College 3 inleiding virologie Flashcards

1
Q

Wat MOET een virus zijn?

A

Intracellulaire moleculaire parasiet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn vier eigenschappen van een virus?

A
  1. genoom bestaat uit DNA of RNA
  2. genetische info wordt gebruikt voor de productie van nieuwe virus partikels
    3.partikels verspreiden de infectie naar nieuwe cellen = besmettelijkheid
  3. heeft een cel nodig om kopieen te maken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In welke twee vormen/fasen kan een virus voorkomen?

A
  1. intracellulair: uiteengevallen
  2. extracellulair = virion (partikel) –> stabiel, compact
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat voor soort agentia is een virus?

A

Passief: geen strategie, denkt niet, geen belang bij veroorzaken van ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat kan het effect zijn van een virus?
Hoe vaak zijn virussen pathogeen?

A

Kan leiden tot celdood

> 90% veroorzaakt nooit ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom heeft een virus GEEN belang bij ziekte van de gastheer?

A

Omdat wanneer de gastheer ten onder gaat, het virus mee ten onder gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat voor soort systeem heeft een virus?

A

Afleversysteem
- virus valt cel aan
- gebruikt grondstoffen en energie van de cel voor reproductie
- nakomelingen kunnen nieuwe cel infecteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het verschil in ziekte beloop tussen virussen en bacteriën?

A

Bacterie: deelt zich iedere keer in 2 waardoor uiteindelijk langzamerhand een exponentiële groei ontstaat

Virus: na infectie eerst een latentie fase waarin niet detecteerbaar
- in een keer een hele lading virus naar buiten –> detecteren
= assemblage door geprefabriceerde onderdelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe kunnen bacteriën, schimmels en eencelligen gevonden worden?

A
  1. lichtmicroscoop
  2. kweken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarin leeft een bacterie wel en een virus niet?

A

Cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

In welke drie categorieën kunnen virussen geclassificeerd worden?

A
  1. ziekte
  2. morfologie en genetisch materiaal
  3. mRNA synthese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom is het indelen van virussen obv ziekte niet per se de beste methode?

A
  • een virus kan verschillende ziektes veroorzaken
  • verschillende varianten van een ziekte kunnen komen door verschillende virussen
  • een virus kan in de een wel symptomen geven en in de ander niet (bvb CMV)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar wordt naar gekeken bij het indelen van virussen obv morfologie en genetisch materiaal?

A
  1. morfologie
  2. bevat het RNA of DNA
  3. enveloped of naked (capside om genetisch materiaal)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn twee functies van een virus envelop?

A
  • beschermen virus
  • kan helpen bij infecteren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat kan RNA wat DNA niet kan?

A

Zichzelf repliceren en knippen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe gaat de replicatie cyclus van een virus?

A
  1. virion
  2. gaat cel in –> uitgepakt (lantente fase)
  3. transcriptie en replicatie
  4. assemblage uit cel

Virus neemt de cel over en bepaalt welke functies aan en uit staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat bepaalt of een cel vatbaar is voor een virus? welke twee termen horen hierbij?

A
  • Receptoren
  1. susceptibel = cel heeft juiste receptor
  2. resistent = cel heeft niet de juiste receptor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is tropisme?

A

virussen kunnen alleen op cellen gaan zitten die de juiste receptoren hebben

19
Q

Wat is de functie van de capside of de envelop bij het aanhechten van een virus?

A

Bepaalt de specificiteit voor de gastheercellen

20
Q

Wat kan leiden tot een resistentie van een cel tegen een virus?

A

Genetische variatie in een receptor waardoor niet functioneel
bvb bij AIDS in CCR-5
in europa bij ong. 1 %

21
Q

Hoe kunnen naked virussen en enveloped virussen een cel binnenkomen?

A

Naked:
- penetratie
- endocytose

enveloped:
- endocytose
- membraan fusie

22
Q

wat is het verschil in inactivatie tussen enveloped en naked virussen?

A

Naked virussen zijn lastiger te inactiveren met alcohol of eep waardoor blijven bestaan
envelop wordt kapotgemaakt of weggewassen

23
Q

Waarop worden virussen ingedeeld mbt genetisch materiaal?

A
  1. DNA of RNA
  2. ss of ds
    • = kant die codeert voor de eiwitten (meteen door ribosoom afgelezen want is identiek aan mRNA)
      - = eerst kopie maken voordat coderen voor eiwitten (dsRNA maken)

RT: RNA - DNA - RNA
Gapped: reparatie DNA tot dd en daarna RNA

24
Q

Hoe noemen we de classificatie obv genetisch materiaal?

A

Baltimore classificatie

25
Wat is het kern punt bij virussen en hun replicatie?
mRNA
26
Wat is een belangrijk punt voor een virus na replicatie?
Assemblage: onderdelen weer aan elkaar geplakt tot 1 structuur (automatisch) Nieuw deeltje MOET weer uit de cel = release via budding --> stukje membraan om virus materiaal heen
27
Wat gebeurt er in de latente fase en hoe lang duurt dit?
Virus is uiteengevallen in delen die vermenigvuldigd worden (anders dan bij bacteriën) --> moet weer bijeenkomen om infectie te kunnen geven Duur verschilt per virus
28
wat moet een cel nog meer hebben naast Susceptibiliteit om door een virus gebruikt te worden?
permissiviteit = ondersteunen van virus replicatie (hele cyclus/proces) en is dus MEER dan enkel de receptoren Het zou hier nog kunnen stoppen als een cel mechanismen heeft tegen het virus
29
Wat is het NIET wanneer een cel na binnendringen van een virus, dit virus toch stopt?
GEEN resistentie --> dat gaat over de receptoren!!!!! Dit is permissiviteit
30
op welke twee onderdelen kan worden ingegaan voor diagnostiek?
1. detectie van gastheer immuunrespons 2. detectie van het virus
31
Waar kijken we naar bij gastheer immuunrespons detectie? wat wordt niet gebruikt in de diagnsostiek?
1. antilichaam respons NIET: - T-cel respons - innate IS respons
32
Welke drie dingen worden gebruikt voor detectie van het virus?
1. pathologie, immunohistochemie 2. detectie virale genoom via PCR (DNA) of RT-PCR (RNA) 3. viraal antigeen (ELISA) NIET: - directe immunofluorescentie of elektronenmicroopscie - virus isolatie
33
Welke methoden gebruiken we om bacteriën te detecteren?
1. kweek +++ 2. microscopie ++ 3. PCR + 4. serologie + 5. antigeen detectie +/-
34
Welke methoden gebruiken we om virussen te detecteren?
1. PCR +++ 2. serologie +++ 3. antigeen detectie + 4. kweek -/+ 5. licht microscopie -
35
Welke methoden gebruiken we om parasieten te detecteren?
1. licht microscopie +++ 2. PCR ++ 3. Antigeen detectie + 4. serologie + 5. kweek -
36
Welke methoden gebruiken we om gisten/schimmels te detecteren?
1. kweek +++ 2. licht microscopie +++ 3. antigeen detectie + 4. PCR + 5. serologie -
37
Wat kunnen we detecteren met een RIA?
Radio-immuno asssay - antigenen (ELISA) capture antilichaam op plaatje --> als patient virus heeft bindt dit hierop --> dan kan een 2e antilichaam met een indicator binden - antilichamen: plakt virus op plaatje --> antilichaam patient bindt hieraan (IgG) -> antilichamen toevoegen met indicator die bindt aan IgG
38
Wat is het effect van PCR?
snel exponentiële versterking van het signaal ook al bij kleine hoeveelheden
39
Wat doen we na PCR?
- Sanger sequencing - NGS voor base volgorde
40
Welke blots kunnen waarvoor gebruikt worden? hoe gebruiken we dit in de virale diagnostiek?
Southern: DNA Northern: RNA western: eiwit is gel electroforese Na RIA om te bevestigen
41
Wat is een detectie limiet?
bepaalde hoeveelheid nodig om infectie te detecteren (bvb 50 kopieën)
42
Wat kan er nog meer worden aangetoond mbv antilichamen?
Infectie in het verleden of vaccinatie omdat lichaam dan antilichamen hiertegen heeft --> zijn andere dan in acute fase (dan IgM)
43
Hoe snel zijn welke de ELISA en western blotting positief?
Eerst ELISE Western blot pas later --> soms enkele weken wachten
44
wat is de verhouding tussen een T-cel en een virus partikel?
T-cel is 70x groter