blok 3 kennis Flashcards
Wat zijn de elementen van een organisatie?
(social) Structuur:
formeel: regels, procedures, hiërarchie
informeel: relatie tussen mensen, interactie, samenwerking
Mensen: attitude, ambitie, normen en waarden, leiderschap
Doelen: doel van organisatie = doel van mensen, confilct
Technologie: instrumenten, machines, apparatuur
Omgeving: klanten, leveranciers, concurrenten, partners
Wat zijn de coordinatiemechanismen van mintzberg? noem voorbeelden.
1: onderlinge aanpassing
- praten met elkaar en zorgen dat taken onderling afgestemd zijn
- vb: multidisciplinair overleg. /communicatie dmv patientdossier
2: standaardisatie
- van werkprocessen (protocollen)
- van output
- van kennis en vaardigheden
- van normen
3: direct toezicht
Welke 2 manieren van individuen groeperen zijn er?
Markt: output, klant, geografisch gebied (neurologie, etc.)
- Groot voordeel: als klant heb je met 1 afdeling te maken
- Nadeel: elke eenheid zelfde disciplines in huis.
Functie: kennis, vaardigheden, werkprocessen (mensen die bepaalde handelingen/werkprocessen goed kunnen).
- Gaat uit van interne logica.
- Nadeel: als klant heb je met meerdere afdelingen te maken. - coordinatieproblemen.
Wat is span of control?
Hoeveel mensen een manager aanstuurt
Wat is het besluitvormingsproces?
Situatie -> informatie –> advies -> keuze -> autorisatie -> uitvoering -> actie.
Wat zijn de situationele factoren? en licht toe
- leeftijd en omvang
- technische systeem
- omgeving
- machtsrelaties
Wat is de eenvoudige structuur als configuratie?
- De eenvoudige structuur
- Direct toezicht
- Strategische top heeft de meeste macht
- Centralisatie met een organische structuur
- Betreft veelal: een jonge, klein organisatie in een eenvoudige, maar dynamische omgeving, vanwege vijandige omgeving of persoonlijkheid veel macht bij topmanagement.
- Vb: mymove
Wanneer is een adhocratie passend?
Bij een complex en relatief eenvoudige startomgeving
Omschrijf de machinebureaucratie
- De machinebureaucratie (Charlie Chaplin)
- Standaardisatie van het werk
- Technostructuur en top hebben veel macht
- Formalisatie van gedrag, verticale en horizontale taakspecialisatie, groepering naar functie, grote uitvoerende eenheden, verticale centralisatie en beperkte horizontale decentralisatie
- Oud, groot, niet geautomatiseerd, eenvoudige, stabiele omgeving
- Vb: grote bedrijven zoals bijvoorbeeld: brandweer, leger, macdonalds
o De werknemers hoeven geen hoge opleiding te hebben.
omschrijf de divisiestructuur
- De divisiestructuur
- Standaardisatie van output
- Middenkader heeft veel macht
o Middenkader voeren de divisies aan (divisie is een groep)
- Groepering naar markt, controle van resultaten, beperkte verticale decentralisatie
- Gediversifieerde markt, oud, groot (divisies hebben hun eigen configuratie, afhankelijk van de markt waarin ze werken).
- Vb. moderne ziekenhuizen met clusters, Philips.
- Overgangsstadia: alleen de laatste vorm is een divisiestructuur volgen Mintzberg, in de praktijk is dit bv. ook de 3e
- Voor soorten: zie pp.
omschrijf de prof. bureaucratie
- De professionele bureaucratie
- Standaardisatie van vaardigheden
- Uitvoerende kern heeft veel macht
- Training, horizontale taakspecialisatie, verticale en horizontale decentralisatie
- Ingewikkelde stabiele omgeving, niet-hoogwaardig technisch systeem.
- Vb: ziekenhuis
o Nadeel: professional juist teveel macht neiging versnippering.
omschrijf de adhocratie
- De adhocratie
- Bestuurlijke (verzinnen zelf, produceren niet) versus operationele adhocratie (verzinnen en produceren zelf, in relatie met opdrachtgever.)
- Onderlinge aanpassing, neigen snel naar professionele bureaucratie
- Ondersteunende diensten/operationele kern (resource afdeling)
- Verbindingsmiddelen, training, horizontale taakspecialisatie, gecompliceerde functionele en marktgerichte groepering
- Complexe, dynamische omgeving, jong, startend, geavanceerde en vaak geautomatiseerde
Welke 4 perspectieven op professionalisme zijn er? ligt kort toe
1, lijst van kenmerken en gedragingen
- professional: altruisme, grote mate van deskundigheid, instaat tot autonoom handelen
- beroepsgroep: controlerende functie, zelf beoordelen bepalen van beoordelingscriteria
2, Rol die gespeeld wordt en die functioneel is voor de samenleving
- vertrouwen vs controle
3, professionalisme als sociale contructie
- machtsblokken en strijd
4, professionalisme als een manier van sociale controle
- fenomeen dat ‘professies’ bepalen wat wij mogen en kunnen gebruiken, op deze manier kunnen ze autonomie uitoefenen.
Wat is autonomie?
Situatie waarin mensen onafhankelijk van anderen beslissingen mogen nemen of handelingen mogen verrichten. Zeggenschap over een bepaald domein
Welke vormen van autonomie zijn er?
- Politieke autonomie
- Economische autonomie
- klinische autonomie
Welke 4 besluitvormingsmodellen zijn er? Licht toe
1, rationele model
- alle voordelen en nadelen, en dan tot de best mogelijk keuze
- er is 1 machige actor,
2, bureaucratisch model
- leerervaringen uit het verleden leiden tot procedures en routines die het handelen bepalen (besluiten moeten eerder genomen zijn)
3, procesmodel
- weinig rationaliteit, meer willekeur/toeval.
- macht geen belangrijke factor,
- widow of opportunity
- vaak kwesties die politiek gevoelig zijn / niet aan durven te raken
4, politieke model
- organisaties zijn pluralistisch, vooral conflict, onderhandeling en compromissen sluiten, macht is centrale factor.
Wat is de definitie van macht?
Het vermogen om mensen iets te laten doen wat ze normaal niet zouden doen
Wat zijn machtsmiddelen? Welke 9 machtsmiddelen zijn er?
Machtmiddelen = dingen waarvanj e afhankelijk bent om macht uit te kunnen oefenen en of de poging ook werkt.
Fysieke (mensen) en financiële hulpbronnen
Kennis en vaardigheid (expertise, kennis van regels)
Positie- en functiemacht
Relaties
Identiteit en imago (personality)
Collectieve macht (coalition)
Positie in besluitvormingsproces
Positie in het communicatienetwerk
Je hoort dingen / je weet dingen en dit kan je een voorsprong geven.
Fysieke locatie
Wat is een machtsbron? Welke machtsbronnen zijn er?
Positiemacht – hiërarchie, maar ook stakingen
Beloningsmacht – uitreiken van prijzen, fondsen, salariëring
Dwang – handhaving, geweld (staat)
Informatie en expertise – definitiemacht (kwa milieu debat, als je de ene visie boven de ander kan zetten middels definitie, geeft dit macht)
Reputatie / charisma
Allianties en netwerken
Controle van (politieke) agenda
Controle over dominante probleemdefinitie
Controle over geld en geweld
Welke partijen zijn onderdeel van netwerk van afhankelijkheidsrelaties binnen zorgsector?
beroepsverenigingen, andere zorgaanbieders (concurrentie), leveranciers, banken, koepelorganisaties, gemeente, landelijke overheid, clienten, belangen verenigingen, zorgverzekeraars, toezichthouders
Welke. verschillende coordinatiestrategieen zijn er binnen een ziekenhuis?
- regulering en proceduralisering
- moralisering
- rationalisering (effectiviteit aantonen, objectivering en sturing)
- standaardisering (normering)
- Socialisering
Kenmerken democratisch systeem
- sterk aan de basis
- geeft onvoldoende mandaat
- trage besluitvorming
- snelle uitvoering
- medisch bestuur werkt volgens mandatering (spreek namens vakgroep en kan elk moment teruggeroepen worden)
Kenmerken hierarchisch systeem
- sterk aan de top
- delegeert onvoldoende
- snelle besluitvorming
- trage uitvoering
- manager krijgt bevoegdheid (hier moet mee afgestemd worden) –> minder inspraak / draagvlak
wat staat centraal bij het intersubjectieve perspectief?
Hoe mensen in organisaties verschillende betekenissen geven aan wat er gebeurt, ingegeven door: ‘symbolen’ ‘relaties’ ‘rituelen’ en allerdaagse gewoonten in organisaties
welke elementen spelen een belangrijke rol bij betekenisgeving?
Symbolen, verhalen, rituelen en ceremonies