Casus 7: Dhr. van der Boom Flashcards

1
Q

Hypersensitiviteit: Direct type

A

Bij eerste contact met het allergeen (in dit geval het antigeen) treedt sensibilisatie op: een slapende (inactieve) B-cel bindt het antigeen, wordt geholpen door T2-helper-cel, geactiveerd en ontwikkelt zich naar een IgE producerende B-lymfocyt. Dit IgE circuleert door het lichaam en hecht zich aan het buitenoppervlak van mestcellen. Deze zijn nu gesensibiliseerd. Bij een volgend contact met het allergeen reageert de mestcel direct met afgifte van histamine, adenosine en signaalstofjes. Dit proces verloopt in luttele minuten en zonder hulp van andere afweercellen; vandaar de naam direct type.

Directe gevolgen zijn vasodilatatie, oedeem, gladde spiercelcontractie (luchtwegen) en in late fase (2-8 uur) ontsteking. Afhankelijk van de ernst van de allergie en de hoeveelheid allergeen variëren de symptomen van lokale zwelling en roodheid van de huid of slijmvliezen tot acute bedreiging van ademhaling door luchtweg (keel) of bronchusobstructie, dan wel distributieve (anafylactische) shock door het wijd openstaan van de bloedvaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Type 2 hypersensitiviteit: antilichaam gemedieerd

A

Circulerende of aan B-cel gebonden antilichamen reageren ten onrechte met lichaamseigen structuren (auto-immuunreactie). Het complementsysteem wordt in gang gezet om lichaamseigen materiaal aan te vallen. Het komt voor bij transfusiereacties en hemolytische anemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Type 3 hypersensitiviteit: immuuncomplex-gemedieerd

A

Antilichamen die antigenen gebonden hebben kleven als natte hagelslagkorrels aan elkaar. Het komt bij elke normale afweerreactie voor, alleen bij type III hypersensitiviteit is de reactie excessief, bijvoorbeeld omdat het antigeen lichaamseigen is en dus helemaal niet op te ruimen is. Deze immuuncomplexen slaan neer in specifieke organen (nieren, gewrichten, huid) en zorgen daar voor ontsteking. Deze reactie is alleen betrokken bij auto-immuunaandoeningen, niet bij allergieën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Type 4 hypersensitiviteit/vertraagd type : T-cel gemedieerd

A

Dit is de enige hypersensitiviteitsreactie waarin T-cellen een centrale rol spelen. Deze belangrijke reactie speelt een rol bij diverse auto-immuunziekten, allergieën en afstotingsreacties van getransplanteerde organen. Er zijn twee mechanismen te onderscheiden:

De T-helper-cel route: fagocyterende cellen presenteren antigenen aan T-helpercellen, deze produceren inflammatoire cytokinen, wat een invasie van macrofagen veroorzaakt. Het resultaat is een granulomateuze ontsteking met weefseldestructie welke pas 24-72 uur na het eerste contact optreedt (delayed type), zoals bij contacteczeem.
De cytotoxische T-cel route: cytotoxische T-cellen herkennen een door een lichaamscel in MHC gepresenteerd eiwitfragment als lichaamsvreemd en vernietigen direct de cel. Het treedt o.a. op bij afstotingsreacties van getransplanteerde organen en diabetes type I (vernietiging van betá-cellen in het pancreas).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Auto immuunziekten

A

Het lichaam herkent lichaamseigen weefsel niet en valt zichzelf aan. Een voorbeeld hiervan is type 2 van de overgevoeligheidsreactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Aquired Immune Deficiency Syndrome (AIDS): Oorzaak

A

Human deficiëntie virus (hiv), is een RNA-retrovirus. Het enzym produceert het enzym reverse transcriptase in de cellen van de geïnfecteerde persoon. Het zet viraal RNA om in het DNA van het virus, dit wordt opgenomen in het DNA van de gastheercel. Deze vermeerdert zich en verspreid zo de ziekte door het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Aquired Immune Deficiency Syndrome (AIDS): Effecten

A

HIV heeft affiniteit voor cellen de een eiwitreceptor genaamd CD4 in hun membraan hebben. CD4 helper T-cellen zijn de belangrijkste. HIV vestigt zich in de CD4 cel populatie van het lichaam en vernietigd deze geleidelijk. Omdat CD4 cellen ene centrale rol spelen bij het lichamelijk immuunsysteem raakt deze verder verzwakt. Waardoor opportunistische effecten zich ontwikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Meest kenmerkende infecties HIV

A

Pneumonie, misselijkheid, diarree, verslechterde neurologische functie en huidaandoeningen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Candida albicans

A

Is een gistachtige schimmel die van nature aanwezig is in ons lichaam. Voornamelijk in het slijmvlies van de spijsverteringsorganen en geslachtsorganen. Infecties kunnen ontstaan op de huid vaak plekken met transpiratievocht of beschadiging door schaven of branden. Ook kan infectie ontstaat op de slijmvliezen van de slokdarm, maag, darm, mondholte of genitaliën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Systematische candiasis of candidemie

A

Een gevaarlijke complicatie ontstaat als deze in de bloedbaan terechtkomt. De algehele gezondheid gaat dan achteruit en er ontstaan onregelmatige koorts aanvallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Doelgroepen met een hoger risico

A

Mensen met een onderdruk immuunsysteem, aids of kankerpatiënten met immuunsysteem onderdrukkende medicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Rhinovirus

A

Verkoudheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Influenza

A

Griep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Varcella-zoster virus

A

Waterpokken en gordelroos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Norovirus

A

Gastro-enteritis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Rotavirus

A

Diarree, vooral bij kinderen.

17
Q

Papillomavirus

A

Genitale wratten, cervix carcinoom

18
Q

Hepatitis

A

A, B, C, D, E, F, en G virus

19
Q

Coronavirus

A

SARS, MERS, Wuhan virus

20
Q

Humaan immunodeficiëntievirus

A

HIV, AIDS

21
Q

Herpes simplex

A

Koortslip, Conjunctivitus, genitale infecties

22
Q

Reumatoïde Artritis: Epidemiologie

A

Komt voor bij 1% van de bevolking. Treft vrouwen 2/3 keer vaker. Treedt op tussen de 25 en 50 jaar. Kan ook bij kinderen voorkomen de symptomen/prognose verschillen dan enigzins

23
Q

Reumatoïde Artritis: Definitie

A

Is een auto-immuunziekte waarbij het afweersysteem een ontsteking in het synovium veroorzaakt. Het weefsel dat de gewrichtsvloeistof aanmaakt. Door de ontsteking wordt het gewricht aangetast.

24
Q

Reumatoïde Artritis: Symptomen

A

Pijnlijke, gezwollen, warme gewrichten
Gewrichten voelen stijg aan / ochtendstijfheid
Vaak symmetrisch
Onherstelbare beschadiging gewrichten

25
Q

Reumatoïde Artritis: Extra actriculaire symptomen/ buiten gewricht symptomen

A

Spierpijn, koorts, gewichtsverlies, vermoeidheid, anemie (bloedarmoede), artherosclerose (slagaderverkalking), hart en vaatziekte.

26
Q

Reumatoïde Artritis: Diagnose

A

Vergelijken klachtenpatroon, lichamelijk onderzoek en uitkomsten bloedonderzoek

27
Q

Reumatoïde Artritis: Behandeling

A

Medicamenteus: Zo vroeg mogelijk, Ontsteking verminderen, onherstelbare schade voorkomen. DMARDS: Methotrexaat, prednison disease modifyng anti rheumatic drugs en NSAIDS: Pijnstilling en ontstekingsremmer.

Niet medicamenteus: Rust, Bewegen/versterken, bewegingstherapie, coldpacks, aanpassingen/hulpmiddelen.

28
Q

Reumatoïde Artritis: Prognose

A

Soms verloopt de ziekte mild, maar meestal worden mindere perioden van pijn en moeite met bewegen afgewisseld door met betere perioden.

29
Q

Artrose: Epidemiologie

A

Meest voorkomende aandoening van het gewricht. Vaak personen van 70+
Onder de 40 bij mannen
40-70 jaar vaker bij vrouwen

30
Q

Artrose: Definitie

A

Chronische aandoening van 1 of meerdere gewrichten. Er ontstaat schade aan het kraakbeen, deze laag wordt steeds dunner en hobbelig of deze laag is helemaal weg. Hierdoor gaan de bewegingen van het gewricht steeds stroever en steeds meer pijn doen.

31
Q

Artrose: Vormen

A

Primaire artrose: Geen directe oorzaak, combinatie van risico factoren, zoals ouderdom, overgewicht, overbelasting of genetisch.
Secundaire artrose: Wel een oorzaak, trauma en misvorming, infectie en ontsteking.

32
Q

Artrose: Symptomen

A

Pijn wordt erger met bewegen, stijfheid, ochtendstijfheid is binnen 1 uur over. Beweging minder makkelijk, minder ver, crepitaties (kraken), harde knobbels door extra bot groei.

33
Q

Artrose: Diagnose

A

Aan de hand van klachtenpatroon, lichamelijk onderzoek en röntgenfoto’s

34
Q

Artrose: Behandeling

A

Niet medicamenteus, afvallen, bewegen, bewegingstherapie, braces/hulpmiddelen, warmte/koude therapie.
Medicamenteus: Pijnverlichting, injectie corticosteroïden (ontstekingsremmers.

35
Q

Artrose: Prognose

A

Kan gelijk blijven of versnellen ligt. Gaat vaak gepaard met veel pijn en bewegingsmoeilijkheden.

36
Q

Overeenkomsten

A

Klachten van gewrichten, Pijn en bewegingsmoeilijkheden, Kan niet worden genezen en heeft een grote impact op het leven.