College 1 Flashcards

1
Q

Qualia, Kwalitatief aspect, fenomenale aspect (what-is-it-likeness)

A

Bewuste ervaringen, kleur, geur, smaak etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Intentionaliteit/aboutness

A

Gaat ergens over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Propositionele attitudes

A

Houding ten opzichte van een propositie
(Vb. Jan gelooft dat het regent.
Gelooft = attitude
Regent = propositie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

PA’s zijn Discrete entiteiten

A

Los van elkaar staand, een verandering in één PA betekend niet meteen verandering in de andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Emoties zijn een combinatie van

A
  1. Ervaringen (qualia)
  2. Cognitieve toestanden (aboutness, PA’s)

(Vb; het voelt goed om op een bepaalde manier boos te zijn op een slechte automobilist)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Fenomenologie

A

Wat mensen ervaren en rapporteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Substantie dualisme

A

De geest bestaat onafhankelijk van het lichaam, vica versa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Substantie

A

Dat wat op zichzelf kan bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

2 substanties = substantie dualisme

A

1) res cognitas - de denkende substantie
2) res extensa - de uitgebreide substantie (neemt plaats in)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Eerste gedachte-experiment Decartes

A

Radicale twijfel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Radical twijfel

A

Hoe komen je we tot zekerheid? Weet ik wel of de wereld echt is?
- Malin genie
- cogito ergo sum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Malin genie

A

Kwaadaardige demoon die ons laat geloven dat de wereld echt is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Cogito ergo sum

A

“Ik denk na, dus ik besta”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Conclusie van de radicale twijfel (Descartes)

A

Hij is een denkende substantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Tweede gedachte-experiment Descartes

A

Helder en duidelijk inzicht
God is perfect, dus hij moet bestaan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Res cognitas (2e experiment)

A

Descartes ziet dat hij een denkende substantie is

17
Q

Conclusie 2e gedachte-experiment Descartes

A

Descartes is een res cognitas en een res extensa.
Komt hier achter doordat God perfect is, God zal heb niet bedriegen dus als hij een denkende substantie is dan bestaat hij.

18
Q

Het interactie probleem

A

Hoe kan een niet-fysisch substantie botsen met een fysieke substantie?
(Patrick-Swayze probleem)

19
Q

De causale geslotenheid van de fysische wereld (interactie probleem)

A

Er gaat geen energie in of uit

20
Q

2 oplossingen voor het interactie probleem volgens Descartes

A

1) occasionalisme
2) parallelisme

Deze oplossingen verplaatsen het probleem, lossen het niet op.

21
Q

Occasionalisme

A

God is de oorzaak van alles. Het lijkt of jij zelf iets doet, maar eigenlijk geef je God de gelegenheid om iets te doen.

22
Q

Parallelisme

A

Het is zo gemaakt, vanaf het begin.
(Denk aan opwinden van een klok, van te voren gedaan en loopt tegelijk)

23
Q

Conclusie interactie probleem

A

Er bestaat geen echte interactie tussen lichaam en geest