College 4 Flashcards
Bedreigingen voor (logische) argumentatie
Retoriek (overtuigingskracht)
Biases (vooroordelen/ vooringenomenheid)
Bedreigingen voor goede argumentatie (en bronnen voor drogredenen)
Drogredenen (onbewust optreden)
- Onbewuste vooroordelen.
- Geen goede kennnis van logica en argumentatie.
- Vermoeidheid/ distractie/ verlies van focus.
- Onduidelijke situatie/ misverstanden.
Bewust optreden
- Retoriek.
- Luiheid.
- Kwaadwillendheid.
Logica (vs. retoriek)
“Logos”, betekent ‘woord’
Bewijzen
Argumentatief middel
Kracht, geldigheid, degelijkheid, validiteit
Aristoteles
Retoriek (vs. logica)
“Rhetorikos”, betekent ‘publieksspreker’
Overtuigen
Psychologisch middel
Heurstiek, biases, emotie
Aristoteles
Wat staat centraal tot het kritisch denken?
Het onderscheiden van logica en retoriek
Retoriek
Een machtige kunst van de overtuiging.
Effectieve manier om iemand voor jouw standpunt te winnen.
Logica (op zichzelf) is minder effectief.
‘Ondeugdelijke’ argumenten kunnen mensen nog steeds overtuigen met goede retoriek.
Overtuigingskracht is een subjectieve kwestie van psychologie.
Conclusie: We zijn emotionele wezens, die kunnen worden overtuigd door psychologische hulpmiddelen.
Geschiedenis van (klassieke) Retoriek
5e eeuw voor Christus: nieuwe democratie in Sicilië.
Veel ballingen keerden terug om hun eigendommen terug te vorderen van de nieuwe autoriteiten.
Ondanks gebrek aan schriftelijk bewijs, mochten ze hun claim voor een jury beargumenteren.
De behoefte om overtuigend te spreken leidde tot een nieuwe school van ‘retorica’, waar retoriek werd onderwezen.
Gorgias, Siciliaanse filosoof, speelde hier een grote rol in en bracht retoriek naar Athene.
Aristoteles over Retoriek
“Het vermogen om in ieder geval alle beschikbare overtuigingsmiddelen te observeren/ontdekken.”
“Een combinatie van de wetenschap van de logica en van de ethische tak van de politiek.”
De retorische driehoek
Ethos:
- Communicator
- Het creëren van geloofwaardigheid en betrouwbaarheid.
Pathos:
- Publiek
- Oproepen van emoties en gevoelens bij het publiek.
Logos:
- Boodschap
- Logisch redeneren gebruiken om een argument te ondersteunen.
- Zoals logica
Afhankelijk van het doel en de context worden ze individueel in twee of allemaal gebruikt.
Het belang van retoriek vandaag de dag
Klassieke retoriek: politieke doelen
Moderne retoriek: politiek, marketing/reclame, recht, zaken, literatuur, nieuws, (sociale) media, straat, woonkamer
Kritisch perspectief in plaats van artistiek product
Retoriek & drogredenen uitvergroot (en ‘genormaliseerd’?) door internet/ sociale media
Framing: “Oh, dat is gewoon retorisch bedoeld”
De retorische driehoek in marketing/ advertenties
Ethos: geloofwaardigheid & ethiek; argument van autoriteit
- Jennifer Aniston die water drinkt
- Witte jas met water
Pathos: emotionele aantrekkingskracht
- “Open a Coke, open happiness”
- “L’Oréal, because you’re worth it”
Logos: logisch redenen
Andere overtuigingstechnieken in advertenties
Telos: appelleren aan het doel van het publiek
Kairos: appel op tijdigheid/ het moment van de koop
Retorische kracht
De kracht om woorden uit te drukken die verschillende psychologische en emotionele reacties oproepen.
Gebruikt de ‘associatieve’ betekenis van woorden boven de meer neutrale ‘woordenboek’-betekenis
Vb. ‘seniore heer’ vs. ‘oude man’
Retorische middelen:
Een taalkundig middel dat voornamelijk wordt gebruikt om te overtuigen door attitudes te beïnvloeden door middel van associaties, connotaties en implicaties van woorden, zinnen en meer uitgebreide passages.
Hoewel retorische middelen kunnen worden gebruikt om de overtuigingskracht van argumenten te vergroten, voegen ze geen logische kracht toe aan een argument.
Retorische midelen zijn buitengewoon effectief in het geven van psychologische kracht aan een argument.
Ze zijn niet slecht op zichzelf.
Eufemismen
‘Eu’ = goed, ‘pheme’ = woord
Een neutrale of positieve expressie gebruiken in de plaats van een woord dat een negatieve associatie heeft.
Meestal positief gebruik, maar kan ook gebruikt worden om wangedrag wit te wassen.
Iets beter laten klinken dan het misschien eigenlijk is.
Dysfemisme
‘Dys’ = slecht, ‘pheme’ - woord
Een woorduitdrukking om een negatief effect te hebben op iemands houding ten opzichte van iets, of om de positieve associaties die het kan hebben af te zwakken.
Vb. heel vermogend –> obsceen rijk
Niet zo slim –> dom
Wezels (weaselers)
Woorden of uitdrukking die de claim afzwakken of verzwakken, zodat de communicator een uitweg heeft als de claim wordt aangevochten.
Vaak vormen van vaag taalgebruik.
Bijv. ‘tot’, ‘ongeveer’, ‘sommige’, ‘misschien’, ‘mogelijk’, ‘misschien’, ‘vaak’, ‘onderzoek toont’, ‘zeggen experts’
Vb. ‘dermatologisch getest’ geeft nieta an of het goed uit de test is gekomen, alleen dat het getest is.
Bagatelliseren
Woorden of uitdrukkingen waardoor iemand of iets er minder belangrijk/ betekenend uitziet dan het in werkelijkheid is.
“Aanhalingstekens” kunnen woorden soms in downplayers veranderen.
Vb. ‘gewoon’, ‘slechts’, ‘zogenaamd’
“Ik zou Jimmy niet uitnodigen om voor de band te drummen - hij speelt amper twee jaar”