Casus 1 Sophie Flashcards
Plasmamembraan
Hierin zitten de organellen. Bestaat uit 2 lagen fosfolipiden, dit is een vettige stof die zorgt voor een waterafstotend membraan. De eiwitten die er doorheen steken zorgen voor immunologische identiteit en bevat receptoren, enzymen en transporteiwitten.
Celkern
Hierin ligt het genetisch materiaal opgeslagen in de vorm van DNA. Binnenin de kern bevind zich de nucleolus deze is betrokken bij de synthese en samenstelling van de elementen van ribosomen.
Mitochondriën
Energiefabrieken van de cel is voornamelijk betrokken bij aerobe respiratie, het proces waarbij de chemische energie ATP in de cel beschikbaar wordt.
Ribosomen
Maken eiwitten. Als ze voorkomen op het cytoplasma dan maken ze eiwitten voor binnen de cel. Als ze aan de buitenkant of op het ruw ER voorkomen maken ze eiwitten voor buiten de cel.
Endoplasmatisch Retilicum
Glad ER maakt lipiden voor het plasmamembraan en steroïde hormonen, zoals testosteron en cortisol.
Ruw ER maakt eiwitten bestemd voor buiten de cel. Stuurt deze naar het Golgi.
Golgi
Verpakt verkrijgen eiwitten in blaasjes de Secretoire Granula.
Lysosomen
Voorbeeld van een secretoire Granula. Waarin eiwitten zitten die grote moleculen opbreken.
Cytoskelet
Is een netwerk van kleine vezels die zorgen voor de vorm van de cel, het bewegen van de cel en het bewegen van de organellen binnen de cel.
Milieu interieur
Ook wel extracellulaire vloeistof genoemd. Zorgt voor glucose water, zuurstof etc. buiten de cel.
Intracellulaire vloeistof
Vloeistof binnen de cel. Hoort niet bij het milieu interieur. De samenstelling wordt geregeld door de cel zelf, doormiddel van passief en actief transport.
Homeostase
Streven naar een intern evenwicht, waarbij het milieu interieur een stabiele samenstelling heeft. Als dit faalt zal dit leiden tot een giftige omgeving van de cellen.
Negatieve feedback
Elke variatie buiten de normaalwaarde wordt automatisch gecorrigeerd. Wekt een tegengestelde reactie op hoog -> laag en andersom.
Positieve feedback
Versterkt een prikkel. Maakt een waarde nog hoger of nog lager. Is relatief zeldzaam, wordt gebruikt bij porcessen die snel voltooid moeten worden, zoals de spijsvertering, de bloedstolling en bevalling.
Transportsystemen
Bestaat uit het bloed, het lymfoïde systeem en het cardiovasculair systeem.
Bloed
Plasma: Transportvoedingsstoffen, zoals hormonen en is betrokken bij de homeostase, bijv. de Tempratuur.
Erytrocyten: Rode bloedcellen, vervoeren zuurstof en koolstofdioxide.
Leukocyten: Witte bloedcellen, Afweersysteem.
Trombocyten: Bloedplaatse, Bloedstolling.
Cardiovasculair systeem
Bestaat uit een netwerk van bloedvaten en het hart.
Arteriën: Vervoeren bloed vanuit het hart.
Venen: Vervoeren bloed naar het hart.
Capillairen: Verbinden arteriën en venen. En zorgt voor de uitwisseling van stoffen tussen bloed en weefsels.
Lymfoïde systeem
Bestaat uit lymfevaten. Lymfe is weefselvloeistof dat ook materiaal bevat dat is afgevoerd van weefselruimten, zoals plasma-eiwitten, bacteriën en cel afval. Zorgt voor de productie en rijping van lymfocyten dit zijn de witte bloedcellen die betrokken zijn bij het immuunsysteem.