productivity of labour) is een halve parabool die van linksboven naar rechtsonder loopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Om welke twee (2) redenen kent de MPL diminishing returns?

A
  1. Kapitaal is meestal een gegeven, dus bij een hoger aantal uur groeit het kapitaal niet mee waardoor de capaciteit te weinig kan zijn.
  2. Men wordt moe en minder nauwkeurig bij een hoger aantal uur.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe verloopt de aanbodlijn van de arbeidsmarkt?

A

Betreft een halve parabool die loopt van linksonder naar rechtsboven gezien bij een zeer hoog aantal uur ook een zeer hoog salaris wordt verlangt doordat de opofferingskosten van vrije tijd onevenredig toenemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe zou op korte termijn de marktsituatie niet in lijn liggen met de MPL?

A

Door krapte op de arbeidsmarkt of contracten die niet zomaar opgezegd kunnen worden, maar dit is zeer tijdelijk. Daarnaast zal in de praktijk de prijs voor arbeid nooit op het evenwicht tussen vraag en aanbod liggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Om welke vier (4) redenen zal de prijs voor arbeid nooit op het evenwicht tussen vraag en aanbod liggen?

A
  1. Minimumloon
  2. Collectieve arbeidsovereenkomsten
  3. Rigiditeit door wet- en regelgeving (opzegtermijnen, indexatie per jaar et cetera)
  4. Sociaal vangnet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke twee (2) soorten werkloosheid zijn er in de vraag- en aanbodlijn?

A
  1. Onvrijwillige werkloosheid. Dit ligt tussen de vraaglijn links en de aanbodlijn (excl. eventuele cao’s) rechts.
  2. Vrijwillige werkloosheid. Dit ligt tussen de aanbodlijn (excl. eventuele cao’s) links en het macimum aantal uren dat gewerkt kan worden rechts.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurt er met de aanbodlijn in het geval van een collectieve arbeidsovereenkomst?

A

De aanbodlijn schuift als geheel naar links doordat er een hogere prijs per gewerkt uur onderhandels is waardoor de markt wel op een evenwicht zal uitkomen. De onvrijwillige werkloosheid is dan te bepalen door Aanbod (individueel) - Aanbod (collectief) uit te rekenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het gevolg van loonkosten die een groot deel uitmaken van de totale productiekosten?

A

Landen beconcurreren elkaars arbeidsmarkten indirect via de goederenmarkt. Bij een liberalisatie van een landelijke economie met één of meerdere parnerlanden zal dit leiden tot groei in sectoren die hiervan kunnen profiteren middels export en leiden tot krimp in sectoren die hier nadelen van ondervinden omdat zij zich bezig hielden met import.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke twee (2) gevolgen zijn er wanneer landen elkaars arbeidsmarkten indirect beconcurreren via de goederenmarkt?

A
  1. Als de markt perfect efficiënt was of als de collectieve arbeidsovereenkomsten in beide sectoren gelijk waren, leidt dit niet tot een verandering van de werkloosheid.
  2. Echter, als lonen niet omlaag kunnen door bovengenoemde factoren zal een sterkere toename van de werkloosheid in de krimpsectoren optreden dan gecompenseerd wordt door de afname in groeisectoren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe ontstaat protectionisme?

A

Een hoge werkloosheid wordt politiek als pijnlijk gezien. Daarom kan het wenselijk zijn de winsten van de winnende sectoren deels te verdelen over de verliezende sectoren om zo geen anti-EU scepticisme te creëren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is social dumping?

A

Het gegeven dat de loonkosten in nieuwere EU landen flink lager zijn dan in de oude garde waardoor de angst bestaat dat hun sociale vangnet verslechtert. Dit wordt deels gemitigeerd doordat de loonkosten relatief sterker stijgen in de nieuwere landen waardoor het verschil in de toekomst steeds kleiner zal worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom is immigratie economisch gezien wenselijk?

A

Hoewel er sprake is van vergrijzing is er nog geen sprake van krimp doordat er meer immigratie dan emigratie plaatsvindt. Ten gevolge hiervan is het economisch gezien wenselijk immigratie te hebben om zo de afname van de labour force ten opzichte van de totale populatie te compenseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Op welke twee (2) manieren kan immigratie plaatsvinden?

A
  1. Intra-EU
  2. Extra-EU (derdenlanden)
17
Q

Waarom vindt intra-EU migratie vaak niet plaats?

A

Door diverse explicitete (7-jaar periode nieuwe toetreders) en impliciete (o.a. verschillen in pensioenstelsels en leeftijd) barrières. Hoewel anti-EU retoriek vaak over immigratiegolven vanuit oostelijke EU-landen spreekt, is verreweg het grootste deel van de immigratie extra-EU. Deze immigratie regelen landen nationaal waardoor deze kritiek ongegrond is.

18
Q

Hoe wordt het effect van immigratie op de arbeidsmarkt weergeven ten opzichte van de arbeidsmarkt.

A

Door een landelijke aanbodcurve en RoW aanbodcurve in eenzelfde grafiek van de arbeidsmarkt te plotten. De MPL van RoW is een inverse functie gezien de werkloosheid “omgekeerd” wordt gemeten (toename werkloosheid in het land dat in beschouwing wordt genomen is een afname in werkloosheid van de RoW).

19
Q

Wat gebeurt er met de prijs wanneer je immigratie toestaat en hoe lees je dit af in een grafiek?

A

De prijs per uur beweegt naar het evenwicht tussen de landelijke aanbodcurve en de RoW aanbodcurve waarbij een toename van het totale welvaartsurplus ontstaat. Er is immers betere allocatie.

20
Q

Welke drie (3) kanttekeningen dienen geplaatst te worden bij de bewering dat het welvaartssurplus toeneemt bij toestaan van immigratie?

A
  1. De verdeling van het surplus (tussen kapitaal of arbeid) in het land dat in beschouwing is genomen, wordt anders (meer naar kapitaal)
  2. Een deel van het arbeidssurplus gaat nu naar immigranten en niet naar de autochtone bevolking
  3. De verdeling van het surplus in de RoW wordt ook anders (meer naar arbeid)
21
Q

Welke twee (2) mogelijkheden zijn er op het gebied van unemployment?

A
  1. Immigranten vallen buiten cao’s en dergelijke waardoor de vraag naar arbeid vermindert (hier wordt immers deels in voorzien door immigranten) en de vraagcurve naar links verschuift.
  2. Immigranten doen ‘volledig’ mee waardoor de aanbodcurve naar rechts verschuift.
22
Q

Waarom is competitie-regelgeving sterk supranationaal geregeld?

A

Door liberaliseren van de Europese markt is er meer competitiviteit en hebben bedrijven een sterke incentive om samen te zweren en zo deze hogere druk te omzeilen (kartelvorming). Een verschil in aanpak per land kan het EU project onder druk zetten wanneer het ene land de samenzweerders een hand boven het hoofd houd.

23
Q

Hoe werkt kartelvorming door in het BE-COMP model?

A

De kartelvorming zal leiden tot een groter aantal ondernemingen dan wenselijk waarbij komt dat een te hoge prijs voor de prestaties gevraagd wordt, omdat minder wordt geprofiteerd van schaalvoordelen. Dit komt op zijn beurt weer doordat de ‘industry shake-out’ niet meer plaatsvindt. Het aantal bedrijven is kleiner waardoor samenwerken makkelijker is en competitie is structureel verhoofd waardoor de druk om een kartel te vormen dat ook is. Grafisch zie je dit doordat des te meer collusion er is, des te hoger en horizontaler de COMP-curve uitkomt.

24
Q

Welke drie (3) manieren van kartelvorming zijn er mogelijk?

A
  1. Perfect collusion: De mark-up is zoals bij een monopolie het geval zou zijn, echter is er nu meer dan één marktspeler. Dit leidt ertoe dat dat de afzet afneemt en de totale welvaart ook. Daarnaast blijft het totale aantal marktspelers voor samengaan en erna gelijk.
  2. Partial collusion: De mark-up is hoger dan bij een afwezigheid van kartelvorming maar niet maximaal. Dit komt in de praktijk het meest voor omdat kartelvorming een prisoner’s dilemma is. Bij deze vorm van collusion daalt het aantal marktspelers wel, hoewel minder dan bij een afwezigheid van collusion.
  3. No collusion.
25
Q

Welk welvaartseffect heeft kartelvorming?

A

Doordat kartelvorming leidt tot een groter aantal, minder efficiënte ondernemingen zal het producentensurplus niet toenemen (een hogere mark-up wordt gecompenseerd door meer marktspelers en een lagere afzet). Dit leidt enkel tot een welvaartsverlies in de vorm van een lager consumentensurplus (inefficiëntie-effect). Tevens voelt het voor consumenten oneerlijk een prijs met een hogere mark-up te betalen (rip-off-effect).

26
Q

Welke drie (3) bekende vormen zijn er voor het tegengaan van concurrentie door ondernemingen?

A
  1. Horizontale anti-concurrentie (kartels en exclusieve zones): exclusieve zones slaat op het delen van landelijke markten tussen partijen waardoor deze elkaar niet op dezelfde markt beconcurreren, maa ook op het rekenen van verschillende prijzen in verschillende markten.
  2. Verticale anti-concurrentie: prijsafspraken met leveranciers en afnemers.
  3. Misbruik maken van marktdominantie: een onderneming met veel marktmacht kan de markt vormen zodat zij er meer winst uit kan trekken.
27
Q

Welke drie (3) effecten volgen om het ingrijpen van de overheid middels het subsidiëren van verliezen na lieralisatie van de markt (om bijvoorbeeld faillissement te voorkomen)?

A
  1. De totale welvaart neemt toe, omdat de P boven de gemiddelde kosten ligt waardoor het verschil tussen de gesubsidieerde kosten en de verkregen prijs bijdraagt aan het totale surplus.
  2. Inefficienties en te kleine ondernemingen blijven bestaan.
  3. Ondernemingen voelen niet de druk om te verbeteren waardoor de gevolgen op lange termijn wel nadelig voor de totale welvaart kunnen zijn. (Dit is een belangrijk psychologisch effect.)
28
Q

Welk probleem ontstaat er als er bij liberalisatie verschillen zitten tussen de subsidies van landen onderling?

A

Er zullen meer marktspelers van het land dat de meeste subsidie verstrekt in leven blijven. Hoewel dit puur economisch gezien verspild geld is, zal het politiek lastiger te verkopen zijn dat deze werknemers een andere baan moeten zoeken en bedrijven niet langer bestaan terwijl het andere land hier geen of anmper last van heeft. Daarnaast houdt het BE-COMP model ook geen rekening met de kosten van herallocatie van werknemers (educatie e.d.) en faillissement.