College 3 Flashcards
Wat is het fundamentele verschil tussen categorische en propositionele logica?
Er is geen fundamenteel verschil
Waar staan de A’s en B’s voor bij categorische logica?
Groepen
Waar staan de A’s en B’s voor bij propositionele logica?
A en B zijn proposities die waar of onwaar kunnen zijn.
Let op: A en B hebben geen causaal verband, het gaat erom of ze samen optreden.
Waar of niet waar:
Nieuwe bevindingen ondervinden weerstand, maar dit heeft altijd alleen te maken met het feit, niet door dingen die er niks mee te maken hebben.
Niet waar.
Nieuwe bevindingen ondervinden weerstand, dit kan ook komen door dingen die niks te maken hebben met het feit (vrouw, te jong, etc.)
Thomas Kuhn’s “Structure of Scientific Revolutions”
Dit boek is niet normatief, maar descriptief.
Hij schrijft niet hoe wetenschap hoort maar hij schrijft over wat er gebeurt.
Thomas Kuhn’s “Context of discovery”
Beschrijving van het ontstaan van theorieën.
BV. Wetenschapsdynamica, wetenschapssociologie
Context of justification en bij wie hoort het
Rechtvaardiging van theorieën op basis van observaties en logica.
Logisch positivisme en Popper.
Postpositivisme
Het richt zich op de vraag “Wat is wetenschap en wat niet?”
Het gaat niet over falsificatie maar over de manier waarop wetenschap bedreven is in het verleden en de manier waarop een theorie is ontstaan (context of discovery).
Wat is waar:
Kuhn beargumenteerde dat een theorie klopt afhankelijk van de context en tijd waarin deze plaatsvindt.
Kuhn beargumenteerde dat een theorie klopt onafhankelijk van de context en tijd waarin deze plaatsvindt.
Kuhn beargumenteerde dat een theorie klopt afhankelijk van de context en tijd waarin deze plaatsvindt.
Paradigma
Volgens Kuhn is een paradigma een algemeen begrip: het is een algemene wereldvisie; een algemeen geaccepteerd wereldbeeld.
Heel veel kennis die je niet hoeft te beargumenteren maar voor waar aan kan nemen, behalve de onderzoeksvraag, die kan je niet aannemen.
Paradigma’s zijn incommensurabel.
Theoretische en praktische regels voor het doen van wetenschap.
Referentiekade waarbinnen een wetenschap opereert.
Het heeft een sociologische kant, het geeft ‘opvoedingsrichtlijnen’ voor jonge wetenschappers.
Normal science staat onder de paraplu van een paradigma.
Anomalie
Een ‘onopgeloste puzzel’
Resultaat dat niet binnen het paradigma past.
In welke volgorde hoort het volgende:
Paradigma shift
Crisis
Wetenschappelijke revolutie
Crisis > wetenschappelijke revolutie > paradigma shift (‘Gestalt switch’)
Wat zijn de fases in de cyclus van Kuhn
Pre-paradigmatische fase:
Overkoepelend paradigma afwezig
Normale wetenschap:
Vooruitgang binnen paradigma
Crisis:
Aantal anomalieën groeit
Revolutie:
Geen overkoepelend paradigma, fundamenten worden onderzocht
De laatste 3 vormen een cyclus
Pre-paradigmatische fase
Dit is de begintoestand van een wetenschap.
Geen vaststaande paradigma’s, deze zijn nog in ontwikkeling.
Meerdere paradigma’s bestaan naast elkaar (onzekerheid, strijd over methoden en principes)
Overgang naar ‘normal science’
Als een van de paradigma’s uit de pre-paradigmatische fase duidelijk de overhand krijgt
–> ontwikkeling van een overkoepelend paradigma
Normal science
Gestuurd door paradigma.
Wetenschap is probleemoplossend.
Het kader staat, de details moeten worden ingevuld.
Gestuurd door succesvolle wetenschap, niet zozeer door expliciete regels.
Het paradigma schrijft voor wat wordt geaccepteerd als succesvol onderzoek.
Problemen normal science
Experimentele problemen
- Ook ontwikkeling van nieuwe technieken en instrumenten
Theoretische problemen
Anomalieën: moeilijk probleem wordt soms later opgelost, soms helemaal niet.
Wat is nooit een probleem bij normal science?
Het paradigma, deze blijft overeind staan, en er is slechts één paradigma (in tegenstelling tot pre-wetenschap)
Er zijn altijd anomalieën. Wanneer lijden die tot een Crisis?
Wanneer de anomalie tegen de kern van het paradigma ingaat.
Wanneer te veel anomalieën zich opstapelen.
Wanneer maatschappelijke en economische factoren meedoen.
Crisis
Periode van onzekerheid.
Discussies over de fundamenten van het vakgebied.
Revolutie
Verandering van het paradigma
Ander wereldbeeld. Andere feiten en vragen worden relevant geacht.
Oude feiten vallen op een andere manier op hun plek in het nieuwe paradigma
–> Gestalt switch (je ziet opeens wat anders)
Aristoteles-Ptolemaeus vs. Copernicus-Galilei
Aristoteles-Ptolemaeus:
- Wereld bestaat uit twee rijken
– Het ondermaatse (vergankelijk, imperfect)
– Het bovenmaatse (perfect, onvergankelijk)
- Volmaakte vormen (cirkelbanen, bollen)
- Aarde is het middelpunt
Anomalie: bestaan van kometen
Copernicus-Galilei:
- Eén rijk
- Zon staat in het centrum
Anomalieën (aanvankelijk):
- Maan draait om de aarde
- Mars en Venus zijn schijnbaar altijd even groot (met het blote oog)
Paradigma verschuiving Copernicus-Galileo
Observaties met telescoop door Galilei:
Jupiter heeft ook manen
Maan heeft bergen en dalen (niet perfect)
Mars en Venus veranderen wel in schijnbare grootte
Venus heeft schijngestalten, zoals de maan (onmogelijk in A-P)
Wat is een consequentie van de incommensurabiliteit van paradigma’s?
Er is geen accumulatie van kennis.
Geen vooruitgang.
Eerder relativisme dan realisme.
Dit probleem werd later gematigd door Kuhn, maar juist geradicaliseerd door Paul Feyerabend.