chapitre 6 - bon ap'! f-n Flashcards
pour
voor
ensemble
samen
seulement
alleen maar
trop
te, te veel
quelques
enkele
la carotte
de wortel
le sel
het zout
l’oeuf m
het ei
la cuisine
de keuken
le plat
het gerecht
dégoûtant(e)
vies
marron
bruin
cet après-midi
vanmiddag
ce soir
vanavond
trop tard
te laat
téléphoner (à)
opbellen
acheter
kopen
avoir besoin de
nodig hebben
détester
een hekel hebben aan
adorer
dol zijn op
espérer
hopen
aider
helpen
faire les courses
boodschappen doen
deviner
worden
plus tard
later
te veux
jij wilt
qu’est-ce que c’est?
wat is het?
le restaurant
het restaurant
l’entrée v
het voorgerecht
le dessert
het toetje, het nagerecht
les frites v mv
de frietjes
la viande
het vlees
le poisson
de vis
délicieux, délicieuse
heerlijk
bon(ne)
lekker
toujours
altijd
parfois
soms
ensuite
daarna
encore
nog (een keer)
le matin
de ochtend