C. Cardiovasculaire middelen Flashcards
Namen: lisdiuretica
bumetanide, furosemide (lasix)
Werking: lisdiuretica
Sterk en snel werkend diuretisch, in opstijgende deel lis van Henle
Remming Na/K/2Cl-cotransport naar bloed
K uitscheiding
Werkingsduur furosemide 6h: lasix = lasts for six hours
Namen: thiazidediuretica
chloorthalidon, hydrochloorthiazide
Werking: thiazidediuretica
Matig, lang aanhoudend diuretisch, in distale tubulus
Remming Na/Cl-cotransport naar bloed
K uitscheiding
Namen: kaliumsparende diuretica
spironolacton, triamtereen
Werking: kaliumsparende diuretica
Zwak diuretisch, in corticale verzamelbuis
Spironolacton: competitieve antagonist aldosteron –> remming NaK uitwisseling
Triamtereen: remming corticale Na+ kanalen
Indicaties: lisdiuretica
kortademigheid en oedeem bij hartfalen, ascites bij levercirrose
Indicaties: thiazidediuretica
hypertensie, kortademigheid en oedeem bij mild hartfalen
Indicaties: kaliumsparende diuretica
icm met lis- en thiazidediuretica in voorkomen hypokaliemie
spironolacton geeft prognoseverbetering bij hartfalen NYHA3 (beperkt remodellering van het hart)
Interacties: diuretica
Verhoogde valneiging: antihypertensiva, opiaten, benzodiazepines
Hyponatriëmie: SSRI’s (SIADH)
Nierfalen: NSAID’s, RAAS-remmers
Hyperkaliëmie: NSAID’s, RAAS-remmers
Verminderd effect: NSAID’s (door zoutretentie)
Bijwerkingen: lisdiuretica
(orthostatische) hypotensie
dehydratie –> dorst, verwardheid (door koorts, diarree, braken, anorexie, hitte)
hypokaliëmie –> ritmestoornissen, spierzwakte (RF: verminderde intake, diarree, ouderen)
Bijwerkingen: thiazidediuretica
(orthostatische) hypotensie
dehydratie -> dorst, verwardheid (door koorts, diarree, braken, anorexie, hitte)
hypokaliëmie -> ritmestoornissen, spierzwakte
hyponatriëmie -> misselijk, verward, valneiging (RF: ouderen en verminderde eiwit en zoutintake)
==> serum natrium controleren na start bij ouderen
Bijwerkingen: kaliumsparende diuretica
hyperkaliëmie–> ritmestoornissen, duizeligheid, dehydratie, hypotensie, nierfalen
Risicofactoren en behandeling hyperkaliemie
Gebruik K-sparende diuretica bij DM, nierfalen, hartfalen, NSAIDs, RAASremmers
Hyperkaliemie met ECG afw: behandelen met calciumgluconaat, insuline/glucose, natriumpolystyreensulfonaat (resonium) of dialyse
Plaats en functie: β1-receptoren vs β2-receptoren –> wat doen beta-blokkers?
β1-receptoren: in pacemakercellen en myocard spiercellen => chronotropie, inotropie en dromotropie (versnelling van de prikkelgeleiding van het hart)
β2-receptoren in gladde spiercellen luchtwegen en bepaalde bloedvaten ==> bronchodilatatie en vasodilatatie
==> blokkade van deze receptoren zorgt voor verlaging hartfrequentie, bloeddruk en contractiliteit van het hart –> betere ventriculaire vulling in diastole en verminderen van ischemie
Namen: ß-blokkers
Selectief (ß1): atenolol, metoprolol
Niet selectief (β1 en β2): propanolol, sotalol, carvedilol
Naam/werking: alfa-blokkerende sympatholytica
Tamsulosine: relaxatie gladde spieren in prostaat en urinewegen + bloeddrukdaling door verwijding arteriële en venen
–> bijw: orthostase
Indicaties: ß-blokkers
Circulatoire aandoeningen:
AF
AP (secundaire preventie na acuut MI)
hypertensie
stabiel chronisch hartfalen met verminderde systolische ventrikelfunctie
Bijwerkingen: ß-blokkers
hypotensie, bradycardie en verhoogde valneiging
Bronchospasmen (mn bij astma en niet selectief)
Sotalol –> ritmestoornissen! (RF: renale klaring dus hypokaliemie, nierfunctieverlies )
Interacties: ß-blokkers
Ritmestoornissen (bij Sotalol): kaliumspiegel verlagende middelen (thiazide/lisdiuretica), nierfunctie verminderende middelen (NSAIDs), QT-verlengende middelen (oa. sommige antipsychotica)
Verminderd effect: NSAID’s (door zoutretentie)
Geen eindterm voor toets:
(Bradycardie: calciumantagonisten, negatief chronotrope medicatie)
Namen/soorten: calciumantagonisten
Dihydropyridinen: amlodipine, nifedipine
Overig: verapamil, diltiazem
Werking: calciumantagonisten
Vertraging prikkelgeleiding SA- en AV-knoop –> alleen bij verapamil en diltiazem
Vasodilatatie (coronair en systemisch)
Indicaties: calciumantagonisten
Dihydropyridinen: hypertensie
Overig: hypertensie en AF
Bijwerkingen: calciumantagonisten
Hypotensie en valneiging
Ongewenst vaatverwijdend –> hoofdpijn, flushes, oedeem, duizeligheid, reflextachycardie, hypotensie
Overig: ook nog bradycardie
Interacties: calciumantagonisten
Dihydropyridinen: CYP3A4 beïnvloedende middelen
Overig: ß-blokkers (risico op bradycardie en AVstoornissen)
Werking RAAS systeem
Rol bij de regulering van de elektrolytenbalans en de bloeddruk.
bloeddrukverlaging en Na+ -depletie => juxtaglomerulaire cellen in nier scheiden renine af => angiotensine I =angiotensin converting enzyme’(ACE) => angiotensine II => vasoconstrictie en vrijkomen aldosteron uit bijnierschors => bloeddrukstijging, natrium- en waterretentie en toename van de kaliumuitscheiding
Remming ACE => lagere bloeddruk, regressie van harthypertrofie, vaatverwijding en vermindering van hyperplasie van vasculaire gladde spiercellen
Namen: ACE-remmers
enalapril, lisinopril
Indicaties: ACE-remmers
hypertensie
hartfalen
MI
diabetische proteinurie
nefropathie met proteïnurie, micro-albuminurie (door afname weerstand efferente niervaten)
Bijwerkingen: ACE-remmers
Hypotensie, valneiging –> start low, go slow en ‘s avonds doseren
Hyperkaliëmie
Nierfalen
Angio-oedeem farynxgebied (door stapeling bradykinine)
Kriebelhoest (door stapeling bradykinine)
let op: bij nierarteriestenose is RAS al sterk gestimuleerd en kunnen ACE-remmers en ARBs krachtige bloeddrukdaling en nierfunctieverlies veroorzaken
Interacties: ACE-remmers
Nierfalen: diuretica, NSAIDs
Hyperkaliëmie: kaliumsparende diuretica (RF: dm, hf, nierfalen)
Hypotensie: diuretica!
Valneiging: antihypertensiva, opiaten, benzodiazepines
Verminderd effect: NSAID’s (oa door zoutretentie)
Namen/werking: Angiotensine 2-antagonisten
Losartan, valsartan: RAAS-remmer
blokkade angiotensine II (AT2 zorgt voor vaatverwijding, aldosteron afgifte en proliferatie gladde spiercellen )
Indicatie angiotensine 2 antagonisten
alternatief voor een ACE-remmer, indien bij gebruik van een ACE-remmer prikkelhoest of angio- oedeem een probleem vormt
Namen/werking: hartglycosiden
Digoxine:
positief inotroop (vergroot contractiekracht hart), negatief chronotroop (verlaagt HF en AV-geleiding)
Indicaties: hartglycosiden (digoxine)
AF met snelle ventrikelfrequentie!
Hartfalen
Werkingsduur: hartglycosiden (digoxine)
T1/2 40-70 uur –> oplaaddosering nodig
renaal geklaard en smalle therapeutische breedte
-
Interacties: hartglycosiden (digoxine)
Ritmestoornissen: kalium verlagende middelen (lis/thiazidediuretica) & nierfunctie verminderende middelen (NSAID’s)
Bradycardie: negatief chronotrope middelen (verapamil)
Nitraten: werking
= nitroglycerine
=> direct vaatverwijdend effect veneuze vaten en coronaire vaten
Isosorbide-mononitraat = actieve metaboliet van isosorbidedinitraat zonder first-pass effect: minder plasmaspiegelfluctuaties => orale toediening
Isosorbidedinitraat: groot first-pass effect, korte halfwaardetijd <1h => oromucosaal, maar evt ook IV bij ernstig acuut hartfalen
Indicaties: nitraten (nitroglycerine)
AP
longoedeem/astma cardiale
Bijwerkingen: nitraten
nitraatcollaps (mn bij snelwerkend preparaat bij ondervulde patiënt) –> niet staand innemen
tolerantie bij onderhoudsbehandeling –> intermitterend doseren