Casus 3; Marieke Flashcards

1
Q

Structuur neusholten

A

Verwarmen: De enorme doorbloeding van de slijmvliezen maakt een snelle opwarming van de luchtstroom mogelijk.
Bevochtigen: De haren bij de voorste vangen de grootste deeltjes. Kleinere deeltjes zoals stof en bacteriën komen vast te zitten in het slijm. Slijm beschermd het onderliggende epitheel tegen irritatie en voorkomt uitdroging.
Filteren: Terwijl de lucht zich over het vochtige-slijmvlies verplaatst, raakt hij verzadigd met waterdamp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Pharynx (keelholte): Functie

A

Doorgang voor lucht en voedsel: Lucht passeert door de naso- en oropharynx, voedsel door de oro- en laryngopharynx.
Opwarming en bevochtiging: De lucht wordt op zijn weg naar de longen verder verwarmd en bevochtigd op dezelfde wijze als in de neus.
Gehoor: De buis van Eustachius loopt van de nasopharynx naar het middenoor. Deze laat lucht in het middenoor toe. Hierdoor ontstaat lucht in het middenoor die dezelfde druk heeft als het buiten-oor en het trommelvlies en die tegen veranderingen van de atmosferische druk beschermt.
Bescherming: De lymfecellen in het reticulaire bindweefsel van de neus en keelamandelen produceert antilichamen in reactie op ingeslikte of ingeademde antigenen.
Spraak: Is de resonantiekamer voor het geluid van de larynx, helpt samen met de sinussen, de stem zijn individuele kenmerken te geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Pharynx (keelholte): Structuur

A

Slijmvlies: In de nasopharynx vormt het een geheel met het neusslijmvlies en bestaat uit cilinderepitheel met trilharen, in de oro-en laryngopharynx bestaat het uit taaier meerlagig plaveiselepitheel en vormt het een geheel met het mond en slokdarmslijmvlies. Deze bekleding beschermt het weefsel tegen voedsel dat passeert.
Submucosa: De weefsel laag onder het epithelium bevat veel MALT (mucosa geassocieerd lymfoïde weefsel). De amandelen zijn MALT massa’s die door het epithelium uitpuilen.
Gladde spieren: De pharynxspieren helpen de pharynx permanent open te houden, zodat de ademhaling niet wordt verstoord. Constrictorspieren knijpen de pharynx samen tijdens het doorslikken, zodat voedingsmiddelen en vloeistoffen in de slokdarm worden geduwd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Larynx (strottenhoofd): Structuur

A

Kraakbeen: De larynx bestaat uit meerdere onregelmatig gevormde kraakbeenderen die door ligamenten en membranen met elkaar verbonden zijn. De belangrijkste kraakbeenderen zijn:
Hyaline kraakbeen: Een thyroid, een cricoid en twee arytenoid kraakbeenderen.
Elastisch fibrokraakbeen: Epilglottis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Larynx (strottenhoofd): Functie

A

Geluid produceren: De toonhoogte van de stem hangt af van de lengte en spanning van de stembanden. Kortere banden produceren hogere tonen. De luidheid van de stem is afhankelijk van de kracht waarmee de stembanden trillen. De resonantie of klankkleur hangt af van de vorm van de mond.
Spraak: Wordt geproduceerd wanneer de tong, wangen en lippen de geluiden versterken en manipuleren die door de stembanden geproduceerd worden.
Bescherming onderste luchtwegen: Tijdens het slikken beweegt de larynx omhoog, waardoor de opening van de larynx naar de pharynx wordt afgesloten. Ook dekt de epiglottis de larynx af.
Doorgang voor lucht: De larynx verbindt de pharynx aan de bovenkant aan de luchtpijp eronder.
Bevochtigen filteren en opwarmen: Deze processen gaan door terwijl ingeademde lucht de larynx passeert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Functie Trachea tijdens de ademhaling

A

Ondersteuning en doorgankelijkheid: Tracheaal kraakbeen houdt de trachea permanent open, maar de zachte weefselbanden tussen het kraakbeen bieden flexibiliteit, zodat het hoofd en de nek vrij kunnen bewegen zonder de luchtweg te knikken of te blokkeren.
Mucociliar transport: Dit is het in synchroon en regelmatig bewegen van de trilharen van het slijmvlies dat slijm met aanhangende deeltjes omhoog naar de larynx drijft, waar het wordt doorgeslikt of opgehoest.
Hoestreflex: zenuwuiteinden in de larynx, trachea en stembronchi zijn gevoelig voor irritatie. De motorische reflex is diepe inademing, gevolgd door sluiting van de stembanden, zodat de glottis is afgesloten.
Opwarming, bevochtigen en filteren: Het in de neus begonnen proces gaat door.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ademhalingsspieren: Tussenribspieren

A

De interne tussenribspieren worden gebruikt wanneer de uitademing actief wordt. Ze worden tot contractie gestimuleerd door de intercostale zenuwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ademhalingsspieren: Diafragma

A

Is een koepelvormige spierstructuur die de borst en buikholte van elkaar scheiden. Tijdens de inademing spannen zich de externe tussenribspieren en het diafragma tegelijkertijd aan, waardoor de borstholte in alle richtingen wordt vergroot.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ademhalingsspieren: Bijkomende Ademhalingsspieren

A

Als extra inspanning moet worden geleverd bij de ademhaling, worden deze spieren gebruikt. Geforceerde inademing wordt geholpen door de sternocleidomastoïde spieren en de scalene spieren, die de halswervels aan de eerste twee ribben verbinden en de ribbenkast verder uitzetten. Geforceerde uitademing wordt geholpen door de interne tussenribspieren en soms de buikspieren die de druk in de borstkas verhogen door de buikinhoud samen te knijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ademhalingscyclus: Inspiratie

A

Door gelijktijdige aanspanning van de externe tussenribspieren en het diafragma wordt de borstkas vergroot. De verwijdt de longen en de druk binnenin de alveoli en de luchtwegen daalt, waardoor er lucht in de longen stroomt in een poging de luchtdruk en de alveolaire luchtdruk te stabiliseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ademhalingscyclus: Expiratie

A

Ontspanning van de externe tussenribspieren en het diafragma resulteert in een neerwaartse en inwaartse beweging van de ribbenkast en het elastisch terugveren van de longen. Terwijl dit gebeurt, stijgt de druk in de longen en wordt de lucht uit de luchtwegen geduwd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ademhalingscyclus: Rust

A

In de rust duurt de inspiratie ongeveer 2 seconde.

In de rust duurt de expiratie ongeveer 3 seconde, en na de expiratie volgt er een pauze voor de volgende cyclus begint.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Transport zuurstof en koolstofdioxide

A

Bloed dat aankomt bij de weefsels is ontdaan van CO2 en verzadigd met O2 tijdens de passage door de longen. Dit veroorzaakt concentratiegradiënten tussen capillair bloed en de weefsels, en aldus vindt gasuitwisseling plaats (afb 10.24 B). O2 diffundeert vanuit de bloedbaan via de capillaire wand naar de weefsels. CO2 diffundeert vanuit de cellen naar de extracellulaire vloeistof, en vervolgens via de bloedbaan naar het veneuze uiteinde van het haarvat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Regulatie van de lucht en bloedstroming in de longen

A

Tijdens rustige ademhaling wordt met elke ademhaling slechts een klein deel van de totale capaciteit van de long geventileerd. Verder worden de longarteriolen verwijd die het bloed naar de geventileerde alveoli brengen om de gasuitwisseling te maximaliseren, en wordt de bloedstroming (perfusie) langs niet-functionerende alveoli gereduceerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Regulatie en ademhaling

A
  • De effectieve regulatie van de ademhaling stelt het lichaam in staat de bloedgasniveaus bij een groot aantal fysiologische, pathologische en omgevingscondities te reguleren en is normaal gesproken onwillekeurig.
    Het ademhalingscentrum regelt het ademhalingspatroon.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Regulatie en ademhaling: Chemoreceptoren

A

Dit zijn receptoren die reageren op veranderingen in de partiële druk van zuurstof en koolstofdioxide in het bloed en de cerebrospinale vloeistof.
Centrale: Deze liggen op het oppervlak van de medulla oblongata, ondergedompeld in cerebrospinale vloeistof. Wanneer de arteriële PCO2 ook maar enigszins stijgt (hypercapnie), stimuleren de centrale chemoreceptoren jet ademhalingscentrum zodat de ventilatie van de longen toeneemt en de arteriële PCO2 afneemt. De gevoeligheid van de centrale chemoreceptoren voor verhoogde arteriële PCO2 is het belangrijkste regelmechanisme bij normale bloedgaswaarden. Een geringe verlaging van de PO2 (hypoxemie) heeft hetzelfde effect, een substantiële verlaging zorgt voor ademhalingsdepressie.
Perifere: Zij reageren op veranderingen van de CO2- en de O2- concentratie van het bloed, maar zijn veel gevoeliger voor kooldioxide dan zuurstof. Een stijgende zuurgraad van het bloed stimuleert de perifere chemoreceptoren, met als gevolg toegenomen ventilatie, verhoogde CO2-uitscheiding en hogere PH van het bloed. De chemoreceptoren stimuleren ook de regulatie van de bloeddruk.

17
Q

Pneumonie: Betekenis

A

Wanneer je inademt, gaat de lucht via de luchtpijp en de kleine vertakkingen van de longen naar de longblaasjes. Daar neemt het lichaam zuurstof op. Bij een longontsteking zijn de kleine vertakkingen, de bronchiën, en de longblaasjes ontstoken.

18
Q

Pneumonie: Symptomen

A

Pijn bij ademhalen, benauwdheid, ophoesten van geel of groen slijm, soms met wat bloed, vermoeidheid, een hogere of juist een lagere lichaamstemperatuur, spierpijn en pijn bij de longen, rillen en klappertanden en een verminderde eetlust.

19
Q

Pneumonie: Risico groepen

A

Mensen die een thorax of een buikoperatie hebben ondergaan, patiënten met een zwakke conditie.

20
Q

Pneumonie: Diagnose stellen

A

De arts stelt vragen en doet lichamelijk onderzoek. Hierbij luistert hij met een stethoscoop naar jouw longen. Om zeker te zijn kan hij een röntgenfoto maken. Hierop is goed te zien of er een ontsteking zit, hoe groot die is en waar die zich bevindt. Er kan doormiddel van het testen van bloed/slijm worden gekeken of het wordt veroorzaakt door een bacterie of een virus.

21
Q

Pneumonie: Voorkomen en Behandelen

A

Ademhalingsoefeningen en therapie helpen om secreet (afscheiding) uit de longen te verwijderen. Antibioticakuur.

22
Q

Aspiratiepneumonie

A

Is een longontsteking na het verslikken. Vaste stoffen (zoals voedsel) en vloeistoffen (zoals water of braaksel) kunnen in de luchtwegen terechtkomen.
Symptomen: Ademhalingsmoeilijkheden, Blauwe verkleuring van de huid en de slijmvliezen door een gebrek aan zuurstof in het bloed (cyanose), Hoesten en Koorts met het ophoesten van stinkend slijm