College 1 Inleiding microbiologie en infectieziekten Flashcards
Noem twee eigenschappen van bacteriën op het gebied van de cel en noem drie varianten van het genetisch materiaal van bacteriën
Cel:
1. prokaryoot
2. eencellig
DNA:
1. dubbelstrengs
2. circulair
3. plasmidaal (cytoplasma) -> bestaat naast kern DNA
Wat is een belangrijke eigenschap van virussen?
afhankelijk van gastheercellen voor vermeerdering
Welk soort genetisch materiaal bevat een virus?
Kan DNA of RNA
NOOIT BEIDEN
kan dubbelstrengs of enkelstrengs zijn
Waarom is een virus geen micro-organisme?
Omdat het niet zelf kan overleven en vermeerderen
Wat is kenmerkend over de verschijningsvorm van fungi?
Bij de ene temperatuur is het de vorm van een schimmel en bij de andere temperatuur de vorm van een gist
Wat is het uiterlijke verschil tussen gisten en schimmels?
Gist: eencellig
Schimmel: lange vertakkende draden
Noem twee eigenschappen van fungi wat betreft de cel?
- eukaryoot
- velen dismorf
Hoe planten fungi voort?
Door sporen
Wat zijn twee belangrijke eigenschappen van parasieten?
- eukaryoot
- voor de ontwikkeling geheel of ten dele afhankelijk van een gastheer = parasitaire levenswijze
Wat is prokaryoot en wat is eukaryoot?
Prokaryoot = geen celkern (DNA ligt los in cytoplasma)
Eukaryoot = wel een celkern
Op welke twee manieren wordt er onderscheid gemaakt in het uiterlijk van bacteriën?
- aankleuring
Gram positief: paars
gram negatief: rood - vorm
Staafvormig
Kokken (rond)
wat is de volgorde in grootte van de verwekkers?
- virussen
- bacteriën en eencellige parasieten
- grotere parasieten –> met blote oog zichtbaar (bvb teken, luizen, wormpjes)
Wat zijn de mogelijke relaties tussen verwekkers en ziekten?
Kunnen:
- altijd pathogeen
- mogelijk pathogeen
- nooit pathogeen
Wat is een infectie? welke soorten zijn er?
Schade of veranderde fysiologie door interactie tussen een gastheer en een MO
- klinisch = ziekte is zichtbaar
- subklinisch = ziekte is niet zichtbaar
Wat is de route van een infectie? Waarvan is dit afhankelijk?
Pathogenese van infectieziekten (keten van gebeurtenissen)
- besmettingsroute
- gastheer (genetische achtergrond en immuniteitsstatus)
- MO: virulentie/pathogeniciteit