Casus 2: Familie Versteeg Flashcards
Ontstekingsreactie: Toename bloedtoevoer
De arteriolen en de capillairen dilateren. De verwijding komt tot stand, doordat de beschadigde cellen chemische mediatoren afscheiden bijv. histamine en serotonine.
Ontstekingsreactie: Weefselvocht
De permeabiliteit van de wanden van de bloedvaten neemt toe door mediatoren van de ontsteking, zoals histamine, serotonine en prostaglandinen. Het uittreden van vocht wordt verder bevordert door de verhoogde bloedtoevoer, die de druk in de vaten doet toenemen.
Ontstekingsreactie: Migratie leukocyten
Door verlies van vocht wordt het bloed ingedikt en wordt de bloedstroom trager. De leukocyten krijgen nu de kans om zich vast te hechten aan de wanden van de vaten. Hun belangrijkste functie is fagocytose van antigenen.
Ontstekingsreactie: Verhoogde Temp
Remt de groei en deling van microben en stimuleert de activiteit van fagocyten. De lichaamstempratuur stijgt onder invloed van een endogeen pyrogeen (interleukine-1), dat wordt afgescheiden door macrofagen en granulocyten als reactie op toxinen van microben of immuuncomplexen. Interleukine-1 is een cytokine dat de thermostaat in de hypothalamus hoger afstelt.
Ontstekingsreactie: Pijn
Een plaatselijke zwelling kan sensorische zenuwuiteinde prikkelen en pijn veroorzaken. Deze neemt in hevigheid toe door chemische ontstekingsmediatoren zoals, bradykinine en prostaglandinen, die de zenuwuiteinde gevoeliger maken.
Ontstekingsreactie: Suppuratie (pusvorming)
Bestaat uit dode fagocyten, dode cellen, fibrine, exsudaat en levende en dode microben.
Natuurlijke antimicrobiële Stoffen
Zoutzuur: Maagsap bevat zoutzuur (HCl) in hoge concentraties, daarmee worden de meeste micro-organismen die tot hier zijn doorgedrongen, vernietigd.
Natuurlijke antimicrobiële Stoffen: Lysozym
Dit enzym is aanwezig in granulocyten, traanvocht en ander lichaamsvocht, behalve in transpiratievocht, urine en cerebrospinale vloeistof. Het vernietigt bacteriële celwanden, maar kan virussen en andere pathogenen niet beschadigen
Natuurlijke antimicrobiële Stoffen: Antilichamen
Deze beschermende proteïnen zijn aanwezig in membranen en lichaamsvloeistoffen, ze zijn instaat bacteriën te inactiveren.
Natuurlijke antimicrobiële Stoffen: Speeksel
Het speeksel in de mondholte spoelt voedselresten weg, zodat de kans op bacteriegroei wordt verkleind. Het bevat antilichamen, lysozymen en buffers om de bacteriële zuurafscheidingen te neutraliseren die tandbederf bevorderen.
Natuurlijke antimicrobiële Stoffen: Interferonen
Deze chemische stoffen worden geproduceerd door T-lymfocyten, macrofagen en door lichaamscellen waarin virussen zijn binnengedrongen. Zij voorkomen dat virussen zich in de geïnfecteerde cel vermeerderen en dat ze zich verder verspreiden naar gezonde cellen.
Natuurlijke antimicrobiële Stoffen: Complementen
Omvat ongeveer twintig eiwitten in bloed en weefsels. Het systeem wordt geactiveerd door immuuncomplexen (combinatie van antigeen en antistof) en door vreemde suikers die voorkomen op celwanden van bacteriën.
T-Lymfocyten
Cytotoxische T-cellen: Doden onmiddellijk elke cel die een antigeen draagt. Ze hechten zich vast aan de drager-cel en scheiden vervolgens krachtige toxinen af die door de nabijheid zeer werkzaam zijn. De belangrijkste taak van deze cellen is het vernietigen van abnormale lichaamscellen, zoals geïnfecteerde cellen en kankercellen
Helper T-cellen: Zijn de meest voorkomende cellen. De belangrijkste taken zijn, productie van chemische stoffen, de cytokinen. Samenwerking met b-cellen bij de productie van antilichamen.
Suppressor T-cellen: fungeren als rem. Ze schakelen geactiveerde T en B cellen uit en verhinderen zo dat het afweersysteem al te actief wordt en schadelijke nevenwerkingen gaat vertonen.
Memory T-cellen: Hebben een lange levensduur. Blijven bestaan nadat de dreiging is geneutraliseerd. Ze zorgen voor de celgemedieerde immuniteit door snel te reageren als hetzelfde antigen opnieuw binnendringt
Celgemedieerde immuniteit:
- De cellen die in te thymusklier zijn gerijpt, komen in het bloed terecht. Als ze voor het eerst hun antigeen tegenkomen, worden ze daarvoor gesensibiliseerd. Als het antigeen van buiten het lichaam afkomstig is, moet het aan de T-cel wordt `gepresenteerd’ door een cel die antigenen aan zijn oppervlak kan binden (macrofagen). Waardoor de T-cel wordt geactiveerd. Het antigeen zet de T-cel aan tot deling en vermeerdering.
Humorale (antigeen-antilichaam) immuniteit:
- B-cellen zijn veel minder mobiel dan T-cellen en circuleren meestal vrij in het lichaam in lymfatisch weefsel zoals de milt en lymfeklieren. B-cellen herkennen en binden antigeenpartikels zonder dat die door een antigeen gepresenteerd is. Als het antigeen is gedetecteerd en gebonden, met behulp van een geactiveerde helper-T-cel, dijt de B-cel uit en gaat deze zich delen in twee functioneel verschillende cellen:
o Plasmacellen: Deze scheiden enorme hoeveelheden antilichamen (immunoglobulinen) af naar het bloed. De plasmacellen leven slechts een dag, ze produceren miljoenen moleculen van slecht een type antilichaam.
o Memory-B-cellen: Blijven in het lichaam lang nadat de primaire infectie is afgehandeld. Ze reageren snel op een volgende ontmoeting met hetzelfde antigeen door de productie te stimuleren van antilichaam afscheidende plasmacellen.