College 1 - Van Wart H1 + H2 Flashcards

1
Q

2 manieren om typen leiderschap te definiëren

[Exhibit 1.1]

A
  • A.d.h.v. ‘followers/volgelingen’ waaraan leiding wordt gegeven (werknemers, kiezers en aanhangers)
  • A.d.h.v. ‘aard van het werk’ waarop de leider zich richt (uitvoering, beleid en nieuwe ideeën)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leiderschap volgens Van Wart (5)

[Exhibit 1.5]

A
  1. Leiderschap is een complex proces waarbij men zijn omgeving en leiderschapsbeperkingen beoordeelt
  2. het ontwikkelen van veel leiderschapskenmerken en -vaardigheden,
  3. het verfijnen en aanpassen van zijn stijl (gedrag) voor verschillende situaties,
  4. het bereiken van vooraf bepaalde doelen,
  5. en het voortdurend evalueren van de eigen prestaties en zijn potentieel te ontwikkelen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Publiek leiderschap volgens ‘t Hart en Tummers (2)

A
  • Proces van beïnvloeden
  • Anders denken of handelen bewerkstelligen (over publieke kwesties)

NL - Publiek leiderschap is een proces waarbij mensen worden beïnvloed om anders te denken of te handelen in openbare aangelegenheden dan zij anders zouden hebben gedaan

ENG - “Public leadership is a process of influencing people to think or act differently concerning public issues from what they would have otherwise done”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Niveau/levels van een leiderschap analyse (4)

A
  1. Op het laagste niveau kijk je naar de taken
  2. Daaropvolgend is het niveau van behaviour, traits en skills (gedrag, kenmerken en vaardigheid)
  3. Daarbovenop is het niveau van de leiderschapsstijl
  4. Bovenste niveau is metacategorie - een cluster van gedragingen en taken (vorming van een theorie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Mainstream leiderschapstheorieën (6)
[Exhibit 1.4]

! Essentie van de theorieën kunnen benoemen

A
  1. Great Man theorie (0-1900)
  2. Trait theorie (1900-1948)
  3. Contingentietheorie (1948-1980)
  4. Transformationele theorie (1978-heden)
  5. Dienende/servant theorie (1979-heden)
  6. Veelzijdige/multifaced theorie (1990-heden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leider stijlen uit Van Wart (10)

[Exhibit 2.5]

A
  1. Laissez-faire stijl
  2. Directieve stijl
  3. Ondersteunende (supportive) stijl
  4. Participatieve stijl
  5. Delegerende stijl
  6. Prestatiegericht (achievement-oriented) stijl
  7. Inspirerende stijl
  8. Strategische stijl
  9. Samenwerkende (collaborative) stijl
  10. Gecombineerde stijl
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Contingentiefactoren Van Wart (5):
Tussenliggende en modererende variabelen
[Exhibit 2.2]

A
  1. Leiderschapskenmerken (4)
  2. Taakkenmerken (3)
  3. Kenmerken van ondergeschikten (3)
  4. Organisatie kenmerken (3)
  5. Andere kenmerken (3): ethiek, gender en diversiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leiders vs. Managers volgens Kotter uit ‘t Hart en Tummers (4)

A
  1. Beiden vervullen een essentiële rol
  2. Verschil zit hem in ambitie en focus
  3. Management is meer operationeel: continues to work well in it’s current form
  4. Leiderschap gaat meer over ‘coping with change’

Management en leiderschap zijn volgens ‘t Hart en Tummers de ying en yang van elkaar. Ze zijn beide nodig.

Van Wart maakt geen harde onderscheid en gebruikt de termen door elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Causal Chain model Van Wart bestaat uit? (3)

[Exhibit 2.1]

A
  1. Leider stijlen (gedragsvariabelen)
  2. Contingentie factoren
    Ideale condities –> tussenliggende variabelen
    Strategieën voor succes –> modererende variabelen
  3. Prestatiedoelen (specifiek gewenste resultaten en criteria)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Onderscheid domeinen leider (3+1)

[Exhibit 12.2 > Exh. 1.4 oude boek]

A
  1. Task/Taak (richting)
  2. People/mensen
  3. ## Organizational/Organisatie (relatie met omgeving)
  4. Change/verandering (!)
    “een leider brengt verandering tot stand, een manager let op de winkel”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly