Bloedkankers Flashcards

1
Q

Wat zijn de oorzakelijke mutaties van de myeloproliferatieve neoplasmen?

A
  • CML: fusie BCR::ABL1 door t(9;22)(q34;q11)
  • PV: JAK2p.V617F
  • ET: 55% JAK2p.V617F, 25% CALR en 5% MPL
  • PMF: 55% JAK2p.V617F, 30% CALR en 8% MPL
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Wat zijn mogelijke chronische B-cel leukemieën?

A
  • Monoklonale B-lymfocytose met < 5 x 10^9/L zonder lymfadenopathie
  • Small lymphocytic lymphoma met < 5 x 10^9/L met lymfadenopathie
  • B-cel chronische lymfoïde leukemie: > 5 x 10^9/L met lymfadenopathie
  • B-cel prolymfocytaire leukemie: > 5 x 10^9/L met splenomegalie en grotere lymfocyten
  • Hairy cell leukemia: pancytopenie, splenomegalie en dry tap (BRAF)
  • Hairy cell leukemia variant: hogere lymfocytose zonder monocytopenie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van circulerende T-cellen?

A
  • T-cel prolymfocytaire leukemie: CD3+, CD4+, > 5 x 10^9/L met splenomegalie en grotere lymfocyten
  • T-cel large granular lymphocytic leukemia: CD3+, CD8+, splenomegalie en auto-immuniteit
  • NK-cel large granular lymphocytic leukemia: CD3-, CD8+, splenomegalie en auto-immuniteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe stel je de diagnose van chronische myeloïde leukemie?

A

1) Perifeer bloed
- Leukocytose met neutrofilie, eosinofilie en basofilie
- Myeloïde voorlopers en blasten
- Trombocytose → anemie en trombocytopenie
2) Beenmerg
- Hypercellulariteit
- Overgewicht van myelopoëse
3) Fusiegen: cytogenetica en FISH → PCR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe behandel je chronische myeloïde leukemie?

A
  • TKI: complete hematologische en cytologische remissie
  • ASCT: vroegtijdig hoge mortaliteit
  • Hydroxyurea, interferon en ARA-C: onvolledige cytologische remissie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe stel je de diagnose van polycythemia vera?

A

1) Perifeer bloed: pancytose, afname ijzer, toename vB12 en LDH
2) Beenmerg: hypercellulariteit in alle lijnen
3) Mutaties: PCR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe behandel je polycythemia vera?

A

1) Acuut: 400-500 mL flebotomie indien Hct > 60%
2) Chronisch: doel Hct < 45%
< 60 jaar en geen trombose: flebotomie
> 60 jaar en wel trombose: hydroxyurea, JAK2 inhibitor of interferon
+ iedereen lage dosis aspirine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe stel je de diagnose van essentiële trombocytemie?

A

1) Perifeer bloed
- geïsoleerde trombocytose
- vals verhoogd kalium en LDH
2) Beenmerg
- megakaryocytaire hyperplasie
- abnormale morfologie
3) Mutaties: PCR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe behandel je essentiële trombocytemie?

A

1) Acuut: trombaferese indien > 3000 x 10^9/L
2) Chronisch
< 60 jaar, geen trombose en < 1500: afwachten
> 60 jaar, wel trombose en > 1500: hydroxyurea, anagrelide of interferon
+ iedereen lage dosis aspirine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe stel je de diagnose van primaire myelofibrose?

A

1) Prefibrotisch
- hypercellulair beenmerg met abnormale megakayrocyten
- vaak trombocytose en leukocytose
2) Fibrotisch
- hypocellulair beenmerg met dry tap en reticulinevezels
- pancytopenie met traancellen en leuko-erytroblastoïde formule
- toename LDH en kalium
3) Mutaties: PCR → moleculair en cytogenetisch voor bijkomende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe behandel je primaire myelofibrose?

A
  • Laag risico: afwachten
  • Prefibrotisch: hydroxyurea
  • Fibrotisch: hydroxyurea, rhEPO en transfusies
  • Jong en slechte prognose: allogene SCT
    In functie van leeftijd en prognostische score
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe stel je de diagnose van chronische lymfoïde leukemie?

A

1) Perifeer bloed
- celtelling: > 5 x 10^9/L B-cellen leukocytose
- cytologie: smudge cells, Gumprechtse schaduw en kleine lymfocyten
- flowcytometrie: celtype en klonaliteit
- karyotype, interfase-FISH en moleculair: IgVH en TP53
2) Beenmerg: niet vereist voor diagnose
3) Beeldvorming: op indicatie van intrathoracale of abdominale lokalisaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe behandel je chronische lymfoïde leukemie?

A

1) Watchfull waiting: voorkeur, tenzij in geval van
- anemie en trombocytopenie
- nachtzweten, koorts, gewichtsverlies, …
- hinderlijke lymfadenopathie
- snel oplopende lymfocytose
2) Antileukemische therapie
- voorkeur: BTK inhibitor, Bcl2 inhibitor en/of anti-CD20 mAb
- alternatief: chemo-immunotherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe stel je de diagnose van acute leukemie?

A

1) Perifeer bloed: ≥ 20% blasten, cytopenie en hypermetabolisme (TLS)
2) Beenmerg
- Cytologie: differentiatie ALL en AML (Auerstaven!)
- Flowcytometrie: bevestiging ALL/AML en differentiatie ALL
- Genetisch: karyotype, FISH en moleculair voor prognose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe behandel je acute leukemie?

A

1) Curatief: chemotherapie met doelgerichte therapie
- Remissie-inductie: afname met ≥2 logaritmen → hematologische remissie
- Consolidatie: anders onherroepelijk herval
2) Niet curatief: monotherapie met TKI (ALL) of demethylerende agentia (AML)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe stel je de diagnose van paraproteïne?

A
  • Eiwitelektroforese op serum
  • Immunofixatie op serum
  • Dosering van abnormale eiwit op serum
  • Vrije lichte ketens in serum
  • 24 uurs urinecollectie voor proteïnurie en eiwitelektroforese
16
Q

Hoe stel je de diagnose van multipel myeloom?

A

1) Anamnese en klinisch onderzoek
- Calcium: hyporeflexie, constipatie, polyurie, polydipsie, …
- Renaal: weinig symptomatisch
- Anemie: vermoeidheid, bleekheid, dyspnee, cardiale klachten, …
- Botletsels: pathologische fracturen, slagpijn, nachtelijke pijn, misvorming, …
2) Laboratorium
- bloed: anemie (± pancytopenie), hypercalciëmie, nierachteruitgang
- cytologie: rouleauvorming en achtergrondkleuring
- eiwitelektroforese: monoklonale piek of hypogammaglobulinemie
3) Beeldvorming voor botaantasting

17
Q

Hoe zal je multipel myeloom diagnostisch uitwerken?

A

1) Monoklonaliteit
- serum eiwitelektroforese
- immunofixatie en dosering IgA, IgM en IgG
- bepaling van FLC en K/L verhouding
- 24 uurs collectie: proteïnurie, elektroforese, FLC en K/L verhouding
- beenmerg: plasmocytose > 10%
2) Orgaanaantasting: hypercalciëmie, nierlijden, anemie en botletsels
3) Prognostische inschatting met R-ISS op basis van albumine, B2-microglobuline, LDH en cytogenetica/FISH

18
Q

Hoe wordt multipel myeloom behandeld?

A

1) Autologe stamceltransplantatie mogelijk
- triple therapie: corticosteroïden, imid (thalidomide) en omib (proteasoom-i)
- autologe transplantatie → consolidatie met triple therapie
- onderhoud met double therapie: corticosteroïden + imid of omib
2) Stamceltransplantatie niet mogelijk
- triple therapie: corticosteroïden, imid en omib
- onderhoud met double therapie: corticosteroïden + imid of omib

19
Q

Wat is de ziekte van Waldenström?

A
  • COO: lymfoplasmocytoïde cell met indolente beenmerginfiltratie
  • IgM paraproteïne, asymptomatisch tot hyperviscositeit
  • Soms cytopenie, hepatosplenomegalie en cryoglobulines
  • R/ watchful waiting, eventueel plasmaferese, immunochemo of BTK inhibitoren