Col 4. Lokalisatie Flashcards

1
Q

Cerebrale dominantie theorie

A

Taal is de basis voor ons denken, taal is links gelateraliseerd –> bij mensen is de linker hemisfeer dominant

  • Corballis
  • rechtshandige voorkeur samen met taal geëvolueerd in Li hemisfeer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Broca’s afasie

A

Expressieve afasie; taalproductie probleem, wel “gewoon” taalbegrip en liedjes zingen

  • NIET motorisch probleem!
  • OOK schade insula en omliggend, nooit zuiver laesie binnen Broca’s gebied
  • ev. wel agrammatisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wernicke’s afasie

A

Taalbegrip stoornis; uitspraak klinkt normaal, maar kan geen betekenis verlenen aan (complexe) taal
- laesie Wernicke’s gebied en OOK omliggende structuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Conductie afasie

A

Disconnectiesynsdroom; laesie in de arcuate fasciculus die Broca en Wernicke met elkaar verbindt

  • wel bewust zijn van eigen taalfouten, maar niet in staat om die te herstellen
  • napraten lukt niet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wada-test

A

Test om te bepalen of bij een persoon spraak Li of Re gelateraliseerd is

  • via verdoving in halsslagader 1 hemisfeer tijdelijk stil leggen –> kijken wel/geen problemen met spraak
  • blijkt OOK bij linkshandige mensen vaak RE gelateraliseerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Tachistoscopie

A

Visuele stimulus aanbieden aan één hemisfeer –> proefpersoon vragen beeld te benoemen

  • normaal brein: geen probleem
  • split-brain: als beeld aangeboden aan Re hemisfeer, dan lukt benoemen bijna niet (want taal Li)
  • partial split-brain: anterieur deel intact lukt niet, posterieur deel intact lukt wel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Genu

A

anterior gedeelde van het corpus callosum, transfer van semantische informatie (betekenis van woorden en beelden)
- beeld wel kunnen omschrijven, maar niet direct het bijbehorende woord eraan koppelen. Hardop aan zichzelf omschrijven –> auditieve input –> wel benoemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Splenium

A

Posterior gedeelte van het corpus callosum, transfer van visuele info

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cross talk

A

= motor overflow = cross education; bij aansturing motoriek ook projecties naar contralaterale M1 –> mogelijkheid om beide handen gecoördineerd te laten samenwerken
- moeilijk om met twee handen een hele andere taak uit te voeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Alien hand

A

Hand maakt geen deel meer uit van eigen lichaamsschema; hoort niet bij mij
- laesie posterior CC en/of pariëtaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Anarchistische hand

A

Niet-intentionele initiatie van doelgerichte handelingen obv affordances in omgeving
- laesie anterior CC en/of frontaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Conflicterende hand

A

Niet-dominante hand werkt de dominante hand tegen

  • laesie posterior CC
  • vaak tijdelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Coöperatiemodel

A

hypothetisch verklaringsmodel voor hemisferische specialisatie;

  • efficiënt; sneller bìnnen hemisfeer
  • capaciteit; andere hemisfeer kan andere dingen doen –> slim gebruiken beschikbare ruimte
  • = brug-model: CC als brug voor info-uitwisseling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Competitiemodel

A

hypothetisch verklaringsmodel voor hemisferische specialisatie;

  • beide hemisferen bereiden oplossingsstrategie voor, maar de snelste is de “winnaar” en wordt uitgevoerd
  • zowel Li als Re hebben toegang tot zelfde motorprogramma’s
  • = dam-model: CC als dam –> inhibitie medium dat er voor zorgt dat één van beide oplossingsstrategieën geremd wordt
  • affordance competition model
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bereitschafts potentiaal

A

bilaterale activatie premotorcortex –> beide hemisferen zijn voorbereid om handeling de initiëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Lateralized readiness potential

A

activatie van de premotorortex vertalen naar activaties in de contralaterale M1
- voor de ene hemisfeer net groter/sneller dan voor de andere –> die wint

17
Q

Dichrotische luistertaak

A

beide oren verschillende auditieve stimuli aanbieden

  • Re oor - Li hemi –> woorden, sequenties, grammatica
  • Li oor - Re hemi –> intonatie, melodielijn en emotionele prosodie
18
Q

Spatiële frequentie hypothese

A

globale visuele informatie vs. details herkennen adhv contrastpatronen met on-off cellen

  • donker in off-gebied + licht in on-gebied –> respons van cel
  • on-off cellen met groot receptief veld RE –> grove patronen (lage freq)
  • on-off cellen met klein receptief veld LI –> fijne patronen (hoge freq)
19
Q

Anatomische asymmetrie

A

Het brein is niet helemaal symmetrisch; beide hemisferen zijn anatomisch niet helemaal identiek;
LET OP! NIET hetzelfde als functionele asymmetrie
- Li loopt iets verder door naar achter, Re iets naar voren
- Re fissura lateralis krult iets omhoog
- Li grotere thalamus + groter volume thv Wernicke

20
Q

Word superiority effect

A

Het is makkelijker om letters te identificeren in bestaande woorden dan in niet-bestaande woorden
- die zitten in lexicon

21
Q

grammaticale taalfuncties

A

Regels voor woordvolgorde, ALLEEN Li gelateraliseerd

22
Q

Lexicon

A

associaties tussen woorden en betekenissen, geheugen voor nodig
- voornamelijk Li, klein beetje ook Re

23
Q

Generative syntax

A

woorden betekenisvol combineren volgens grammaticaregels

  • kan alleen Li
  • Re kan wel beoordelen goed/fout obv auditief
24
Q

Theory of mind

A

het vermogen om te begrijpen dat andere individuen gedachten, overtuigingen en wensen hebben
- lijkt Re gelateraliseerd (opvallend!)

25
Q

Wernickes gebied

A

posterior superior temporale gyrus

26
Q

Broca’s gebied

A

inferior frontale cortex

27
Q

Dysarthrie

A

verlies van controle over willekeurige spieraansturing –> motorische spraakproblemen

28
Q

Apraxie

A

defect in motor planning –> motorische spraakproblemen

29
Q

Agrammatisme

A

Bij Broca’s afsie; moeite met het begrijpen van complexe grammaticale constructen (the boy was hit BY the girl –> the boy hit the girl)
- alleen meest elementaire en overlearned grammatica nog correct gebruiken en begrijpen

30
Q

Anomia

A

vorm van afasie; geen objecten kunnen benoemen

31
Q

Navon-stimulus

A

Stimulus die op twee verschillende niveau’s informatie bevat; bijv. een letter M (globaal niveau) die opgebouwd is uit allemaal kleine letters z (detail niveau)
- dubbele dissociatie: laesie Re –> wel details zien, maar niet hoe in de ruimte georganiseerd. laesie Li –> wel het globale geheel zien, maar niet de details

32
Q

Matching strategie

A

gereguleerd door de Li hemisfeer (interpreter); een keuze afstemmen op de voorgaande resultaten en verwachtingen voor de toekomst
- educated guessing

33
Q

Maximizing strategie

A

gereguleerd door de Re hemisfeer (quick&dirty); obv een gegeven in iedere trial de optie kiezen waarbij je de grootste kans op succes hebt