bijwoorden (F→N) Flashcards
à côté
naast
à droite
rechts
à gauche
links
ailleurs
elders
à l’intérieur
binnen
dedans
binnen, in
dehors
buiten
derrière
achter
devant
voor
dessous
onder
dessus
op
en bas
beneden
en face
tegenover
en haut
boven
ici
hier
là
daar
là-bas
ginds
loin
ver
nulle part
nergens
partout
overal
près
dichtbij
quelque part
ergens
tout droit
rechtdoor
d’où
van waar
d’ici
van hier
aujourd’hui
vandaag
après
daarna
aussitôt
zodra, dadelijk
aussi tôt
even vroeg
autrefois
vroeger, eertijds
avant
eerder, eerst
bientôt
binnenkort
d’abord
eerst
déjà
al
demain
morgen
encore
nog, nog altijd
enfin
eindelijk, ten slotte
en même temps
tegelijkertijd
ensuite
vervolgens
hier
gisteren
jadis
eertijds, lang geleden
jamais
nooit
maintenant
nu
quelquefois
nu en dan, af en toe
parfois
soms
puis
vervolgens
rarement
zelden
soudainement
plotseling
souvent
vaak
tard
laat
toujours
altijd
tôt
vroeg
tout à coup
ineens
tout de suite
onmiddellijk
assez
genoeg
aussi
ook
autant
evenveel
beaucoup
veel, vele(n)
davantage
meer
encore
nog
environ
ongeveer
moins
minder
peu
weinig
plus
meer
presque
bijna
seulement
alleen, slechts
tant
zoveel
tellement
zoveel
tout
alles
très
erg (veel, weinig,…)
trop
te veel
un peu
een beetje
aussi
ook
cependant
echter, niettemin
donc
dus
en revanche
daarentegen
même
zelfs
par ailleurs
overigens
par conséquent
bijgevolg
pourtant
nochtans
quand même
toch
tout de même
toch
toutefois
echter, (maar) toch
ainsi
zo
bien
goed
calmement
kalm
debout
rechtop
doucement
zachtjes
ensemble
samen
fort
zeer
gentiment
vriendelijk
mal
slecht
mieux
beter
plutôt
eerder
vite
snel
hélas
helaas
heureusement
gelukkig
malheureusement
jammer genoeg
par bonheur
gelukkig
certainement
beslist, ongetwijfeld
oui
ja
si
ja
certes
zeker, inderdaad
évidemment
natuurlijk, kennelijk
sans doute
wellicht
peut-être
misschien
assurément
beslist, ongetwijfeld
probablement
waarschijnlijk
vraiment
werkelijk, echt, heus
ne … pas
niet
ne … aucunement
geenszins
ne … jamais
nooit
ne … plus
niet meer, geen meer
ne … rien
niets
ne … guère
amper, nauwelijks
non
nee
pas du tout
helemaal niet
moins … que
minder … dan
aussi … que
evenveel … als
plus … que
meer … dan
moins bien que
minder goed dan
aussi bien que
even goed als
mieux que
beter dan
le mieux
het best
moins mal que
minder slecht dan
aussi mal que
even slecht als
plus mal que / pire que [pis → alleen in uitdrukkingen]
slechter dan
le plus mal / le pire [pis → alleen in uitdrukkingen]
het slechtst
moins que
minder dan
autant que
evenveel als
plus que / davantage que
meer dan
le plus
het meest
moins que
(nog) minder dan
aussi peu que / (autant que)
even weinig als
plus que
(iets) meer dan
le moins
het minst