Classificatie Flashcards

1
Q

Wat is classificatie?

A

beschrijven van vormen van psychopathologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is diagnostiek?

A

een proces is waarin de informatie over de psychische klachten van een cliënt systematisch geordend, gewogen en geïnterpreteerd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem de belangrijkste verschillen tussen classificatie en diagnostiek

A
  1. Universeel (classificatie) vs individueel (diagnostiek)
  2. Statisch (classificatie) vs dynamisch (diagnostiek)
  3. Niet verklarend (classificatie) vs verklarend (diagnostiek)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke 2 criteria kent classificeren?

A

Betrouwbaarheid en validiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In welke subcriteria is betrouwbaarheid onder te verdelen?

A

Interbeoordelaarsvbetrouwbaarheid en test-hertestbetrouwbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

In welke subcriteria is validiteit onder te verdelen?

A

Constructvaliditeit
Convergente validiteit
Divergente validiteit
Predictieve validiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat betekent “vrij van etiologie”?

A

Niet verklarend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat wordt bedoeld met “diagnostiek is dynamisch”

A

Ontwikkelingsgeschiedenis en toekomstperspectief worden meegenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem 4 soorten classificatie

A
  1. Categoriaal vs dimensionaal
  2. Monothetetisch vs polythetisch
  3. Beschrijvend vs etiologisch
  4. hierarchisch vs nevenschikkend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat voor soort classificatie is het DSM?

A

De DSM is een categoriaal, polythethisch, nevenschikkend en beschrijvend systeem. Dat houdt in dat vormen van psychopathologie ingedeeld worden in afzonderlijke categorieën die duidelijk van elkaar zijn afgegrensd (categoriaal), dat ze een groot aantal kenmerken gemeen hebben maar ze niet noodzakelijkerwijs een specifiek kenmerk delen (polythetisch), dat ze allemaal dezelfde rang en een eigen bestaansrecht hebben (nevenschikkend) en dat ze op basis van de waarneembare of door de cliënt gerapporteerde symptomen geclassificeerd worden (beschrijvend).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem 5 punten van kritiek op DSM

A
  1. Criteria zijn gebaseerd op consensus
  2. Grens tussen normaal en abnormaal is niet altijd duidelijk
  3. Geen oog voor gradaties
  4. Gericht op tekortkomingen
  5. Afbakening tussen stoornissen niet altijd mogelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem 3 alternatieven op DSM

A

Transdiagnostische benadering
Netwerkbenadering
Hierarchische taxonomie van psychopathologie (HiTOP)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is ICD?

A

International Classification of Diseases

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem xx overeenkomsten tussen ICD en DSM

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem xx verschillen tussen DSM en ICD

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt bij classificatie het verschil in tussen categoriaal en dimensionaal?

A

Categoriaal - indeling in afzonderlijke klassen
Dimensionaal - Indeling in glijdende schaal

17
Q

Wat houdt bij classificatie het verschil in tussen monothetisch en polythetisch?

A

Mono - leden van een klasse hebben een of meer specifieke kenmerken met elkaar gemeen
Poly - leden van een klasse hebben een groot aantal kenmerken gemeenschappelijk hebben maar niet noodzakelijk een specifiek kenmerk delen

18
Q

Wat houdt bij classificatie het verschil in tussen beschrijvend en etiologisch?

A

Indeling obv waarneembare of gerapporteerde symptomen (beschrijvend) vs indeling obv pathogene mechanismen (etiologisch)

19
Q

Wat houdt bij classificatie het verschil in tussen hiërarchisch en nevenschikkend?

A

Nevenschikkend - elke klasse heeft eigen bestaansrecht
Hierarchisch - sommige klassen zijn belangrijker dan anderen

20
Q

Noem de 5 lagen bij de hiërarchische taxonomische HiTOP

A
  1. Symptoomkenmerken
  2. Dimensionele syndromen
  3. Subfactoren
  4. Spectra
  5. Superspectra
21
Q

Geef de lagen van taxonomische HiTOP weer adv het voorbeeld ADHD

A
22
Q
A