Col 7. Geheugen Flashcards

1
Q

Modal- model

A

Geheugen is een serieel proces bestaande uit 3 componenten obv mediërend systeem;

  • sensorisch geheugen
  • kortetermijngeheugen
  • langetermijngeheugen
  • -> mbv aandacht wordt info uit sensorisch geselecteerd voor lagere termijn opslag
  • -> blijkt niet helemaal serieel, kunnen ook parallel en de een kan bestaan zonder de ander!!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Sensorisch geheugen

A

Zeer kort behoud van input, grote capaciteit, twee subtypen;

  • echoic, +- 10sec behoud
  • iconic, +- 500ms behoud
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Langetermijngeheugen (LTM)

A

Consolidatie episodisch gestart door MTL (o.a. hippocampus) –> snelle consolidatie, eenmaal goed geconsolideerd zijn herinneringen niet meer hippocampus-afhankelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Amnesie

A

Stoornis van episodisch geheugen, twee subtypen;

  • anterorgrade amnesie
  • reterograde amnesie
  • -> semantisch geheugen, werkgeheugen en nondeclaratief vaak nog wel gewoon intact
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Anterograde amnesie

A

Niet in staat nieuwe bewuste herinneringen te vormen na ontstaan van laesie, = geen episodisch leervermogen
- probleem met encoding LTM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Reterograde amnesie

A

Niet in staat om herinneringen van voor het ontstaan van de laesie op te halen, = geen episodisch geheugen

  • probleem met retrieval uit LTM
  • kan incompleet zijn; soms nóg oudere herinneringen wel toegankelijk = Ribot’s law
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ribot’s law

A

Retrograde amnesie is tijdsafhankelijk; de herinneringen kort voor het ontstaan van de laesie gaan eerder verloren dan oudere herinneringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Declaratief geheugen = expliciet geheugen

A
  • episodisch
  • semantisch
  • werkgeheugen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Declaratief geheugen = expliciet geheugen

A

Bewuste kennis en herinneringen; kun je verbaal uitdrukken

  • episodisch
  • semantisch
  • werkgeheugen
  • -> meer ventrale route van neurale structuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Episodisch geheugen

A

Herinneren; draait om het bewust herinneren van persoonlijke en specifieke tijd- en plaatsgebonden informatie

  • wie/wat/waar/wanneer
  • contextueel en autobiografisch
  • het moment herinneren
  • -> test: bijv. plaatjes herinneren na delay
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Semantisch geheugen

A

Weten; feitenkennis, niet gekoppeld aan tijd/plaats/context/personen

  • objective knowledge
  • bijv. objectidentificatie en tool-use
  • categorie specifieke activaties in brein
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Werkgeheugen

A

Extensie van het STM-concept, maintenance en manipulation van taak-releante informatie

  • PFC zorgt voor filtering; inhibitie van niet-taakrelevante info en facilitatie van taakrelevante info
  • limited capacity
  • input uit sensorisch of LTM
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Nondeclaratief geheugen = impliciet geheugen

A

onbewuste “kennis”, kun je niet verbaal uitdrukken maar blijkt uit je handelen

  • procedureel
  • priming
  • conditionering & habituatie
  • -> onafh van hippocampale structuren
  • -> basale ganglia spelen rol (motorische sequenties)
  • -> meer dorsale route van neurale structuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Procedureel leren

A

= impliciet leren = nondeclaratief leren; onbewust leren van een vaardigheid/handeling door het te doen

  • -> toename snelheid van bewegen zonder bewust van de sequentie die je uitvoert
  • kan bestaan zonder declaratief geheugen, maar dan NIET onthouden wat hij gedaan heeft en in welke context
  • = motor skills + cognitieve skills
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Confabulatie

A

“verzinsels” vertellen; amnesiepatiënten gaan onbewust missende stukjes zelf invullen en verhalen vertellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Anomia

A

Benoemingsprobleem, stoornis in semantisch declaratief geheugen; objecten niet kunnen benoemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Expertise induced amnesia

A

Experts in het uitvoeren van een bepaalde beweging doen dit vaak automatisch, terwijl beginners hier nog heel bewust mee bezig zijn.

  • -> experts minder episodische kennis
  • -> experts meer semantische kennis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Dynamic filtering

A

Het filtermechanisme van het werkgeheugen is dynamisch; capaciteitsbegrensd en bestaat uit meerdere subnetwerken:

  • Li verbaal, Re spatieel
  • ventraal Wat, dorsaal Waar
  • posterior Eenvoudig/concreet, anterior Complex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Werkgeheugenmodel Baddeley & Hitch

A

Werkgeheugen bestaat uit twee componenten obv type informatie:

  • phonological loop
  • visuospatial sketchpath
20
Q

Phonological loop

A

Akoestische codering van informatie; auditief/woord/klank gerelateerde informatie

  • VLPFC, Li gelateraliseerd
  • word span test –> lastiger als woorden hetzelfde klinken
21
Q

Visuospatial sketchpath

A

Visuele of visuespatiële codering van informatie

  • DLPFC, bilateraal maar iets meer Re;
  • corsi block test
22
Q

Hemispheric Reduction in Asymmetry (HAROLD)

A

Bij veroudering is er een afname van hemisfere specialsatie;

  • meer bilaterale actievaties ipv unilateraal
  • posterior-anterior shift (PASA)
  • twee verklaringsmodellen: dedifferentiatie of scaffolding (compensatie)
23
Q

Priming

A

Toename van neurale sensitiviteit voor bepaalde stimuli door eerdere exoposure; verandering in snelheid en/of nauwkeurigheid tav stimulus
- effect kan uren tot maanden aanhouden

24
Q

Priming

A

Toename van neurale sensitiviteit voor bepaalde stimuli door eerdere exoposure; verandering in snelheid en/of nauwkeurigheid tav stimulus

25
Q

Semantische priming

A

priming doordat stimuli in dezelfde semantische categorie vallen, twee subtypen:

  • perceptuele priming: hebben overeenkomstige vormen
  • conceptuele priming: hebben zelfde betekenis
26
Q

Conditionering

A

Verandering van respons (habituatie of sensitisatie) op een bepaalde geconditioneerde stimulus na herhaalde exposure; een koppeling aanleren tussen een bepaalde (voorheen neutrale) stimulus en een bepaalde respons
- o.a. bij emotioneel leren

27
Q

Amygdala letsel

A

Herkent het verschijnen van de geconditioneerde stimulus, is bewust van relatie tussen stimulus en wat zal volgen (stroomstoot), maar laat geen emotionele respons zien
–> amygdala zorgt voor emotionele respons

28
Q

Hippocampus letsel

A

Geen expliciete kennis van de geconditioneerde stimulus, niet bewust van betekenis/gevolgen, laat WEL emotionele respons zien

29
Q

Instructed fear

A

= Expliciet emotioneel leren, hippocampale declaratieve herinnering kan activiteit amydala beïnvloeden; door kennis weet je dat je angst zou moeten voelen bij presentatie van een bepaalde stimulus –> amygdala gaat daadwerkelijk emotionele respons veroorzaken

30
Q

Encoding

A

1e fase in geheugensysteem; geheugenspoort maken voor inkomende informatie, twee stappen:

  • acquisitie
  • consolidatie
31
Q

Storage

A

2e fase in geheugensysteem; retentie van het gecreëerde geheugenspoor

32
Q

Retrieval

A

3e fase in geheugensysteem; toegang tot opgeslagen geheugensporen
- niet altijd bewust!

33
Q

Medial Temporal Lobe (MTL) Memory system

A

Geheugenstysteem, met name voor declaratief geheugen, bestaande uit:

  • hippocampus
  • enthorinale cortex
  • perirhinale cortex
  • parahippocampale cortex
  • subcorticale gebieden
34
Q

Dementie

A

paraplubegrip voor verlies van cognitief functioneren op diverse vlakken méér dan je mag verwachten obv normale veroudering

  • o.a. geheugen, maar niet alleen
  • neuroregeneratief of vasculair
35
Q

Affect

A

emoties en meer diffuse langdurige states als stress en gemoedstoestand

36
Q

Basic emotions

A

Closed set van elementaire emoties die ontstaan zijn door evolutie en ui gezichtsuitdrukkingen spreken

  • aangeboren
  • 6 stuks: woede, angst, droevigheid, afschuw, geluk, verbazing
37
Q

Complex emotions

A

Combinaties van verschillende basic emotions, sociaal/ cultureel aangeleerd

38
Q

Dimensional theories of emotion

= dimensional approach to emotion

A

Iedere emotionele respons op een stimulus wordt geclassificeerd obv 2 dimensies:

  • valentie (= richting); positief/ negatief
  • arouosal (= ampltidude); intensiteit van de interne respons
  • -> mixed feelings = twee emoties met tegengestelde valentie
39
Q

Motivational (dimensional) approach

A

Idee dat iedere emotionele respons een motivatie vormt voor bepaald gedrag –> emoties classificeren obv de richting van de motivatie voor de uitgelokte gedragsrespons
- approach vs withdrawal

40
Q

Klüver-Bucy syndroom

A

= psychic blindness, bij laesie MTL (met name amygdala); geen angst meer, voelt zich aangetrokken tot objecten die normaal angst uitlokken, is niet meer in staat de emotionele relevantie van objecten te herkennen, leert niet meer van negatieve ervaringen

41
Q

Fear conditioning

A

vorm van conditionering; neutrale stimulus krijgt aversieve eigenschappen na koppeling met aversieve stimulus –> angstreactie op voorheen neutrale stimulus

  • bijv. experiment met het blauwe vierkant en de stroomstoot
  • amygdala
42
Q

Extinctie (bij conditionering)

A

De aangeleerde koppeling tussen stimulus en respons weer verbreken

  • ook vorm van LEREN! –> originele herinnering moet onderdrukt worden
  • oude spoor blijft wel behouden en kan door context weer geactiveerd
43
Q

Low road naar amygdla

A

Directe input vanuit thalaus van ruwe ongeprocesste sensorische informatie –> snel vergelijken of lijkt op iets bedreigende –> actie

  • ruw, dus respons heel grof en kan kan kleine foutjes
  • snel (survival)
44
Q

High road naar amygdala

A

input vanuit cortex van geprocesste, geanalyseerde en gedetailleerde informatie over stimulus –> meer genuanceerde en geperfectioneerde respons
- traag

45
Q

Flashbulb memory

A
autobiografische herinnering (episodisch, declaratief) gekoppeld aan een groot (publiek) event
- wat je deed/ waar je was toen je hoorde dat...