4 - unit 1: contactez-moi Flashcards

1
Q

La peau

A

De schil/de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

La panne

A

De pech

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Souhaiter

A

Wensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

La grève

A

De staking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Arrêter

A

Stoppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

La raison

A

De reden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bienvenue

A

Welkom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Mince

A

Verdorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Allumer

A

Verlichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Agréable

A

Aangenaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Le quai

A

Het perron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

La voie

A

Het spoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Le titre de transport

A

Het plaatsbewijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Monter

A

Instappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

La correspondance

A

De verbinding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Composter

A

Stempelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Le guichet

A

Het loket

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Le retard

A

De vertraging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Descendre

A

Uitstappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

La SNCF

A

De Franse spoorwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

L’horaire (m)

A

Het tijdschema

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Bête

A

Dom/stom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Recommander

A

Aanbevelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Sans doute

A

Waarschijnlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Bien que
Hoewel
26
Détendu
Ontspannen
27
Sauter
Overslaan/springen
28
Le proverbe
Het spreekwoord
29
Apprendre
Leren
30
Se dérouler
Zich afspelen
31
Il vaut mieux
Je kunt beter
32
La veille
De dag ervoor
33
Pâle
Bleek
34
L'ouvrier (m)
De arbeider
35
La façon
De manier
36
Dès
Zodra
37
Rater
Missen
38
Quand même
Toch
39
Se révéler
Blijken
40
Le comportement
Het gedrag
41
Me m'en fous
Het kan me niets schelen
42
Le courrier
De post
43
Les fournitures (v mv)
De spullen/benodigdheden
44
Redoubler
Blijven zitten/doubleren
45
La filière
Het profiel
46
Le bac/baccalauréat
Het eindexamen
47
La matière
Het vak
48
La récré/récréation
De pauze
49
L'orientation (v)
De studie- of beroepskeuze
50
Le prof principal
De mentor
51
Le vêtement
Het kledingstuk
52
Surtout
Vooral
53
Joindre
Toevoegen
54
Rencontrer
Ontmoeten
55
Nul, nulle
Slecht
56
C'est pourquoi
Daarom
57
Le passe-temps
De hobby
58
Se présenter
Zich voorstellen
59
en seconde
in de vierde klas
60
rester en forme
fit blijven
61
améliorer
verbeteren
62
oublier
vergeten
63
la partie du corps
het lichaamsdeel
64
si possible
indien mogelijk
65
assez
nogal/tamelijk
66
favori, favorite
lievelings
67
correspondre
schrijven
68
plein de
een heleboel
69
le samedi
op zaterdag/'s zaterdags
70
préférer
de voorkeur geven (aan)
71
sortir en boîte
naar de disco gaan
72
le jeu vidéo
het videospelletje
73
télécharger sur Internet
downloaden van internet
74
faire de la danse
dansen
75
jouer de la guitare
gitaar spelen
76
jouer aux échecs
schaken
77
jouer au foot
voetballen
78
dessiner
tekenen
79
voyager
reizen
80
regarder la télé
tv-kijken
81
C'est un garçon qui a le même âge que moi.
Het is een jongen van dezelfde leeftijd als ik.
82
Ma correspondante a les cheveux blonds et les yeux bleus.
mijn correspondentievriendin heeft blond haar en blauwe ogen.
83
Mes hobbies sont lire et bavarder avec mes amis.
Mijn hobby's zijn lezen en kletsen met mijn vrienden.
84
Je voudrais rencontrer plein de jeunes.
Ik wil een heleboel jongeren ontmoeten.
85
En 2013, je n'habitais pas à Paris, mais à la campagne.
In 2013 woonde ik niet in Parijs, maar op het platteland.
86
Nous avons les mêmes passe-temps.
Wij hebben dezelfde hobby's.
87
Je prérère écrire en français, car je suis nul(le) en anglais.
Ik schrijf het liefst in het Frans, want ik ben slecht in Engels.
88
Je suis très sportif/sportive, je joue au foot.
Ik ben erg sportief, ik voetbal.
89
Il est en seconde.
Hij zit in de vierde klas.
90
Écris-moi vite et envoie-moi une photo.
Schrijf me snel en stuur me een foto.
91
faire les courses
boodschappen doen
92
dur, dure
moeilijk/zwaar/hard
93
monter la tente
de tent opzetten
94
épuisant
uitputtend
95
fils, fille unique
enig kind
96
rigoler
lol hebben
97
en boîte
in/naar de disco
98
convaincre
overtuigen
99
terminer
eindigen
100
rassurer
geruststellen
101
le texto
de sms
102
quinze jours
twee weken
103
à peu près
ongeveer
104
être habitué à
gewend zijn aan
105
la colonie de vacances
het vakantiekamp
106
j'ai dû promettre
ik moest beloven
107
reprendre
opnieuw beginnen
108
être d'accord
het eens zijn
109
tout le monde
iedereen
110
la confiance
het vertrouwen
111
le moniteur
de begeleider
112
tomber amoureux, amoureuse
verliefd worden
113
grave
ernstig
114
le contraire
het tegenovergestelde
115
le maillot de bain
het badpak
116
faire du ski/skier
skiën
117
la valise
de koffer
118
ennuyeux
vervelend/saai
119
bronzer
zonnen/bruin worden
120
l'été (m)
de zomer
121
les coordonnées (v mv)
de persoonlijke gegevens
122
hebdomadaire
week-/wekelijks
123
d'abord
eerst
124
la fermeture
de sluiting
125
accueillir
ontvangen
126
le répondeur
het antwoordapparaat
127
vachement
hartstikke
128
prochainement
binnenkort
129
le port
de haven
130
se retrouver
elkaar weer ontmoeten
131
drôle
grappig/leuk
132
s'ennuyer
zich vervelen
133
se baigner
zwemmen
134
le portable
de mobiele telefoon
135
ensuite
vervolgens
136
prendre un pot
iets drinken
137
l'agence (v)
het bureau
138
au bord de la mer
aan zee
139
veuillez
zou u zo vriendelijk willen zijn om
140
pas terrible
niet geweldig
141
posséder
bezitten
142
revoir
terugzien
143
ouvert
geopend
144
faire la fête
feestvieren
145
rentrer
naar huis gaan
146
rappeler
terugbellen
147
faire connaissance avec
kennismaken met
148
le rendez-vous
de afspraak
149
partir en vacances
met vakantie gaan
150
la bande
de groep
151
Henri aimerait faire connaissance avec ta soeur.
Henri wil graag kennismaken met jouw zus.
152
On va prendre un pot à la terrasse?
Zullen we iets gaan drinken op het terras?
153
Mon frère a un travail pour les vacances d'été.
Mijn broer heeft een baantje voor de zomervakantie.
154
Je vais vous donner le numéro de mon portable.
Ik zal u het nummer van mijn mobiel geven.
155
J'adore les langues at j'aime recontrer des jeunes étrangers.
Ik ben dol op talen en ik vind het leuk om buitenlandse jongeren te ontmoeten.
156
Christian va réserver une table pour quatre personnes à 19 heures.
Christian gaat een tafel voor vier personen reserveren on 19.00 uur.
157
Mes parents passent leurs vacances au bord de la mer.
Mijn ouders brengen hun vakantie aan zee door.
158
On se voyait parfois sur la plage.
We zagen elkaar soms op het strand.
159
Elle est tombée amoureuse pendant les vacances.
In de vakantie is zij verliefd geworden.
160
J'espère le revoir, ce garçon sympa.
Ik hoop die aardige jongen weer terug te zien.