Chapter 9 - Blad1 Flashcards

1
Q

Wat is cognitieve technolgoie?

A

Technologie gebruiken voor congitieve doeleindes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat was de eerste uiting van cognitieve technologie?

A

Terug te leiden tot grotschilderingen, er wordt niet gebruik gemaakt van waarnemen maar van iconen. Dit wordt een doorbraak in onze cognitieve evolutie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat wordt er bedoeld met tenchiek ontwilkkelt zich exponentieel?

A

We zijn goed in leren als mensen, dus als iemand iets voordoet, dan verspreidt het zich snel en ontwikkelt het zich ook snel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Door wie is het wereldwijde web uitgevonden?

A

Tim Berners Lee, in 1989 bij CERN.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat wordt er bedoeld met het fiet dat het internet bestaande media remedieert?

A

Dat alle bestaande media (krant, tv etc.) allemaal zijn opgenomen in het iinternet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het gevolg van de remediatie van de oude media door internet?

A

Dit sorgt ervoor dat informatie wordt gecentraliseerd en gedemocratiseerd; oftewel, iedereen heeft toegang tot informatie en niet sechts een beperkt gezelschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het verschil tussen web 1.0 en web 2.0?

A

Web 2.0 is interactiever en vrijwel iedereen kan informatie toevoegen (sociale media b.v.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is “internet of things” ?

A

Dat je apparaten nu ook op internet kunt aansluiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

“For this invention will produce forgetfulness in the minds of those who learn to use it, because they will not practie their memory. Their trust in writing, produced by external characters which are no part of themselves, will discourage the use of their own memory” - Socrates / Plato Hoe heeft dit betrekking tot internet?

A

Doordat je alles kunt opzoeken op intenret oefen je minder met je eigen geheugen. Desondanks, als plato dit niet had opgeschreven hadden wij het ook niet gewetenn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is greenfields mening over memorisatie van dingen.

A

“If you can only remember the places to look for answers rather than the answers themselves, then even these dots will not be learned and therefore cannot be joined up with other dots to form an indiviudal perspective of the world” Jouw biologische geheugen heeft items van informatie en die worden met elkaar geïntegreerd tot één geheel, dit gebeurd wanneer jij slaapt. Wanneer jij dingen vaak opschrijft enz/je geheugen uitbesteed aan technologie kun je het niet integreren en geen volledig wereldbeeld opbouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de opvatting van Carr over memorisatie en de rol van internet?

A

“With each expansion of our memory comes anenlargement of our intelligence. The Web provides a convenient and compelling supplement to personal memory, but when we start using the Web as a substitute for personal memory, bypassing the inner processes of consolidation, we risk emptying our minds of their riches” Google maakt ons dom. Als jij inderdaad altijd geheugen uitbesteed aan technologie, dan krijg je die informatie nooit in je hoofd en kun je nooit een volledig wereldbeeld opbouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het google-effect?

A

1) Wanneer wij iets niet weten, zijn we geneigd om het internet/computer te gebruiken om het op te zoeken 2) Wanneer we weten dat informatie extern beschikbaar is, doen we minder moeite om het te onthouden (waarom moeite voor doen? Zou niet efficiënt zijn) 3) Wanneer we weten dat informatie niet extern beschikbaar is, doen we meer ons best om het intern te onthouden 4) Wanneer we weten dat informatie extern opgeslagen is, weten we waar het is opgeslagen maar niet de precieze inhoudt van de informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Is het onderzoek naar het google-effect wel ecologisch geldig? Wat is kritiek hierover?

A

Het onderzoek is niet uitgevoerd op een plek/manier waar mensen normaal internet gebruiken, dus je weet niet of je de uitkomsten wel kunt generaliseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn WEIRD-subjects?

A

Western, Educated, Industrialised, Rich and Democratic, vrijwel alle studies in de psychologie worden gedaan op eerstejaars Psychologie studenten met bovenstaande eigenschappen, in dit geval mensen die studeren aan Harvard (niet representatief voor mensheid in het algemeen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Er zijn ook voordelen aan het google-effect volgens sommigen. Welke?

A

Het bevrijd ons van het onthouden van saaie feiten en de opgevrijde capaciteit kunnen we voor andere dingen gebruiken (zo kun je andere cognitieve dingen doen die belangrijker zijn) Lange-termijn geheugen is zo goed als ongelimiteerd dus het genereerd niet meer opslagcapaciteit voor andere informatie. Het gevolg is dus minder informatie in je brein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is autobiografisch geheugen?

A

Herinneringen van ervaringen die je zelf gehad hebt.

17
Q

Wat is de relatie tussen semantisch geheugen, autobiografisch geheugen en het internet?

A

Verondersteld wordt dat internet je semantische geheugen slechter maakt. Je auotbiografische geheugen wordt slechter als je bv. foto’s en filmpjes maakt, want het leid af van de daadwerkelijke ervaring.

18
Q

Het google-effect wordt al negatief beschouwd. Maar door google hebben we wel veel meer toegang tot het internet. Welke visie kun je hierop hanteren?

A

Als er keuze is tussen minder informatie in je brein + meer op internet, of meer informatie in je brein - minder informatie op internet, dan is het eerste waarschijnlijk alsnog nuttiger. Denk bv. aan het schrift dat eenzelfde effect had. Toch is de vooruitgang die we hebben geboekt door het schrift veel nuttiger dan het hebben van veel informatie in je brein.

19
Q

waarom is het schrift zo belangrijk geweest voor onze vooruitgang?

A

Het schrift heeft geleidt tot een reductie in onze narratieve capaciteiten (vertellen van verhalen), maar heeft ook geleidt tot vooruitgang in literatuur, rechten, wetenschap, filosofie, etc.

20
Q
  • Cognitieve capaciteiten hebben zowel intrinsieke als instrumentele waarde. Wat wordt hiermee bedoeld?
A

Intrinsieke waarde: waardevol in/om zichzelf (los van het nut in de samenleving, biedt bevrediging) * In staat zijn om te lezen, rekenen, navigeren, feiten en ervaringen te herinneren zijn vaak waardevol omdat ze je identiteit definiëren en voldoening geven (geeft je goed gevoel) - Instrumentele waarde: waardevol om wat je ermee kunt (praktisch, extrinsieke waarde, stelt ons in staat specifieke taken uit te voeren en om te functioneren in de samenleving) * In staat zijn om te lezen, rekenen, navigeren, feiten en ervaringen te herinneren zijn vaak waardevol omdat ze je een voordeel bieden in de samenleving