Col 5. Visuele Waarneming Flashcards

1
Q

Homonieme hemianopsie

A

Vorm van corticale blindheid; laesie in tractus opticus of hoger –> eenzijdige uitval van gezichtsveld (in beide ogen Li deel of Re deel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Scotoom

A

Vorm van corticale blindheid; laesie in gedeelte van V1 –> blinde vlek zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Heteronieme bitemporale hemianopsie

A

Blindheid door schade aan het chiasma opticum –> uit beide ogen blijft alleen het temporele deel van gezichtsveld behouden (want die kruist niet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geniculostriatale baan

A

= geniculocorticale pathway; visuele baan, tractus opticus –> LGN thalamus –> V1
- 90% van vezels uit n.opticus volgt deze baan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Tectopulvinaire baan

A

Alternatieve visuele baan; tractus opticus –> colliculus superior -> pulvinaire kern –> andere visuele gebieden

  • snel pad voor visuele attentie en hoofd/oog bewegingen
  • primitief waarnemingssysteem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Oculaire dominantie kolommen

A

kolommen van celen die specifiek zijn aan de bron van input; Li oog OF Re oog
- geeft streeppatroon in V1 –> striate cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Blobs

A

eilandjes cellen in V1, specifiek aan type informatie: kleur en detail (parvocellulair)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Interblobs

A

eilandjes cellen in V1, specifiek aan type informatie: beweging (magnocellulair)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Achromatopsie

A

door laesie in V4 –> geen kleuren zien (alleen zwart-wit) + problemen met objectherkenning (vorm en details)
!! er zijn ook nog andere gebieden betrokken bij objectherkenning, dus dat valt niet helemaal weg !!
- NIET hetzelfde als kleurenblindheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

V4

A

Visueel specialisatiegebied voor perceptie van kleur en vorm

- occipitaal cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

V5

A

= MT-gebied bij apen, maar ligt bij mensen ergens anders!
Visueel specialisatiegebied voor perceptie van beweging en richting
- occipitaal cortex
- virtuele laesie TMS –> niet meer beoordelen of object naar Li of Re beweegt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Akinetopsie

A

Geen continue beweging kunnen waarnemen, = bewegingsblind

  • bij bilaterale laesie in V5
  • unilaterale laesie niet zo’n groot probleem ivm communicatie Li-Re
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Superior Temporale Sulcus (STS)

A

Multimodaal integratiegebied

  • visuele functie: perceptie van lichaamsbewegingen/ mondbewegingen, actie-observatie netwerk
  • sterke connectie amygdala –> Capgras syndroom
  • McGurk effect
  • synestesie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Capgras syndroom

A

= imposter syndrome; verstoring van connectie tussen visuele informatie en emotionele beleving
- wegvallen emotionele beleving bij het zien van bekende personen –> het zal die persoon wel niet echt zijn (het is een imposter)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

McGurk effect

A

als auditieve en visuele informatie niet matchen, is het visuele systeem dominant (je “hoort” de klank die bij de mondbeweging hoort die je ziet)

  • TMS vituele laesie STS –> afname McGurk
  • multimodale integratie visueel en auditief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Synesthesie

A

“Fout” in multimodale perceptie, bijv. weekdagen of cijfers waarnemen met kleuren

  • DTI –> grotere structurele connectiviteit tussen betrokken gebieden
  • palet is uniek voor ieder individu, maar binnen persoon onveranderlijk
  • lijkt enigszins genetische component
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Grapheme-color synesthesie

A

iedere letter wordt geassocieerd met een eigen kleur
- Synesthesie stoop-task: kleur benoemen van de letter. Werkelijke kleur INcongruent met kleur volgens eigen synesthetisch palet –> langere reactietijd

18
Q

Ventrale baan

A

= inferior longitudinale fasciculus, naar fusiforme gyrus, WAT-pad

  • loopt over temporale cortex –> link met taal en geheugen
  • object identificatie en visueel bewustzijn
  • evolutionair jong
  • allocentrisch
19
Q

Repetition suppression effect

A

als een bepaald object voor de 2e keer in korte tijd gepresenteerd wordt, is er de 2e keer geen verandering in BOLD-respons
- OOK als object de 2e keer vanuit unusual view gepresenteerd wordt!

20
Q

Visuele agnosie

A

objectherkenninsstoornis door laesie in ventrale baan

  • specifiek voor visuele input!
  • kan niet een brief oriënteren zodat hij in brievenbus past, kan wel rechtstreeks brief posten
21
Q

Aperceptieve visuele agnosie

A

stoornis in beeldvorming, door bilaterale laesie laterale deel occipital cortex (dus schade vóór projectie naar ventrale baan)

  • basiscomponenten kunnen worden waargenomen, maar lukt niet om te combineren tot coherent percept
  • kan ook geen vormen natekenen of afteken obv memory, problemen bij unusual views
  • vaak samen met simultaan agnosie
22
Q

Simultaan agnosie

A

niet in staat zijn meerdere objecten tegelijk waar te nemen

23
Q

Associatieve visuele agnosie

A

identificatiestoornis; wel perceptie maar geen herkenning; geen link kunnen leggen tussen percept en naam + functie

  • bij laesie anterior temporaal Li (link met taal)
  • vaak categorie specifiek: bijv. prosopagnosie
24
Q

Prosopagnosie

A

geen gezichten kunnen koppelen aan personen

  • rechtszijdige laesie FFA
  • heeft ook aangeboren variant
25
Q

Alexia

A

niet kunnen lezen, laesie linker gyrus angularis

- problemen met herkennen van letters en woorden

26
Q

Agrafie

A

niet kunnen schrijven, laesie linker gyrus angularis

- problemen met herkennen van letters en woorden

27
Q

Fusiforme Face Area (FFA)

A

temporaal visueel specialisatiegebied, onderdeel ventrale baan
- herkennen van gezichten

28
Q

Parahippocampale Place Area (PPA)

A

temporaal visueel specialisatiegebied, onderdeel centrale baan
- plaatsherkenning, topografische oriëntatie, landmarks herkennen

29
Q

Extrastriate Body Area (EBA)

A

temporaal visueel specialisatiegebied, onderdeel centrale baan
- oriëntatie van lichaamsdelen herkennen

30
Q

Gyrus angulairs

A

temporaal visueel specialisatiegebied, onderdeel centrale baan
- letters en woorden herkennen

31
Q

Dorsale baan

A

= superior longitudinale fasciculus naar pariëtale gebieden, =WAAR/HOE-pad

  • waarnemen voor bewegen; object lokalisatie
  • input uit V1 en tectopulvinaire baan (blindsight)
  • egocentrisch
  • lijkt niet alleen voor visueel maar ook voor andere modaliteiten
32
Q

Egocentrisch

A

waar bevindt object zicht ten opzichte van mij

- waarneming wordt niet door visuele context beïnvloed

33
Q

Allocentrisch

A

waar bevind object/component zich ten opzichte van andere objecten/componenten in de ruimte
- waarneming wordt door visuele context beïnvloed

34
Q

Optische ataxie

A

Gebrekkige coördinatie van waarnemen en bewegen, laesie superieure pariëtaal cortex (dorsale baan)
- wel objecten en oriëntaties herkennen en benoemen, maar er niet functioneel naar handelen

35
Q

Balint syndroom

A

Bilaterale laesie posterior pariëtaal –> optische ataxie, maar ook simultaanagnosie en fixatie problemen
- perceptie gaat prima, maar koppeling met beweging niet

36
Q

Asomatagnosie

A

Verzameling stoornissen in de perceptie van lichaamsdelen, in het lichaamsschema, laesie rond de temperopatieral junction

  • niet zuiver visueel!
  • ontkenning/ negeren van lichaamsdelen
  • autopagnosie: lichaamsdelen niet kunnen benoemen of aanwijzen
  • micro/ macro somatoagnosie: ervaren dat lichaamsdelen groter/kleiner zijn
37
Q

Exteroceptieve perceptie

A

= remote sensing; waarnemen van info op afstand van het lichaam
- auditief en visueel

38
Q

Reticulogeniculate baan

A

Vanaf retina naar LGN (thalamus)

  • 90% van axonen uit n.opticus
  • zowel parvocellulair als magnocellulair
39
Q

Retinotopie

A

Spatiële mapping van receptieve velden in V1

  • Li-Re en boven-onder omgedraaid tov werkelijkheid
  • perifeer zicht anterior tov centraal zicht
  • perifeer meer mediaal, centraal meer lateraal
40
Q

Analytic process hypothesis

A

processing van visuele informatie is distributed and specialized; meerdere gebiedjes die allemaal een eigen type informatie processen
- bijv. V4 en V5

41
Q

Agnosie

A

onvermogen tot sensorische processing, ondanks dat sense organs en geheugen intact zijn