C5 - Rekenvaardigheid & Rekenangst Flashcards

1
Q

Wat is het doel van rekenen?

A

= functionele gecijferdheid
= vaardigheid om adequaat te handelen in rekenwiskundige situaties in het persoonlijk en maatschappelijk leven en in het beroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn 3 fasen in rekenontwikkeling?

A
  1. Ontluikende gecijferdheid (basis voor waarnemen, structureren, ordenen)
  2. Elementaire gecijferdheid (inhoud van PO-onderwijs)
  3. Functionele gecijferdheid (Middelbare en later)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke ordes heb je in ‘getalbegrip’?

A
  • Lagere orde (zien zonder tellen)
  • Hogere orde (dieper begrip van mathematische principes)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het ‘multidimensioneel model’?

A

= benadering van rekenonderwijs waarbij rekening wordt gehouden met meerdere factoren die invloed hebben op de rekenontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is kritiek op het ‘mulitdimensioneel model’? (3)

A

o Te sterk cognitief georiënteerd
o Focus ligt vooral op denkprocessen & rekenvaardigheden
o Motivationele processen krijgen minder aandacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het drieslagmodel?

A

= model voor probleemoplossend rekenen
= analyseert het rekenproces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke 3 stappen heeft het drieslagmodel?

A
  1. Plannen
  2. Uitvoeren
  3. Reflecteren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is ‘Self-efficacy’?

A

= het vertrouwen dat je moeilijke taken kunt uitvoeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is ‘Task-value’? (& welke 4 soorten zijn er?)

A

= de mate waarin je een opdracht leuk, belangrijk of nodig vindt

  1. Attainment value - past het bij mijn identiteit?
  2. Intrinsic value - haal ik hier plezier uit?
  3. Utility value - heeft het nut deze taak te doen?
  4. Cost - wat kan ik niet doen door deze taak?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het verband tussen Self-efficacy en Taks value?

A

een hoge taks value gaat vaak samen met een hogere self-efficacy en andersom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke leerbenaderingen zijn er? (2)

A
  1. Diepe leerbenadering (begrijpen)
  2. Oppervlakkige leerbenadering (accepteren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een risicofactor voor rekenangst?

A

Lagere self-efficacy –> minder motivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn 4 mogelijke verklaringen voor rekenangst?

A
  1. Disruption account → Angst verstoort je denkproces.
  2. Reduced Competency Account → Minder vaardigheid leidt tot meer angst.
  3. Bidirectional Account → Angst en lage vaardigheid versterken elkaar.
  4. Interpretation Account → Hoe je je angst ervaart en interpreteert beïnvloedt je prestaties.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke interpretatie bij een laag cijfer kan de kans op rekenangst vergroten?

A

“ik kan niet rekenen” - toeschrijven aan eigen vaardigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het gevolg van positief benaderen van stress?

A

betere cognitieve, psychologische en gedragsmatige uitkomsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn mythes over hoogbegaafde kinderen? (3)

A
  • kunnen zich altijd goed concentreren
  • kunnen andere kinderen goed helpen
  • hebben geen hulp nodig
17
Q

Wat is hoogbegaafdheid? (3)

A
  • Er is geen eenduidige definitie voor hoogbegaafdheid
  • In de praktijk wordt vaak gekeken naar IQ
  • Onderzoek richt zich meer op de interactie tussen aanleg en omgeving bij de ontwikkeling van talent
18
Q

Wat is motivatie?

A

de drijfveer achter inzet bij leeractiviteiten

19
Q

Wat zijn 2 soorten motivatie?

A
  1. Autonome motivatie –> ik wil dit leren (intrinsiek gemotiveerd)
  2. Gecontroleerde motivatie –> ik moet dit leren (extrinsiek gemotiveerd)
20
Q

Welke 2 soorten doelen zijn er?

A
  • taakdoelen (mastery)
  • prestatiedoelen (avoidance approach & performance approach)
21
Q

Wie hebben sneller mastery goals: hoogbegaafde jongens of meisjes?

A

hoogbegaafde jongens

22
Q

Wat is het Achievement Orientation Model?

A

= hoogbegaafde leerlingen die onderpresteren verschillen van succesvolle hoogbegaafden in: - De doelen die ze voor zichzelf stellen
- De moeite die ze doen om die doelen te bereiken

23
Q

Wat zijn 3 stappen van leren rekenen?

A
  1. Rekenprocedures
  2. Automatiseren
  3. Rekenfeiten (memoriseren=weten)
24
Q

Wat zegt de ‘attentional control theory’?

A

Angst → minder focus → minder denkruimte → meer fouten bij rekenen

25
Wat is 'disruption account'?
Rekenangst zorgt ervoor dat je slechter wordt in rekenen.
26
Wat zegt 'reduced competency account'?
Mensen worden angstig voor rekenen omdat ze er niet goed in zijn.
26
Wat is Disengagement Bias?
Je brein leert: “Rekenen = stress”, dus je vermijdt het zoveel mogelijk. --> vicieuze cirkel
27
Wat zegt 'bidirectioneel model'? (& hoe kun je dit aanpakken?)
Rekenangst en rekenvaardigheid beïnvloeden elkaar over en weer. Angst → slechter rekenen Slecht rekenen → meer angst Werk aan het hoofd én het doen: denk anders en doe meer
28
Wat zegt 'interpretation account'?
Het is niet alleen wat je voelt, maar hoe je het uitlegt aan jezelf. Je voelt stress en spanning vóór een rekentoets. --> 2 manieren van interpreteren: Negatief: “Zie je wel, ik ben slecht in rekenen. Dit gaat fout.” Positief: “Mijn lichaam maakt zich klaar om te presteren. Ik kan dit aan.”
29
Artikel Garcia: How affective-motivational ... (zijn motivatie en leermethode voorspellend voor rekenprestaties) Wat is het verband tussen 'plezier in rekenen' en 'rekenprestaties'?
Plezier in rekenen voorspelt positief rekenprestaties
30
Artikel Garcia: How affective-motivational ... (zijn motivatie en leermethode voorspellend voor rekenprestaties) Wat zijn negatieve voorspellers voor rekenprestaties? (2)
1. leeftijd (ouder) 2. oppervlakkige leerbenadering
31
Artikel Kroesbergen: MLD (uitleggen dat kinderen met MLD geen homogene groep zijn) Welke 3 criteria worden er gebruikt waardoor er een homogene groep kinderen is en de uitkomsten van het onderzoek niet op iedereen van toepassing zijn?
1. Seriousness 2. Specificity 3. Resistence
32
Artikel Kroesbergen: MLD (uitleggen dat kinderen met MLD geen homogene groep zijn) Wat is een aanbeveling van dit artikel?
Multidimensioneel model --> voor iedere leerling een apart profiel --> er vallen geen leerlingen buiten de boot