Bestuursrecht Week 2 Flashcards

1
Q

Bestuursrechtelijke rechtsbescherming
De eerste weken van dit vak staan in het teken van bestuursrechtelijke rechtsbescherming. Het bestuursrecht regelt de relatie van de overheid, vertolkt door bestuursorganen, ten opzichte van de burger. De overheid kan de rechtspositie van de burger op allerlei verschillende manieren aantasten. De beschikking (een besluit in een specifiek geval) is hier het beste voorbeeld van. De beschikking zal in veel gevallen worden aangevraagd. Het kan voorkomen dat de burger teleurgesteld is over het genomen besluit en zich benadeeld voelt. De burger kan in zo’n geval juridische stappen ondernemen. Onder bepaalde voorwaarden staat namelijk rechtsbescherming bij de bestuursrechter open.

Er moet worden voldaan aan de volgende drie voorwaarden: er is sprake van een besluit van een bestuursorgaan, waarbij in beroep wordt gegaan door een belanghebbende burger.

De belangrijkste rechtsbron bij het onderwerp bestuursrechtelijke rechtsbescherming is de Awb.

A

Bestuursrechtelijke rechtsbescherming
De eerste weken van dit vak staan in het teken van bestuursrechtelijke rechtsbescherming. Het bestuursrecht regelt de relatie van de overheid, vertolkt door bestuursorganen, ten opzichte van de burger. De overheid kan de rechtspositie van de burger op allerlei verschillende manieren aantasten. De beschikking (een besluit in een specifiek geval) is hier het beste voorbeeld van. De beschikking zal in veel gevallen worden aangevraagd. Het kan voorkomen dat de burger teleurgesteld is over het genomen besluit en zich benadeeld voelt. De burger kan in zo’n geval juridische stappen ondernemen. Onder bepaalde voorwaarden staat namelijk rechtsbescherming bij de bestuursrechter open.

Er moet worden voldaan aan de volgende drie voorwaarden: er is sprake van een besluit van een bestuursorgaan, waarbij in beroep wordt gegaan door een belanghebbende burger.

De belangrijkste rechtsbron bij het onderwerp bestuursrechtelijke rechtsbescherming is de Awb.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bestuursorgaan
Rechtsbescherming staat niet zomaar open tegen besluiten van een willekeurig persoon of college. Het moet specifiek gaan om een besluit dat is genomen door een bestuursorgaan. Welke organen bestuursorganen kunnen zijn, wordt geregeld in de wet. Er worden in art. 1:1 Awb twee verschijningsvormen genoemd. Daarnaast worden bepaalde organen expliciet uitgezonderd van het bestuursorgaanbegrip.

Art. 1:1 lid 1 Awb
1 Onder bestuursorgaan wordt verstaan:
a. Een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of
b. een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.

A organen
De eerste verschijningsvorm die door de wet wordt behandeld zijn de a-organen. De wet schrijft voor dat het hierbij moet gaan om organen van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld. Deze definitie kan in twee elementen worden opgesplitst. We bespreken eerst het laatste element.

Rechtspersoon krachtens publiekrecht
Dat iets een orgaan is, maakt het nog geen bestuursorgaan. Hiervoor is volgens de Awb meer nodig. Rechtspersonen krachtens publiekrecht zijn alle rechtspersonen die door de wet rechtspersoonlijkheid zijn toegekend. Privaatrechtelijke rechtspersonen worden door burgers opgericht, zoals BV’s, NV’s of verenigingen. Rechtspersonen krachtens publiekrecht worden niet opgericht door particulieren, maar ontstaan doordat ze (ooit) gecreëerd zijn door de wetgever.

Tip
De rechtspersoonlijkheid van openbare lichamen is een vrij constante factor, waardoor je de voorbeelden die bij deze verschijningsvorm horen op een gegeven moment kan gaan herkennen. De rechtspersoonlijkheid van publieke lichamen worden behandeld in art. 2:1 BW. Dit artikel noemt eigenlijk twee mogelijke grondslagen voor rechtspersoonlijkheid. Ofwel lid 1 van het artikel zelf (art. 2:1 lid 1 BW) ofwel een grondslag in een andere wet.

Art. 2:1 lid 1 jo. 2 BW
1. De Staat, de provincies, de gemeenten, de waterschappen, alsmede alle lichamen waaraan krachtens de Grondwet verordende bevoegdheid is verleend, bezitten rechtspersoonlijkheid.
2. Andere lichamen, waaraan een deel van de overheidstaak is opgedragen, bezitten slechts rechtspersoonlijkheid, indien dit uit het bij of krachtens de wet bepaald volgt.

Op grond van dit wetsartikel kunnen we het volgende rijtje aan rechtspersonen krachtens publiekrecht opsommen:
1. De staat;
2. De provincies:
3. De gemeenten;
4. De waterschappen

Lid 2 houdt ook de mogelijkheid open dat in een andere wet rechtspersoonlijkheid is toegewezen aan een ander openbaar lichaam. We noemen er een om te laten zien waar je zoiets aan herkent.

Art. 26 Politiewet 2012
De politie heeft rechtspersoonlijkheid en is gevestigd in een door Onze Minister aan te wijzen gemeente.

Op grond van het bovenstaande artikel kunnen we dus concluderen dat het geheel ‘de politie’ een rechtspersoon krachtens publiekrecht is.

Tip
Probeer voor de vraag naar rechtspersoonlijkheid te kijken in een relevante instellingswet, als je op een tentamen wordt geconfronteerd met een orgaan dat je nog niet eerder voorbij hebt zien komen. Voor het CBR kijkt men bijvoorbeeld in de Wegenverkeerswet 1994.

|Orgaan
In het begrip ‘bestuursorgaan’ zit het woordje orgaan. Voor een volledig antwoord zal het daarom nodig zijn om aan te tonen dat de instantie die iets heeft besloten ook daadwerkelijk wordt erkend als een orgaan van de rechtspersoon krachtens publiekrecht. Zo zal de gemeenteraad wel kwalificeren als een orgaan van de gemeente, maar de receptionist niet.

De gemeente en de provincie, die rechtspersonen zijn krachtens art. 2:1 lid 1 BW, kennen een wettelijke opsomming van hun organen. Zo heeft elke gemeente een raad, een college (van B&W) en een burgemeester art. 6 Gemeentewet. Elke provincie heeft provinciale staten, gedeputeerde staten en een commissaris van de Koning art. 6 Provinciewet.

Ook de instellingswetten van rechtspersonen op grond van art. 2:1 lid 2 BW kunnen bepaalde organen aanwijzen, bijv. doordat van een bepaald orgaan de bevoegdheden in een apart hoofdstuk worden uitgewerkt.

|Uitgezonderde organen
Door de bovenstaande stappen te doorlopen ben je er nog niet. Je kan niet met zekerheid stellen dat iets een a-orgaan is, indien het een orgaan is van een rechtspersoon krachtens publiekrecht. Art. 1:1 lid 2 Awb bevat namelijk een uitputtende opsomming van organen die per definitie niet als bestuursorgaan worden aangemerkt. Deze opsomming zal hier niet volledig worden opgenomen, maar we noemen wel enkele gevallen die we willen uitlichten.
- De wetgevende macht (waardoor wetgeving dus nooit een besluit van bestuursorgaan is);

  • De Raad van State; en
  • Onafhankelijke, bij de wet ingestelde organen die met rechtspraak zijn belast, alsmede de Raad voor de Rechtspraak en het College van afgevaardigden.

2.1.4 Stappenplan A-orgaan
Hier sommen we op wat men dient te noemen, voor de conclusie dat iets een a-orgaan is.
- Het gaat hier om een rechtspersoon krachtens publiekrecht:
- Noem art. 2:1 lid 1 BW indien het om de ‘standaardgevallen’ gaat (De Staat, gemeente, provincies, waterschappen).
- Noem art. 2:1 lid 2 BW + de bijzondere grondslag, indien het om een ‘bijzonder’ geval gaat.
- De instantie die wordt genoemd in de casus is een orgaan van deze rechtspersoon, omdat deze wordt genoemd in:
- Ofwel art. 6 gemeentewet, ofwel art. 6 provinciewet voor organen van de gemeente of de provincie;
- ofwel een bijzondere instellingswet waarin een bepaald ambt expliciet bepaalde bevoegdheden toegewezen krijgt.

B-organen
Bestuursorganen komen voor in een van de twee verschijningsvormen, niet allebei. Het is daarom raadzaam om pas te toetsen aan het b-orgaan, nadat je bent nagegaan of iets een a-orgaan is. Art. 1:1 lid 1 sub b Awb geeft een algemene definitie voor b-organen:

Art. 1:1 lid 1 sub b Awb
Een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed

Enig openbaar gezag
In de definitie van het b-orgaan wordt gesproken over ‘enig openbaar gezag’. Een aanwijzing dat een persoon of college enig openbaar gezag heeft, is het toekomen van publiekrechtelijke bevoegdheden. Indien de persoon of het college de rechtspositie van burgers eenzijdig kan beïnvloeden (op grond van een publiekrechtelijke bevoegdheid), dan is dit een sterke aanwijzing dat we kunnen spreken van enig openbaar gezag. Zo is de examencommissie van de Universiteit Utrecht in staat om de rechtspositie van studenten aan te tasten op grond van een publiekrechtelijke bevoegdheid en heeft het dus ‘enig openbaar gezag’. Een garagehouder die een apk-keuring uitvoert is ook een voorbeeld, waarbij een persoon eenzijdig de rechtspositie van burger aantast op grond van een publiekrechtelijke bevoegdheid. De burger kan het recht verliezen om een bepaalde auto (zijn eigendom) te gebruiken, indien de auto niet door de apk-keuring komt. De garagehouder tast de rechtspositie van de burger dan eenzijdig aan en heeft daarom enig openbaar gezag.

|Publieketaak-jurisprudentie
Het openbaar gezag, de bevoegdheid om te besluiten, moet in beginsel bij wettelijk voorschrift worden verleend. Dit maakt het gezag in een bepaalde situatie ook openbaar gezag. Dit betekent dat er een wettelijk voorschrift moet zijn waarin een bepaald persoon of college deze bevoegdheid verkrijgt.

Op deze regel bestaat een uitzondering, die is ontstaan in bestuursrechtelijke jurisprudentie. We noemen dit leerstuk ‘publieketaak-jurisprudentie’. De uitzondering op de hoofdregel geldt alleen voor privaatrechtelijke rechtspersonen die geldelijke uitkeringen of op geld waardeerbare voorzieningen aan derden verstrekken. De voorgeschreven uitspraak ABRvS Stichting Bevordering Kwaliteit leefomgeving Schiphol (R.o. 5.1) is relevant voor dit leerstuk en moet altijd worden genoemd bij het toetsen aan dit leerstuk. Naast de bovenstaande voorwaarden worden nog twee eisen gesteld aan de manier waarop de privaatrechtelijke rechtspersoon te werk gaat:

1 Er moet worden voldaan aan het inhoudelijke vereiste. Dit betekent dat de beslissing om uitkeringen te doen of voorzieningen te verstrekken voor 2/3de of meer wordt bepaald door een of meer a-organen (de staat bepaalt)

2 Daarnaast moet worden voldaan aan het financiële vereiste. Dit betekent dat de voorziening of uitkering voor 2/3de of meer wordt betaald door een of meer a-organen (de staat betaalt).

Er moet dus gekeken worden naar wat de rechtspersoon doet (geldelijke uitkeringen of voorzieningen, aan derden). Daarnaast moet worden gekeken naar hoe ze dit doen (inhoudelijk en financieel vereiste). De genoemde a-organen bij 1 en 2 hoeven overigens niet dezelfde organen te zijn.

Belang onderscheid
De wet onderscheidt zoals we hebben gezien twee verschijningsvormen: a-organen en b-organen. Bij de b-organen hebben we gezien dat er nog een uitzonderingscategorie bestaat op grond van de publieke-taak jurisprudentie.

Van a-organen kan - in tegenstelling tot b-organen - worden gezegd dat zij in elke hoedanigheid optreden als bestuursorgaan. Van deze hoedanigheid kunnen zij niet loskomen. Daarentegen worden b-organen niet in elke situatie aangemerkt als b-orgaan, alleen wanneer zij hun wettelijk opgedragen taak uitvoeren.

Voorbeeld: Indien het college van burgemeesters en wethouders van een gemeente namens de gemeente (rechtspersoon) een contract sluit met een IT-bedrijf treden zij op als een a-orgaan, ook al gaan ze een privaatrechtelijke overeenkomst aan. Indien een garagehouder zijn laptop laat repareren treedt hij niet op als bestuursorgaan.

A

Bestuursorgaan
Rechtsbescherming staat niet zomaar open tegen besluiten van een willekeurig persoon of college. Het moet specifiek gaan om een besluit dat is genomen door een bestuursorgaan. Welke organen bestuursorganen kunnen zijn, wordt geregeld in de wet. Er worden in art. 1:1 Awb twee verschijningsvormen genoemd. Daarnaast worden bepaalde organen expliciet uitgezonderd van het bestuursorgaanbegrip.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Belang onderscheid
De wet onderscheidt zoals we hebben gezien twee verschijningsvormen: a-organen en b-organen. Bij de b-organen hebben we gezien dat er nog een uitzonderingscategorie bestaat op grond van de publieke-taak jurisprudentie.

Van a-organen kan - in tegenstelling tot b-organen - worden gezegd dat zij in elke hoedanigheid optreden als bestuursorgaan. Van deze hoedanigheid kunnen zij niet loskomen. Daarentegen worden b-organen niet in elke situatie aangemerkt als b-orgaan, alleen wanneer zij hun wettelijk opgedragen taak uitvoeren.

Voorbeeld: Indien het college van burgemeesters en wethouders van een gemeente namens de gemeente (rechtspersoon) een contract sluit met een IT-bedrijf treden zij op als een a-orgaan, ook al gaan ze een privaatrechtelijke overeenkomst aan. Indien een garagehouder zijn laptop laat repareren treedt hij niet op als bestuursorgaan.

A

Belang onderscheid
De wet onderscheidt zoals we hebben gezien twee verschijningsvormen: a-organen en b-organen. Bij de b-organen hebben we gezien dat er nog een uitzonderingscategorie bestaat op grond van de publieke-taak jurisprudentie.

Van a-organen kan - in tegenstelling tot b-organen - worden gezegd dat zij in elke hoedanigheid optreden als bestuursorgaan. Van deze hoedanigheid kunnen zij niet loskomen. Daarentegen worden b-organen niet in elke situatie aangemerkt als b-orgaan, alleen wanneer zij hun wettelijk opgedragen taak uitvoeren.

Voorbeeld: Indien het college van burgemeesters en wethouders van een gemeente namens de gemeente (rechtspersoon) een contract sluit met een IT-bedrijf treden zij op als een a-orgaan, ook al gaan ze een privaatrechtelijke overeenkomst aan. Indien een garagehouder zijn laptop laat repareren treedt hij niet op als bestuursorgaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bevoegdheidsverkrijging
Het derde onderwerp van deze week is de verkrijging van publiekrechtelijke bevoegdheden. We noemen expliciet bestuursbevoegdheden, omdat het bij dit vak niet gaat om regelgevende bevoegdheden. Dit heeft als bijkomstigheid dat we niet hoeven te gaan kijken naar woordkeuzes in de Grondwet (‘regels stellen’, ‘bij of krachtens wet’). We noemen de regelgevende bevoegdheden wel, omdat deze ook (in mindere mate) voorkomen in het bestuursrecht.

Bevoegdheden zijn verbonden aan het legaliteitsbeginsel. Een bevoegdheid moet namelijk een wettelijke grondslag hebben. De bevoegdheden die we kennen zijn vaak te herleiden tot een bepaalde wettelijke grondslaag. Een bevoegdheid kan worden gecreëerd (attributie), maar deze kan ook worden doorgeschoven (delegatie), of uitgevoerd worden door een ander in naam van een bestuursorgaan (mandaat).

|Attributie
Bij attributie wordt een bestuursbevoegdheid gecreëerd. We noemen hier even expliciet de bestuursbevoegdheid, omdat het voor de hand ligt om dat voor dit vak te bespreken. Het uitgangspunt is dus dat een nieuwe bevoegdheid tot het verrichten van bestuursrechtelijke rechtshandelingen wordt geschapen in een wettelijk voorschrift. Niet alleen voor het uitvoeren, maar ook voor het creëren van een bevoegdheid moet een wettelijke grondslag aanwezig zijn. Dit kan een wet in formele zin zijn, maar dit kan ook een lagere regeling zijn.

Een helder voorbeeld is art. 1:7 BW, waarin de formele wetgever de bevoegdheid om iemands geslachtsnaam te wijzigen, attribueert.

Art. 1:7 lid 1 BW:
1. De geslachtsnaam van een persoon kan op zijn verzoek of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger, door de Koning worden gewijzigd.

Dit was voor het bestaan van dit artikel (en bij voorgangers van dit artikel) nog een niet-bestaande bevoegdheid en deze is dus volledig nieuw gecreëerd. De grondslag om dit te doen is de algemene bevoegdheid van de formele wetgever om wetten op te stellen. Er bestaat ook een mogelijkheid dat in een APV (Gemeentelijk niveau) bestuursbevoegdheden worden geattribueerd. Dit mag niet in strijd komen met hogere regelgeving.

Ontvangers
Indien een bevoegdheid wordt gecreëerd moet deze ook worden toegewezen aan iemand. Een bevoegdheid die door niemand wordt uitgevoerd is een dode regel. De persoon die wordt aangewezen als ‘bevoegde’ kunnen we de ontvanger noemen. In de literatuur worden drie mogelijke ontvangers aangewezen voor de attributie:

1 Attributie aan bestuursorganen met een verantwoordingsplicht, zoals organen van de Staat, provincies en de gemeenten.

2 Attributie aan zelfstandige bestuursorganen. Zelfstandige bestuursorganen zijn bestuursorganen die niet hiërarchisch ondergeschikt zijn en geen directe verantwoording verplicht zijn aan vertegenwoordigende bestuursorganen.

3 Attributie aan ambtenaren. Dit kan bijv. zijn omdat er veel besluiten genomen moeten worden. Er moeten jaarlijks enorm veel belastingaanslagen worden goedgekeurd. De bevoegdheid om dit te doen is toegewezen aan belastinginspecteurs. De belastinginspecteurs kunnen zelfstandig besluiten nemen.

|Delegatie
Bij delegatie gaat hem om het overdragen van een bestaande bevoegdheid. Hierin onderscheidt delegatie zich van attributie. Bij attributie ging het om een nog niet bestaande bevoegdheid.

Bij delegatie gaat ook de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de bevoegdheid mee op het ontvangende bestuursorgaan. Hierbij moet worden vermeld dat het gaat om de delegatie van bestuursbevoegdheden, niet van regelgevende bevoegdheden. Regelgevende bevoegdheden vallen niet onder de reikwijdte van de Awb. Toelaatbaarheid van delegatie van regelgevende bevoegdheden wordt gereguleerd door de termen, ‘bij of krachtens’, ‘regels stellen’, ‘regelen’. Voor de delegatie van bestuursbevoegdheden geeft de Awb een definitie.

Art. 10:13 Awb
Onder delegatie wordt verstaan: het overdragen door een bestuursorgaan van zijn bevoegdheid tot het nemen van besluiten aan een ander die deze onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent.

Delegatie is niet altijd mogelijk. Er zijn twee dingen waarop gelet moet worden bij delegatie van bestuursbevoegdheden. Ten eerste wordt een beperking gegeven aan delegatie en ten tweede wordt een voorwaarde gegeven voor delegatie.

Delegatieverbod aan ondergeschikten
Art. 10:14 Awb
Delegatie geschiedt niet aan ondergeschikten.

Een beperking van delegatie is dat deze niet kan geschieden aan ondergeschikten. De ratio van deze bepaling is dat overdracht van een bevoegdheid aan een ondergeschikte van het bestuursorgaan geen doel treft. De ondergeschikte zal nog steeds aanwijzingen moeten opvolgen, waardoor er niet gesproken kan worden van de zelfstandige uitoefening van de bevoegdheid. We zullen zo zien dat mandaat zich beter leent voor het inschakelen van ondergeschikten.

|Wettelijke grondslag
Art. 10:15 Awb
Delegatie geschiedt slechts indien in de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien.

Een belangrijke voorwaarde voor delegatie is dat hierin wettelijk moet zijn voorzien. Deze bevoegdheid om te delegeren kan bij het wetsartikel zelf worden geclausuleerd, maar kan ook algemeen worden beschreven (voor een groep bevoegdheden). Zie bijv. art. 156 Gemeentewet waarin de gemeenteraad de bevoegdheid krijgt om eigen bevoegdheden aan B&W te delegeren, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

Tip:
Alleen bij het overdragen van eigen bevoegdheden spreken we van ‘delegatie’ (zie hierna ook, 3.4 ‘overdracht’). Zo kan bestuursorgaan X er niet voor kiezen om bevoegdheden van bestuursorgaan Y aan bestuursorgaan Z te delegeren.

|Delegatiebesluit
Voor delegatie is een bepaalde handeling nodig, het gaat niet vanzelf. Dat de wet de mogelijkheid om te delegeren voorschrijft, betekent niet dat dit hoeft te gebeuren. Indien dit wel de wens is, geschiedt dit krachtens een te nemen delegatiebesluit.

|Beleidsregels
Bij het overdragen van de bevoegdheid is het niet denkbaar dat het delegerende bestuursorgaan aanwijzingen meegeeft aan het ontvangende bestuursorgaan. De mogelijkheid om beleidsregels op te stellen voor de uitoefening wordt wel gegeven in de wet, zie art. 4:81 lid 1 Awb jo. art. 10:16 lid 1 Awb.

|Subdelegatie
De overdracht van een bevoegdheid van het ene bestuursorgaan naar het andere hoeft niet te betekenen dat het hier bij blijft. Het kan zijn dat bevoegdheden hierna door het ontvangende bestuursorgaan weer opnieuw worden doorgegeven. We spreken dan van subdelegatie. Hiervoor zijn drie schakels nodig. Hiervoor is vereist dat er wederom een wettelijke grondslag bestaat die dit toestaat. Hier hoeft niet gekeken te worden naar termen zoals, ‘bij of krachtens’ en ‘regelen’. Het gaat immers niet om regelgevende bevoegdheden.

  • Delegatie: bestuursorgaan A (oorspronkelijke bestuursorgaan) delegeert een bevoegdheid aan bestuursorgaan B.
  • Subdelegatie: bestuursorgaan B delegeert aan bestuursorgaan C.

|Mandaat
Bij mandaat gaat het om een bestuursbevoegdheid van een bestuursorgaan, waarbij een machtiging wordt gegeven om deze bevoegdheid in naam van dat bestuursorgaan uit te oefenen.

3.3.1 Beslissingsmandaat & ondertekeningsmandaat
Er zijn twee vormen van mandaat die van elkaar onderscheiden kunnen worden.
1. Mandaat waarbij de bevoegdheid wordt gegeven om in naam van het bestuursorgaan besluiten te nemen (beslissingsmandaat), zie art. 10:1 Awb.

  1. Mandaat waarbij besluiten die door het bestuursorgaan worden genomen slechts worden ondertekend (ondertekeningsmandaat), zie art. 10:11 Awb.

Voorwaarden
In tegenstelling tot delegatie is mandaat in beginsel altijd mogelijk. Dit betekent dat er geen wettelijke grondslag is vereist. De wet formuleert op deze hoofdregel twee uitzonderingen in art. 10:3 Awb.

Art. 10:3 lid 1 en 2 Awb
1. Een bestuursorgaan kan mandaat verlenen, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich tegen de mandaatverlening verzet.

  1. Mandaat wordt in ieder geval niet verleend indien het betreft een bevoegdheid:
    - 1. Tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften, tenzij bij de verlening van die bevoegdheid in mandaatverlening is voorzien;
    - 2. Tot het nemen van een besluit ten aanzien waarvan is bepaald dat het met versterkte meerderheid moet worden genomen of waarvan de aard van de voorgeschreven besluitvormingsprocedure zich anderszins tegen de mandaatverlening verzet;
    - 3. Tot het vernietigen van of tot het onthouden van goedkeuring aan een besluit van een ander bestuursorgaan.

De twee uitzonderingen zijn dus:
1. Er kan een wettelijk voorschrift zijn dat de mandaatverlening verbiedt; of

  1. De aard van de bevoegdheid kan zich verzetten tegen de mandaatverlening. In art. 10:3 lid 2 Awb wordt beschreven wanneer de aard van de bevoegdheid zich in ieder geval verzet.

Voorbeeld
Art. 177 Gemeentewet
1. De burgemeester kan een in de gemeente dienstdoende ambtenaar van politie machtigen in zijn naam besluiten te nemen of andere handelingen te verrichten.
2. Geen machtiging wordt verleend tot het nemen van besluiten ingevolge de artikelen 151b, 154a, 172, 172a, 172b, 174 lid 2 en 174a tot en met 176a.

In dit artikel wordt mandaat voor een aantal artikelen dus wettelijk uitgesloten (uitzondering 1).

Ondergeschikten
In de praktijk vindt mandaat in beginsel plaats aan ondergeschikten. Mandaat wordt vaak gebruikt in situaties waarin het voor het bestuursorgaan niet haalbaar is om alle te nemen besluiten zelf te nemen. Het is belangrijk om te weten dat bij mandaat de bevoegdheid bij het oorspronkelijk bevoegde bestuursorgaan blijft rusten en er geen sprake is van een doorbreking van de bevoegdheidsverdeling.

Niet-ondergeschikten
Wettelijk wordt niet uitgesloten dat bevoegdheden niet kunnen worden gemandateerd aan niet-ondergeschikten. Dit ligt praktisch gezien wel minder voor de hand. De mogelijkheid wordt geregeld in art. 10:4 lid 1 Awb. Hiervoor is een mandaatbesluit vereist. Art. 10:4 lid 1 Awb stelt mede de voorwaarde dat voor mandaatverlening instemming is vereist van de niet-ondergeschikte. Indien wordt gemandateerd aan een niet-ondergeschikte van het verlenende bestuursorgaan, die wel ondergeschikt is aan een ander bestuursorgaan, moet het leidinggevende bestuursorgaan instemmen. Deze instemming is niet vereist, wanneer de wet in dat specifieke mandaat voorziet.

Ondermandaat
De mandaatgever kan het toestaan dat de gemandateerde de bevoegdheid krijgt om zelf een ander aan te wijzen die de bevoegdheid zal uitoefenen. In zo’n situatie zijn er drie schakels:
- oorspronkelijke bestuursorgaan
- gemandateerde
- de persoon die de bevoegdheid uitoefent in ondermandaat.

Art. 10:9 lid 1 Awb schrijft hierbij voor dat de oorspronkelijke mandaatgever (1) wel moet instemmen met het ondermandaat. Dit vloeit voort uit de woorden ‘de mandaatgever kan toestaan (dat ondermandaat wordt verleend).

|Overdracht
In het boek wordt ook nog geschreven over een ‘tussenfiguur’: de overdracht. Het gaat hier om het verplaatsen van een bevoegdheid. Dit doet vermoeden dat het gaat om delegatie. Delegatie is een immers vorm van verkrijging waarbij de bevoegdheid verplaatst van A naar B. Bijzonder aan delegatie is echter steeds dat het bestuursorgaan dat de bevoegdheid heeft, de bevoegdheid doorgeeft. Een voorbeeld van delegatie is wanneer het college van B&W zijn bevoegdheid om besluiten te nemen over subsidieaanvragen overdraagt aan een speciale ingestelde commissie.

Bij overdracht gebeurt er iets anders. In deze gevallen verplaatst een ander bestuursorgaan, dan het bestuursorgaan dat oorspronkelijk de bevoegdheid had, de bevoegdheid naar weer een ander bestuursorgaan. Dit zou bijv. betekenen dat de Minister van Financiën besluit dat de bevoegdheid om besluiten te nemen over subsidieaanvragen wordt verplaats van het college van B&W naar een zelfstandig bestuursorgaan.

In dit geval zijn er drie bestuursorganen betrokken. Een bestuursorgaan met de oorspronkelijke bevoegdheid (A), een bestuursorgaan dat de bevoegdheid ontvangt (B), een bestuursorgaan dat besluit dat de bevoegdheid wordt verplaatst (C).

Over deze vorm van verkrijging bepaalt art. 10:20 Awb dat de regels van delegatie van overeenkomstige toepassing zijn. De enige regels die niet overeenkomstig van toepassing worden verklaard zijn de regels die bepalen dat het oorspronkelijke bestuursorgaan beleidsregels kan opstellen voor het ontvangende bestuursorganen. Bij wettelijk voorschrift of besluit kan wel worden bepaald dat het oorspronkelijk bevoegde bestuursorgaan alsnog beleidsregels kan geven.

A

Bevoegdheidsverkrijging
Het derde onderwerp van deze week is de verkrijging van publiekrechtelijke bevoegdheden. We noemen expliciet bestuursbevoegdheden, omdat het bij dit vak niet gaat om regelgevende bevoegdheden. Dit heeft als bijkomstigheid dat we niet hoeven te gaan kijken naar woordkeuzes in de Grondwet (‘regels stellen’, ‘bij of krachtens wet’). We noemen de regelgevende bevoegdheden wel, omdat deze ook (in mindere mate) voorkomen in het bestuursrecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Belanghebbende
Het laatste onderwerp van deze week ziet op één van de drie belangrijke vereisten voor bestuursrechtelijke rechtsbescherming: het zijn van een belanghebbende. De wet onderscheidt drie categorieën voor het zijn van een belanghebbende. De belangrijkste twee categorieën in deze cursus zijn: de natuurlijke persoon als belanghebbende en de rechtspersoon als belanghebbende. In deze eerste categorie bespreken we twee manieren waarop een natuurlijk persoon belanghebbend kan zijn. Ten eerste kan de natuurlijk persoon de normadressaat zijn bij een besluit. Ten tweede kan de natuurlijk persoon voldoen aan alle vijf OPERA criteria. In de tweede categorie bespreken we enerzijds de rechtspersoon die opkomt voor een algemeen belang en anderzijds de rechtspersoon die opkomt voor een collectief belang.

Degene die in bezwaar en beroep gaat tegen een besluit van een bestuursorgaan moet belanghebbend zijn (bij een bepaald besluit). Een algemene definitie voor dit begrip wordt wederom gegeven door de Awb, in art. 1:2 lid 1 Awb. Voor het belanghebbendebegrip worden in drie verschillende leden, drie verschillende hoedanigheden genoemd: de natuurlijke persoon, een ander bestuursorgaan en privaatrechtelijke rechtspersonen (stichtingen en verenigingen).

Art. 1:2 Awb
1. Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2. Ten aanzien van bestuursorganen worden de hun toevertrouwde belangen als hun belangen beschouwd.
3. Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

Men moet bij deze cursus beargumenteren of redeneren waarom een bepaalde betrokken partij aangemerkt moet worden als een belanghebbende partij. Dit kan eigenlijk op twee manieren. Deze twee manieren zijn van toepassing op alle drie de leden van art. 1:2 Awb.

Tip van LawBOEQs
De voorgeschreven uitspraken zien steeds maar op een specifiek onderdeel van de leerstukken. Je hoeft dus niet in elk geval alle uitspraken langs te lopen. Het is wel belangrijk om te weten welke uitspraak bij welk element aan bod komt. We hebben onderaan de uitleg een overzicht opgenomen.

|Normadressaat
De meest simpele manier om vast te stellen dat een betrokken partij belanghebbend is bij een besluit, is als dit besluit naar die partij is gericht. We noemen deze partij dan normadressaat. Een praktisch criterium (niet volledig waterdicht) dat gehanteerd kan worden, is dat een normadressaat vaak de persoon is die wordt aangeschreven per brief. Indien op een tentamen duidelijk is dat een bepaald besluit, zoals het niet verstrekken van een subsidie, zich richt tot een bepaald persoon, dan is deze persoon dus normadressaat en om die reden belanghebbende.

We kunnen dus de volgende regel opstellen: normadressaat = belanghebbende.

|Niet-normadressaat
Het is echter niet vereist om normadressaat te zijn, om belanghebbende te zijn bij een besluit. Voldoende belang kan voor een betrokken partij ook worden geconstrueerd, aan de hand van vijf criteria. Deze criteria zijn goed te onthouden, omdat de eerste letter van elk element terugkomt in het woord ‘OPERA’. Als iemand geen normadressaat is, toetsen we altijd aan deze criteria.

OPERA
1 Objectief
2 Persoonlijk
3 Eigen
4 Rechtstreeks
5 Actueel

1 Objectief
Een belang dat wordt aangevoerd door een potentieel belanghebbende moet wel een objectief te bepalen belang zijn. Een belang dat slechts bestaat in de subjectieve belevingswereld van een burger en niet objectief bepaalbaar is, kan geen grondslag vormen voor het zijn van een belanghebbende. De ‘nostalgische waarde’ van een pad waar iemand als kind altijd op naar school fietste, is een voorbeeld van een niet objectief belang.

2 Persoonlijk
Een individu moet zich onderscheiden van de amorfe massa. Zijn eigen belang moet dus bijzonder, individueel of persoonlijk zijn. Dit is een belangrijke kernzin bij het persoonlijk belang. Noem dit dan ook altijd op een tentamenvraag over de OPERA-criteria.

Wanneer een bepaalde weg wordt afgesloten en je daardoor een half uur om moet rijden naar je werk word je niet in je persoonlijk belang geraakt, omdat meerdere mensen hier waarschijnlijk last van zullen hebben. Er is deze week een reeks uitspraken voorgeschreven die relevant zijn voor het vaststellen van voldoende persoonlijk belang. Deze uitspraken zien alleen op het persoonlijk belang. Je noemt deze uitspraken dan ook alleen bij de bespreking van of een natuurlijk persoon wel of geen persoonlijk belang heeft. De OPERA-criteria zijn cumulatief. Dit betekent dat aan alle vijf de criteria voldaan moet worden. Bespreek daarom na het persoonlijk belang (en de relevante jurisprudentie) de overige criteria.

  • Ten aanzien van een niet-normadressaat bij omgevingsbesluiten (specifieke besluiten genomen op grond van de omgevingswetgeving) bestaat er vast jurisprudentie die aangehaald kan worden om te toetsen of iemand een persoonlijk belang heeft. Het gaat om ABRvS Mestbassin Mechelen.
    Hierin wordt bepaald dat voor het zijn van belanghebbende aannemelijk moet zijn dat ter plaatse van de woning of het perceel gevolgen van enige betekenis kunnen worden ondervonden. Het uitgangspunt is dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Indien er geen gevolgen van enige betekenis zijn, dan is iemand feitelijk wel gevolgen ervaart - die niet van enige betekenis zijn - dus geen belanghebbende.
  • Ten aanzien van een niet-normadressaat die het gevoel heeft dat hij of zij wordt geschaad in zijn of haar concurrentiebelang (bijv. door een voor een concurrent begunstigend besluit), noemt men ABRvS Minicamping de Heksenketel. Hieruit vloeit de regel voort dat concurrenten belanghebbenden kunnen zijn, indien een besluit effect heeft op de concurrentieverhoudingen. Daarvoor moet nog wel eerst worden vastgesteld dat de partijen daadwerkelijk concurrenten zijn.

Hiervoor moet je vast kunnen stellen dat de niet-normadressaat opereert in (1) hetzelfde marktsegment (zelfde diensten of goederen) en (2) hetzelfde verzorgingsgebied. Hetzelfde marktsegment ziet op de aard van de diensten, zo concurreert een kapper niet met een bakker. Hetzelfde verzorgingsgebied voegt een topografisch element toe. Zo komt de Jumbo in Maastricht niet in gevaar, indien het college van B&W een vergunning verleent om uit te breiden aan de AH in Groningen.

Indien het concurrentiebelang vaststaat moet worden gekeken of een concurrent een rechtstreeks bij het besluit betrokken belang heeft. Dit hangt af van de aard van het te nemen besluit en de gevolgen die de concurrent daarvan ondervindt. Ook dit wordt genoemd in ABRvS Minicamping de Heksenketel.

3 Eigen
Dit criterium vereist van een belanghebbende dat hij/zij niet opkomt voor het belang van een ander, maar opkomt voor zijn/haar eigen belang. Dit moet echter niet worden verward met het vereiste van een ‘persoonlijk belang’. Een gemakkelijk voorbeeld waarin niet wordt voldaan aan dit criterium is wanneer burger A - getrouwd met burger B - bezwaar aantekent en opkomt voor het belang van B wanneer een bestuursorgaan de vergunning van B intrekt. Er is hier dan geen sprake van een eigen belang voor A.

4 Rechtstreeks
In Bestuursrecht 1 wordt dit element als ‘direct’ genoemd. Dat is enigszins verwarrend, want de D komt niet voor in OPERA. We willen je daarom ook op het hart drukken dat je deze passages kan beschouwen als een uitwerking van het element rechtstreeks.

Het element vergt een directe connectie tussen het besluit en de (potentieel) belanghebbende. Het rechtstreekse belang komt in gevaar, indien er in de casus meerdere schakels bestaan. Dat betekent dat er naast de direct betrokken partij ook nog derden zijn aan te wijzen die in relatie staan tot de direct betrokken partij. De minst betrokken partij (‘de derde’) heeft dan een afgeleid belang. Er zijn dan twee situaties waarin dit toch niet in de weg staat aan het aannemen van een rechtstreeks belang bij de
‘minst betrokken’ partij.

  • Het kan zijn dat de twee betrokken burgerpartijen in contractuele relatie staan met elkaar en een parallel belang hebben. Het belang van beide partijen valt dan samen. Dan wordt in beginsel het belang van de minst betrokken partij niet als rechtstreeks aangenomen. Een uitzondering op deze hoofdregel werd gegeven in de uitspraak CRvB Intrekking Pgb. In deze uitspraak werd geoordeeld dat bij een tussengeschoven contractuele relatie niet per definitie sprake is van een afgeleid belang. In zulke situaties moet namelijk alsnog worden onderzocht of de derde op zichzelf een zelfstandig eigen belang kan hebben bij het besluit. Dit zal sneller worden aangenomen, indien de derde door het besluit wordt geschaad in een eigendomsrecht of in een fundamenteel recht (grondrecht of verdragsrecht).
  • Het kan ook zijn dat twee betrokken burgerpartijen geen belang hebben dat samenvalt, maar een tegengesteld belang hebben. Dit kan zich bijv. voordoen in de relatie huurder en verhuurder. In zulk soort gevallen is er wel een rechtstreeks belang, ondanks dat er een partij via een overeenkomst een afgeleid belang heeft. Het afgeleid belang is namelijk tegengesteld en dus wordt de persoon met dit belang alsnog rechtstreeks geraakt.

5 Actueel
Het belang dat de belanghebbende bij het besluit heeft, moet ten tijde van het besluit al bestaan. Toekomstige, onzekere belangen staan in de weg aan het aanmerken in de zin van art. 1:2 Awb.

|Rechtspersonen als belanghebbende
Niet alleen natuurlijke personen art. 1:2 lid 1 Awb kunnen optreden als belanghebbende, ook andere bestuursorganen (lid 2) en privaatrechtelijke rechtspersonen (lid 3). Deze laatste groep is op te splitsen in twee typen rechtspersonen. Ten eerste rechtspersonen die opkomen voor een collectief belang (vaak verenigingen) en ten tweede rechtspersonen die opkomen voor een algemeen belang (vaak stichtingen). Beide typen moeten voldoen aan bepaalde vereisten om daadwerkelijk te kunnen optreden als belanghebbende. De uitwerking van de typen verschilt wel van elkaar. In ieder geval geldt nog steeds dat ook een rechtspersoon als normadressaat bij een besluit zonder meer belanghebbende is. In alle andere gevallen toetsen we aan de onderstaande vereisten.

|Algemeen belang
Rechtspersonen kunnen in het leven worden geroepen met als bijzonder doel het behartigen van een algemeen belang. Algemene belangen kunnen zijn: milieubelangen, belangen van kunst en cultuur, belangen van monumentbehoud, etc. Er worden twee voorwaarden gesteld om op te kunnen komen als belanghebbende.

Ten eerste moet het algemeen belang dat door de rechtspersoon wordt behartigd voldoende specifiek omschreven zijn in de statutaire doelstellingen van de rechtspersonen. Statuten zijn het oprichtingsdocument van een rechtspersoon, waarin mede het doel van deze rechtspersoon beschreven staat. Een rechtspersoon met te ruim omschreven belangen zal niet kunnen optreden als belanghebbende. Het belang moet voldoende afgebakend zijn van andere belangen en dus onderscheidend genoeg zijn. Iets wat men altijd dient te betrekken in de beoordeling hiervan, is de geografische afbakening van het belang. Een stichting die opkomt voor het behoud van paardenbloemen in Nederland zal minder snel een rechtstreeks belang hebben dan de stichting die opkomt voor het behoud van paardenbloemen in de gemeente Middelburg.

Ten tweede moet dit algemeen belang niet alleen voortvloeien uit de statutaire doelstellingen, maar ook uit feitelijke werkzaamheden. Dit kan bijv. zijn door het geven van lezingen, voorlichtingsavonden, het uitdelen van flyers, etc. In de jurisprudentie worden over dit vereiste nog twee dingen opgemerkt:

  • De feitelijke werkzaamheden van een rechtspersoon die opkomt voor een algemeen belang mogen niet enkel bestaan uit het in rechte opkomen. Hieronder wordt mede verstaan allerlei voorbereidende handelingen voorafgaand aan procedures (bezwaar of beroep). Dit blijkt uit ABRvS Stichting Openbare Ruimte.
  • Uit ABRvS (MOB) blijkt dat bij de beoordeling van de feitelijke werkzaamheden ook werkzaamheden van langer dan een jaar geleden van belang kunnen zijn. Werk dat wordt verricht voor derden en werk dat enkel dient ter beoordeling van te voeren procedures worden niet aangemerkt als feitelijke werkzaamheden.

|Collectief belang
Het opkomen voor een collectief belang verschilt van een algemeen belang, omdat het hierbij gaat om een bundeling van de belangen van individuen. Bij een algemeen belang gaat het om iets dat per definitie niet het volledige belang is van een individu, maar dat wordt gesteund door meerdere individuen. De gedachte achter art. 1:2 lid 3 Awb is dat het wenselijker is dat verschillende natuurlijke personen gebundeld tegen een besluit opkomen dan ieder individueel, mede gelet op de belasting voor de bestuursrechter.

Wettelijk gezien worden voor een rechtspersoon die voor een collectief belang opkomt, dezelfde eisen gesteld als voor een rechtspersoon die opkomt voor een algemeen belang. De uitwerking hiervan verschilt echter sterk. Een rechtspersoon die opkomt voor collectieve belangen zal namelijk in de praktijk veel gemakkelijker kunnen optreden als belanghebbende. Dit wordt ook onderschreven in ABRvS Belangenvereniging Indische Buurt. In deze uitspraak wordt door de Afdeling bepaalt dat een rechtspersoon die collectieve belangen behartigt zonder meer als belanghebbende moet worden aangemerkt, omdat de rechtsbescherming hierbij gediend is. In de annotatie bij deze uitspraak wordt gesteld dat het vereiste van het verrichten van feitelijke werkzaamheden volledig is losgelaten. De besloten belangen kunnen worden geacht aanwezig te zijn in de bundeling van belangen.

Voor het uitwerken van het bovenstaande is het wel van belang om vast te stellen dat in ieder geval een natuurlijke persoon die onderdeel uitmaakt van de bundeling, individueel zou kunnen optreden als belanghebbende (art. 1:2 lid 1 Awb). Het zou namelijk niet wenselijk zijn als de belangenvereniging Inwoners Lombok in bezwaar zou kunnen gaan tegen de bouw van een parkeergarage in Enschede. Geen een van de leden van de belangenvereniging in Lombok heeft hierbij een belang.

A

Belanghebbende
Het laatste onderwerp van deze week ziet op één van de drie belangrijke vereisten voor bestuursrechtelijke rechtsbescherming: het zijn van een belanghebbende. De wet onderscheidt drie categorieën voor het zijn van een belanghebbende. De belangrijkste twee categorieën in deze cursus zijn: de natuurlijke persoon als belanghebbende en de rechtspersoon als belanghebbende. In deze eerste categorie bespreken we twee manieren waarop een natuurlijk persoon belanghebbend kan zijn. Ten eerste kan de natuurlijk persoon de normadressaat zijn bij een besluit. Ten tweede kan de natuurlijk persoon voldoen aan alle vijf OPERA criteria. In de tweede categorie bespreken we enerzijds de rechtspersoon die opkomt voor een algemeen belang en anderzijds de rechtspersoon die opkomt voor een collectief belang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

|Normadressaat
De meest simpele manier om vast te stellen dat een betrokken partij belanghebbend is bij een besluit, is als dit besluit naar die partij is gericht. We noemen deze partij dan normadressaat. Een praktisch criterium (niet volledig waterdicht) dat gehanteerd kan worden, is dat een normadressaat vaak de persoon is die wordt aangeschreven per brief. Indien op een tentamen duidelijk is dat een bepaald besluit, zoals het niet verstrekken van een subsidie, zich richt tot een bepaald persoon, dan is deze persoon dus normadressaat en om die reden belanghebbende.

We kunnen dus de volgende regel opstellen: normadressaat = belanghebbende.

A

|Normadressaat
De meest simpele manier om vast te stellen dat een betrokken partij belanghebbend is bij een besluit, is als dit besluit naar die partij is gericht. We noemen deze partij dan normadressaat. Een praktisch criterium (niet volledig waterdicht) dat gehanteerd kan worden, is dat een normadressaat vaak de persoon is die wordt aangeschreven per brief. Indien op een tentamen duidelijk is dat een bepaald besluit, zoals het niet verstrekken van een subsidie, zich richt tot een bepaald persoon, dan is deze persoon dus normadressaat en om die reden belanghebbende.

We kunnen dus de volgende regel opstellen: normadressaat = belanghebbende.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ABRvS Stichting Openbare Ruimte

Relevantie: In deze uitspraak wordt het toetsingskader gegeven aan de hand waarvan kan worden bepaald of een stichting als belanghebbende te gelden heeft in de zin van art. 1:2 lid 3 Awb. In het bijzonder gaat het hier om de toetsing aan art. 1:2 lid 3 Awb via een algemeen belang (en dus geen collectief belang). Gekeken moet worden naar de statutaire doelstelling van de rechtspersoon, en naar de feitelijke werkzaamheden. Enkel procederen volstaat niet om te voldoen aan het geformuleerde vereiste van ‘feitelijke werkzaamheden’.

Relevante feiten: Het ging om een besluit waarin een vergunning was verleend om de veestapel uit te breiden in de Veluwe door de gedeputeerde staten van Gelderland. Tegen dit besluit kwam de Stichting Openbare Ruimte in bezwaar. De Stichting zet zich in voor een kwalitatief duurzame leefomgeving voor alle levende wezens omvattende de lokale, nationale en mondiale leefomgeving.

Rechtsvraag: Is de stichting aan te merken is als een belanghebbende in de zin van art. 1:2 lid 3 Awb?

Beoordeling door de ABRvS:
De Afdeling beantwoordt eerst een algemene vraag: hoe wordt getoetst of een rechtspersoon als belanghebbende kan worden aangemerkt op grond van art. 1:2 lid 3 Awb? Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt (r.o. 2.3).

Toepassing
Het statutaire doel van de Stichting is zo veelomvattend dat het onvoldoende onderscheidend is om op grond daarvan te kunnen oordelen dat het belang van de Stichting rechtstreeks is betrokken bij het bestreden besluit.

Voorts is gebleken dat de Stichting geen werkzaamheden verricht die kunnen worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van art. 1:2 lid 3 Awb. De werkzaamheden van de Stichting bestaan in hoofdzaak uit het initiëren van en het participeren in bestuursrechtelijke procedures.

Daarna buigt de Afdeling zich over de vraag wat precies moet worden verstaan onder ‘feitelijke werkzaamheden’.

De Afdeling overweegt dat het louter in rechte opkomen tegen besluiten als regel niet kan worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van art. 1:2 lid 3 Awb. Ditzelfde geldt voor het indienen van verzoeken tot handhavend optreden en het naar voren brengen van zienswijzen over ontwerpbesluiten, nu beide dienen ter voorbereiding van het in rechte opkomen tegen besluiten.

Daarnaast kan de Stichting ook niet worden beschouwd als een bundeling van individuele belangen (collectief belang) waarmee effectieve rechtsbescherming gediend kan zijn.

Conclusie
De Stichting kan niet worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van art. 1:2 lid 3 Awb. Het college [van Gedeputeerde Staten] heeft het bezwaar ten onrechte niet niet-ontvankelijk verklaard (r.o. 2.4).

A

ABRvS Stichting Openbare Ruimte

Relevantie: In deze uitspraak wordt het toetsingskader gegeven aan de hand waarvan kan worden bepaald of een stichting als belanghebbende te gelden heeft in de zin van art. 1:2 lid 3 Awb. In het bijzonder gaat het hier om de toetsing aan art. 1:2 lid 3 Awb via een algemeen belang (en dus geen collectief belang). Gekeken moet worden naar de statutaire doelstelling van de rechtspersoon, en naar de feitelijke werkzaamheden. Enkel procederen volstaat niet om te voldoen aan het geformuleerde vereiste van ‘feitelijke werkzaamheden’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ABRvS MOB
Relevantie: In deze uitspraak wordt nader gekeken naar het vereiste dat feitelijke werkzaamheden moeten worden verricht door een rechtspersoon die een algemeen belang behartigt.

Relevante feiten: Betrokken partijen zijn het college van Gedeputeerde Staten van Fryslân en de Coöperatie Mobilisation for the Environment (hierna: MOB). Het college had meerdere besluiten genomen waarmee aan verschillende vergunninghouders een vergunning was verleend voor de uitbreiding en in stand houden van een agrarisch bedrijf. MOB heeft tegen deze besluiten bezwaar en beroep ingesteld. Door het college wordt aangevoerd dat MOB geen belanghebbende is bij de verlening van de vergunningen. Volgens het college worden geen feitelijke werkzaamheden uitgevoerd. MOB zou in het verleden wel feitelijke werkzaamheden hebben verricht, maar zich tegenwoordig beperken tot het voeren van juridische procedures.

Rechtsvraag: Kan de MOB worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van art. 1:2 lid 3 Awb? Meer concreet: wordt in casu voldaan aan het vereiste van ‘feitelijke werkzaamheden’ in de zin van art. 1:2 lid 3 Awb?

Beoordeling door de ABRvS: De Afdeling toetst eerst de statutaire doelstelling van de MOB. Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is, moet worden bepaald of de rechtspersoon krachtens statutaire doelstelling en blijkens feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt (r.o. 8). Het gebied waarop de verleende vergunning betrekking heeft, ligt binnen de territoriale begrenzing van de statutaire doelomschrijving. Belangen betrokken bij het verlenen van de vergunningen behoren tot de belangen die de MOB behartigt.

Daarna wordt ingegaan op de feitelijke werkzaamheden van de MOB. De vraag of de MOB nog steeds als belanghebbende kan worden aangemerkt, kan op een zeker moment anders worden beoordeeld, bijvoorbeeld omdat geruime tijd geen relevante feitelijke werkzaamheden meer worden verricht. Bij de beoordeling hiervan kunnen ook werkzaamheden van een jaar geleden van belang zijn (r.o. 8.1). Een aantal genoemde feitelijke werkzaamheden betreft werk dat de MOB in opdracht van derden verricht en werkzaamheden die niet los staan van juridische procedures of de voorbereiding daarvan. Deze worden niet meegerekend. Dan worden er allerlei feitelijke werkzaamheden genoemd die wel ‘tellen’. De Afdeling komt tot de conclusie dat de MOB wel feitelijke werkzaamheden onderneemt en dus belanghebbende is in de zin van art. 1:2 Awb.

A

ABRvS MOB
Relevantie: In deze uitspraak wordt nader gekeken naar het vereiste dat feitelijke werkzaamheden moeten worden verricht door een rechtspersoon die een algemeen belang behartigt.

Relevante feiten: Betrokken partijen zijn het college van Gedeputeerde Staten van Fryslân en de Coöperatie Mobilisation for the Environment (hierna: MOB). Het college had meerdere besluiten genomen waarmee aan verschillende vergunninghouders een vergunning was verleend voor de uitbreiding en in stand houden van een agrarisch bedrijf. MOB heeft tegen deze besluiten bezwaar en beroep ingesteld. Door het college wordt aangevoerd dat MOB geen belanghebbende is bij de verlening van de vergunningen. Volgens het college worden geen feitelijke werkzaamheden uitgevoerd. MOB zou in het verleden wel feitelijke werkzaamheden hebben verricht, maar zich tegenwoordig beperken tot het voeren van juridische procedures.

Rechtsvraag: Kan de MOB worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van art. 1:2 lid 3 Awb? Meer concreet: wordt in casu voldaan aan het vereiste van ‘feitelijke werkzaamheden’ in de zin van art. 1:2 lid 3 Awb?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ABRvS Belangenvereniging Indische Buurt
Relevantie: In deze uitspraak wordt het toetsingskader geschetst voor de toepassing van het belanghebbendebegrip op een rechtspersoon die een collectief belang behartigt (in tegenstelling tot het algemeen belang, zie hiervoor ABRvS Stichting Openbare Ruimte).

Relevante feiten: In deze uitspraak is er een genomen besluit door een bestuursorgaan en een vereniging die opkomt voor de gebundelde belangen van de buurtbewoners. Het college van B&W Den Helder had een aanlegvergunning verleend voor een fort genaamd ‘Stelling Den Helder’. Ten gevolge hiervan zullen werkzaamheden voor een deel plaatsvinden in het werkgebied van de Belangenvereniging. Door het college wordt aangevoerd dat het statutaire doel van de Belangenvereniging te ruim is omschreven en onvoldoende onderscheidend is om te kunnen oordelen dat het belang van de Belangenvereniging is betrokken bij het genomen besluit.

Rechtsvraag: Is de vereniging belanghebbende bij het genomen besluit in de zin van art. 1:2 lid 3 BW?

Beoordeling door de ABRvS: Het doel van de vereniging is het behartigen van de belangen van de Indische Buurt en directe omgeving in Den Helder. Hiervoor worden vergaderingen gehouden, er wordt onderhandeld met de overheid en met particulieren, et cetera (r.o. 2.1.2). Het statutaire doel van de vereniging is algemeen geformuleerd. Daarnaast onderneemt de vereniging werkzaamheden die kunnen worden aangemerkt als ‘feitelijke werkzaamheden’ (r.o. 2.1.3). In dit geval gaat het om een bundeling van rechtstreeks bij het besluit betrokken individuele belangen waarmee effectieve rechtsbescherming gediend kan zijn. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de Belangenvereniging zonder meer als belanghebbende in de zin van art. 1:2 lid 3 Awb kan worden aangemerkt (r.o. 2.1.3).

Uit dit laatste kunnen we een regel afgeleiden voor een rechtspersoon die collectieve belangen behartigt. Het (sub)vereiste van feitelijke werkzaamheden door deze rechtspersoon wordt ondergeschikte waarde toegekend, of wordt zelfs in z’n geheel weggelaten (zie Noot onder ‘1’). Deze regel bestaat alleen ten opzichte van rechtspersonen die collectieve (gebundelde) belangen behartigen, niet voor rechtspersonen die algemene belangen behartigen.

Het wordt niet met zo veel woorden gezegd, maar het is wel belangrijk dat in ieder geval één van de gebundelde individuele belangen rechtstreeks bij het besluit betrokken is. Het kan dus niet zo zijn dat individuen allemaal niet als belanghebbende aangemerkt kunnen worden, maar de vereniging waarin de belangen van deze individuen gebundeld worden wel.

A

ABRvS Belangenvereniging Indische Buurt
Relevantie: In deze uitspraak wordt het toetsingskader geschetst voor de toepassing van het belanghebbendebegrip op een rechtspersoon die een collectief belang behartigt (in tegenstelling tot het algemeen belang, zie hiervoor ABRvS Stichting Openbare Ruimte).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Stichting Bevordering Kwaliteit Leefomgeving Schiphol
Relevantie: Deze uitspraak betreft een uitzondering op de hoofdregel dat enig openbaar gezag een wettelijke grondslag moet hebben voor b-organen. Vaststelling van een privaatrechtelijke rechtspersoon als bestuursrechtelijk b-orgaan gebeurt aan de hand van de criteria: ‘de staat bepaalt’ en ‘de staat betaalt’. Dit noemen we ook wel de ‘publieke-taak’ jurisprudentie.

Relevante feiten: Een burger heeft aan de Stichting een uitkering in natura verzocht op grond van de ervaren hinder van vliegverkeer rondom de luchthaven Schiphol. Dit verzoek is afgewezen en het bezwaar hiertegen is ongegrond verklaard. De Stichting is mede opgericht om aanvragen op uitkeringen ofwel in geld ofwel in natura voor hinder van Schiphol te behandelen. De Stichting is opgericht voor de provincie Noord-Holland en N.V. Luchthaven Schiphol en heeft als algemeen doel het bevorderen van de kwaliteit van de woon-, werk- en leefomgeving in de Schipholregio.

Rechtsvraag: Kan het bestuur van de stichting worden gezien als een bestuursorgaan in de zin van art. 1:1 lid 1 sub b Awb?

Beoordeling door de ABRvS: [ Ten eerste worden algemene regels vastgesteld voor het b-orgaan begrip] . Op grond van art. 1:1 lid 1 sub b Awb is een orgaan van een privaatrechtelijke rechtspersoon een bestuursorgaan als dat orgaan met openbaar gezag is bekleed. Daarvoor is bepalend of aan dat orgaan een publiekrechtelijke bevoegdheid tot het eenzijdig bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten is toegekend. Openbaar gezag wordt in beginsel slechts bij wettelijk voorschrift toegekend. Als dat ontbreekt, is een orgaan van een privaatrechtelijke rechtspersoon in beginsel geen bestuursorgaan (r.o. 5.1) .

[Dan volgt de uitzondering].
Bij organen van privaatrechtelijke rechtspersonen die geldelijke uitkeringen of op geld waardeerbare voorzieningen aan derden verstrekken, kan zich evenwel een uitzondering op deze regel voordoen. Deze uitzondering doet zich voor als aan twee cumulatieve vereisten is voldaan:

  1. De inhoudelijke criteria voor het verstrekken van geldelijke uitkeringen of voorzieningen dienen in beslissende mate te worden bepaald door een of meer a-organen. Deze organen hoeven geen zeggenschap te hebben over een beslissing over een verstrekking in een individueel geval.
  2. De verstrekking van deze uitkeringen of voorzieningen moet in overwegende mate (in beginsel voor twee derden of meer) worden gefinancierd door een of meer a-organen.

De a-organen genoemd bij voorwaarde “1” en de a-organen genoemd bij voorwaarde “2” hoeven niet dezelfde te zijn.

Toepassing
In casu is er niet voldaan aan het eerste (inhoudelijke) vereiste. De criteria voor het verstrekken van uitkeringen zijn neergelegd in het Bestemmingsreglement dat is vastgesteld door het bestuur van de Stichting en goedgekeurd door de raad van toezicht (r.o. 5.3). Daarnaast wordt er ook niet voldaan aan het tweede (financiële) vereiste. Vastgelegd is dat Schiphol tien miljoen euro beschikbaar stelt uitsluitend voor de financiering van schrijnende gevallen, de minister tien miljoen euro beschikbaar stelt voor gebiedsgerichte projecten (geen schrijnende gevallen) en Noord-Holland 10 miljoen euro beschikbaar stelt voor zowel schrijnende gevallen en gebiedsgerichte projecten. Als we specifiek kijken naar de financiering van de verstrekking van uitkeringen in schrijnende gevallen kan dus niet worden gezegd dat twee derden wordt gefinancierd door a-organen. Bij het financiële vereiste dient te worden gekeken naar de financiering van de verstrekking in kwestie (r.o. 5.4)..

Het bestuur is niet aan te merken als bestuursorgaan in de zin van art. 1:1 lid 1 sub b Awb. De rechtbank heeft zich daarom terecht onbevoegd verklaard ten aanzien van het beroep.

A

Stichting Bevordering Kwaliteit Leefomgeving Schiphol
Relevantie: Deze uitspraak betreft een uitzondering op de hoofdregel dat enig openbaar gezag een wettelijke grondslag moet hebben voor b-organen. Vaststelling van een privaatrechtelijke rechtspersoon als bestuursrechtelijk b-orgaan gebeurt aan de hand van de criteria: ‘de staat bepaalt’ en ‘de staat betaalt’. Dit noemen we ook wel de ‘publieke-taak’ jurisprudentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ABRvS Mestbassin Mechelen
Relevantie: In deze uitspraak wordt een bijzonder toetsingskader geschetst voor het vereiste “persoonlijk” in de OPERA-criteria, wat relevant is voor het belanghebbendebegrip.

Relevante feiten: Het gaat hier om een groep burgers en het college van B&W. Door de burgers wordt verzocht dat het college van B&W handhavend optreedt tegen een mestbassin op een stuk grond in Mechelen. Dit verzoek wordt afgewezen en de bezwaren op deze afwijzing worden niet-ontvankelijk verklaard door het college. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Het mestbassin is volgens onderzoek van Bureau Geonius in gebruik zonder de hiervoor vereiste vergunning. Dit komt doordat het bassin gelegen is op een afstand van minder dan 100 meter van een geurgevoelig object. Het college heeft zelf besloten om nog niet handhavend op te treden en het bedrijf dat het mestbassin in gebruik heeft in de gelegenheid te stellen om hiervoor een vergunning aan te vragen. Deze vergunning is uiteindelijk verleend. De bezwaren van de burgers zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat ze allemaal op meer dan 250 meter afstand wonen.

Rechtsvraag: Zijn de burgers die in hoger beroep zijn gegaan aan te merken als belanghebbenden in de zin van art. 1:2 lid 1 Awb?

Beoordeling door de ABRvS: Voor het zijn van belanghebbende moet aannemelijk zijn dat ter plaatse van de woning of het perceel gevolgen van enige betekenis kunnen worden ondervonden. Dit criterium wordt door de Afdeling nader toegelicht. Het uitgangspunt is dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Met andere woorden: men is dus niet belanghebbend als er geen sprake is van gevolgen van enige betekenis. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen van de activiteit in de woon-, leef- of bedrijfssituatie van de betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Hierbij wordt acht geslagen op factoren ‘afstand tot’, ‘zicht op’, ‘planologische uitstraling van’ en ‘milieugevolgen’ van de activiteit die het besluit toestaat. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn. Als er een wettelijke norm wordt gegeven, is deze norm niet bepalend voor de vraag of de betrokkene belanghebbende is bij het besluit. De kring van belanghebbenden kan ook verschillen gebaseerd op de aard van het besluit. Bij besluiten over activiteiten uit het omgevingsrecht is het de taak van het bestuursorgaan om de kring van belanghebbenden vast te stellen, gebaseerd op de feitelijke gevolgen. Slechts indien ‘gevolgen van enige betekenis’ ontbreken, kan en mag de betrokkene worden gevraagd om aan te tonen welke feitelijke gevolgen hij ondervindt of vreest te ondervinden (r.o. 3.2).

Toepassing
De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat niet aannemelijk is dat de bezwaarmakers die op een afstand van meer dan 250 meter geurhinder van enige betekenis ondervinden van het gebruik van het mestbassin. Het college heeft niet weersproken dat deze bezwaarmakers geen geurhinder waarnemen. Dit betekent dat de bezwaarmakers belanghebbenden zijn bij het besluit, tenzij ‘gevolgen van enige betekenis’ ontbreken. Voor de beantwoording van deze vraag is van belang dat de geurhinder zich met name voordoet als het mestbassin net gevuld is én de wind in de richting van de woningen staat. Dit vormt geen grond om aan te nemen dat gevolgen van enige betekenis ontbreken. De bezwaren hadden niet niet-ontvankelijk verklaard moeten worden.

A

ABRvS Mestbassin Mechelen
Relevantie: In deze uitspraak wordt een bijzonder toetsingskader geschetst voor het vereiste “persoonlijk” in de OPERA-criteria, wat relevant is voor het belanghebbendebegrip.

Relevante feiten: Het gaat hier om een groep burgers en het college van B&W. Door de burgers wordt verzocht dat het college van B&W handhavend optreedt tegen een mestbassin op een stuk grond in Mechelen. Dit verzoek wordt afgewezen en de bezwaren op deze afwijzing worden niet-ontvankelijk verklaard door het college. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Het mestbassin is volgens onderzoek van Bureau Geonius in gebruik zonder de hiervoor vereiste vergunning. Dit komt doordat het bassin gelegen is op een afstand van minder dan 100 meter van een geurgevoelig object. Het college heeft zelf besloten om nog niet handhavend op te treden en het bedrijf dat het mestbassin in gebruik heeft in de gelegenheid te stellen om hiervoor een vergunning aan te vragen. Deze vergunning is uiteindelijk verleend. De bezwaren van de burgers zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat ze allemaal op meer dan 250 meter afstand wonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ABRvS Minicamping de Heksenketel

Relevantie: Deze uitspraak ziet op het vereiste ‘persoonlijk’ in de OPERA criteria. In het bijzonder gaat het over situaties waarin een concurrentiebelang is. Hiervoor moet sprake zijn van bedrijfsactiviteiten in hetzelfde marktsegment en hetzelfde verzorgingsgebied. Als hieraan wordt voldaan, moet ook nog worden gekeken of het hierdoor ontstane ‘concurrentiebelang’ rechtstreeks betrokken is bij het genomen besluit.

Relevante feiten: Er zijn twee partijen betrokken in deze casus, daarnaast is er wederom een genomen besluit door een bestuursorgaan. De ene partij is AGRAforce die minicamping ‘De Heksenketel’ exploiteert. AGRAforce exploiteert ook andere minicampings in de regio. Deze partij heeft het college van B&W verzocht om handhavend op te treden tegen het plaatsen van speeltoestellen en bouwwerken op andere minicampings (van appellant 2) in strijd met het bestemmingsplan. Met andere woorden: de speeltoestellen mochten op grond van het bestemmingsplan niet op de camping staan en het verzoek van AGRAforce is dat de gemeente deze verwijdert. Het college van B&W heeft niet tijdig gereageerd op deze verzoeken. De andere partij zijn de eigenaren van de andere campings. De rechtbank heeft vastgesteld dat AGRAforce wel belanghebbende is, omdat er sprake is van een concurrentiebelang. Volgens de eigenaar van de andere campings en het college van B&W is AGRAforce geen belanghebbende, omdat AGRAforce niet over een kampeervergunning beschikt.

Rechtsvraag: Is AGRAforce belanghebbende in de zin van art. 1:2 lid 1 Awb bij het genomen besluit?

Beoordeling door de ABRvS: Degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks is betrokken bij een besluit is belanghebbende. Een onderneming heeft slechts een concurrentiebelang als zij in hetzelfde verzorgingsgebied en marksegment bedrijfsactiviteiten ontplooit als waarin de bedrijfsactiviteiten van haar concurrent plaatsvinden (r.o. 4.4).

Toepassing

AGRAforce verhuurt op minicamping ‘De Heksenketel’ vijftien kampeerplekken aan recreanten. De omstandigheid dat AGRAforce niet over een kampeervergunning zou beschikken doet er niet aan af dat AGRAforce feitelijk betrokken is bij de exploitatie van minicamping ‘De Heksenketel’. AGRAforce is werkzaam in hetzelfde marksegment en hetzelfde verzorgingsgebied als de exploitanten van de vijf andere minicampings en is dus concurrent. AGRAforce is als concurrent niet zonder meer belanghebbende. Dat is alleen als haar belang rechtstreeks is betrokken bij het nog te nemen besluit. Of dat het geval is hangt af van de aard van het te nemen besluit en de gevolgen die AGRAforce daarvan ondervindt.

‘De Heksenketel’ van AGRAforce zou door het niet handhavend optreden door het college minder aantrekkelijk zijn voor toeristen, vergeleken met de andere minicampings. De Afdeling is van oordeel dat de gevolgen niet maken dat het belang van AGRAforce rechtstreeks is betrokken bij de handhavingsverzoeken. Niet aannemelijk is dat zij door de besluiten rechtstreeks in haar belang wordt geraakt. Dat ‘De Heksenketel’ minder aantrekkelijk zou zijn, berust niet op aangevoerde feiten of omstandigheden. Nu AGRAforce niet rechtstreeks in haar belang wordt geraakt, is zij geen belanghebbende (r.o. 4.5) .

A

ABRvS Minicamping de Heksenketel

Relevantie: Deze uitspraak ziet op het vereiste ‘persoonlijk’ in de OPERA criteria. In het bijzonder gaat het over situaties waarin een concurrentiebelang is. Hiervoor moet sprake zijn van bedrijfsactiviteiten in hetzelfde marktsegment en hetzelfde verzorgingsgebied. Als hieraan wordt voldaan, moet ook nog worden gekeken of het hierdoor ontstane ‘concurrentiebelang’ rechtstreeks betrokken is bij het genomen besluit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

CRvB Intrekking Pgb
Relevantie: Als er in het kader van het belanghebbendebegrip op grond van de OPERA-criteria een contractuele relatie bestaat tussen een derde en degene die bij het besluit betrokken is, betekent dit niet zonder meer dat er sprake is van een afgeleid belang. Ook moet worden gekeken of deze derde zelf nog een betrokken belang heeft, los van de contractuele relatie.

Relevante feiten: Een mevrouw exploiteert een zorgcentrum en voorziet hiermee in de huisvesting en zorgverlening van vijf tot tien cliënten. De zorg wordt geheel of voor een deel bekostigd uit het persoonsgebonden budget (hierna: pgb) van de cliënten. Nu is er een besluit genomen waarin het college van B&W een cliënt verbiedt om nog zorg in te kopen bij de mevrouw. De zorg van deze mevrouw zou niet van voldoende kwaliteit zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat de mevrouw, omdat ze in een contractuele relatie tot de cliënt staat, enkel een afgeleid belang heeft en dus niet rechtstreeks wordt geraakt. De mevrouw voert zelf aan dat het besluit, waarin een negatieve beoordeling van haar zorg verpakt zit, als gevolg zal hebben dat ze failliet gaat. Ze wordt naar eigen zeggen rechtstreeks geraakt in het fundamentele recht op arbeid en het recht op eigendom als bedoeld in art. 1 EVRM.

Rechtsvraag: Kan de mevrouw toch worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van art. 1:2 lid 1 Awb, ondanks dat er hier sprake is van een contractuele relatie?

Beoordeling door de ABRvS: Het enkele feit dat er sprake is van een contractuele relatie tussen degene tot wie een besluit is gericht en een derde, betekent niet dat het belang van die derde bij dat besluit reeds daarom als een afgeleid belang moet worden aangemerkt (r.o. 5.2.2). Onderzocht moet namelijk worden of die derde los van die contractuele relatie ook een zelfstandig eigen belang heeft (dat wel rechtstreeks betrokken is).

Toepassing
Het besluit dat de Pgb voor de cliënte niet meer bij de mevrouw mag worden ingekocht, heeft directe financiële gevolgen, die niet uitsluitend voortvloeien uit de contractuele relatie. Zij is reeds daarom belanghebbende (r.o. 5.3).

De mevrouw heeft los van de contractuele relatie een zelfstandig eigen belang, hiervoor is geen beroep op de EVRM artikelen vereist (r.o. 5.4).

Het bestuur heeft in het bestreden besluit de mevrouw ten onrechte niet als belanghebbende bij het besluit aangemerkt (r.o. 6.1).

A

CRvB Intrekking Pgb
Relevantie: Als er in het kader van het belanghebbendebegrip op grond van de OPERA-criteria een contractuele relatie bestaat tussen een derde en degene die bij het besluit betrokken is, betekent dit niet zonder meer dat er sprake is van een afgeleid belang. Ook moet worden gekeken of deze derde zelf nog een betrokken belang heeft, los van de contractuele relatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verkorte stappenplan:
Natuurlijk persoon
1 normadressaat art. 1:2 lid 1 Awb
2 opera criteria: derde belanghebbende
- 1 objectief
- 2 persoonlijk
arrest Mestbassin Mechelen r.o. 3.2 > omgevingswetgeving
arrest Minicamping de Heksenketel r.o. 4.4 > concurrentie
3 eigen
4 rechtstreeks
arrest Intrekking Pgb r.o. 5.2.2.
5 actueel

Rechtspersonen
1 normadressaat art. 1:2 lid 1 Awb
2 derde belanghebbende art. 1:2 lid 3 Awb
art. 2:3 BW
3 algemeen
- 1 statutaire doelstellingen (geografische afbakening is van belang)
- 2 feitelijke werkzaamheden
HR Stichting Openbare Ruimte r.o. 2.3.
HR MOB r.o. 8.1.

Rechtspersonen
1 normadressaat art. 1:2 lid 1 Awb
2 derde belanghebbende art. 1:2 lid 3 Awb
art. 2:3 BW
3 collectief
- 1 statutaire doelstellingen
- 2 feitelijke werkzaamheden
HR Indische Buurt r.o. 2.1.3.

A

Verkorte stappenplan:
Natuurlijk persoon
1 normadressaat art. 1:2 lid 1 Awb
2 opera criteria: derde belanghebbende
- 1 objectief
- 2 persoonlijk
arrest Mestbassin Mechelen r.o. 3.2 > omgevingswetgeving
arrest Minicamping de Heksenketel r.o. 4.4 > concurrentie
3 eigen
4 rechtstreeks
arrest Intrekking Pgb r.o. 5.2.2.
5 actueel

Rechtspersonen
1 normadressaat art. 1:2 lid 1 Awb
2 derde belanghebbende art. 1:2 lid 3 Awb
art. 2:3 BW
3 algemeen
- 1 statutaire doelstellingen (geografische afbakening is van belang)
- 2 feitelijke werkzaamheden
HR Stichting Openbare Ruimte r.o. 2.3.
HR MOB r.o. 8.1.

Rechtspersonen
1 normadressaat art. 1:2 lid 1 Awb
2 derde belanghebbende art. 1:2 lid 3 Awb
art. 2:3 BW
3 collectief
- 1 statutaire doelstellingen
- 2 feitelijke werkzaamheden
HR Indische Buurt r.o. 2.1.3.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Voor rechtsbescherming bij de bestuursrechter is vereist:
1 besluit
2 van bestuursorgaan
3 belanghebbende

A

Voor rechtsbescherming bij de bestuursrechter is vereist:
1 besluit
2 van bestuursorgaan
3 belanghebbende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Drie kernbegrippen
- Kernbegrippen van wezenlijk belang voor de toepassing en begrip van het bestuursrecht in de volle breedte:
- Bestuursorgaan (art. 1:1 Awb)  vandaag
- Belanghebbende (art. 1:2 Awb)  vandaag
- Besluit (art. 1:3 Awb)  volgende week

  • Art. 8:1 Awb: “Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter”

Bepalend voor de vraag:
- voor wie tegen welke overheidsgedragingen bestuursrechtelijke rechtsbescherming open staat

  • welke normen van toepassing zijn op welk type overheidsgedragingen (toetsing waaraan?)
  • M.a.w.: bevoegdheid bestuursrechter, ontvankelijkheid eiser, inhoudelijke beoordeling

|Kort over begrip ‘besluit’
* “Een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende en publiekrechtelijke rechtshandeling”
* Onderscheidt zich van privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen
* Verschillende typen besluiten (volgende week)
* Regels van hst. 3 en 4 Awb (deels) van toepassing (art. 3:1 Awb)
* Beroep tegen besluiten bij de bestuursrechter (art. 8:1 Awb, maar óók art. 8:2 t/m 8:5 + bijlage Awb!)  appellabele en niet-appellabele besluiten

A

Drie kernbegrippen
- Kernbegrippen van wezenlijk belang voor de toepassing en begrip van het bestuursrecht in de volle breedte:
- Bestuursorgaan (art. 1:1 Awb)  vandaag
- Belanghebbende (art. 1:2 Awb)  vandaag
- Besluit (art. 1:3 Awb)  volgende week

  • Art. 8:1 Awb: “Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter”
17
Q

Werkgroepopdracht 1

In het dagelijks taalgebruik worden onderdelen van de overheid vaak aangeduid ‘de Staat’, de provincie X’ of ‘de gemeente Y’. Licht toe waarom het vanuit juridisch perspectief van groot belang is deze termen te scheiden van het bestuursorgaan-begrip.

Belangrijk onderscheid is dat voor het bestuursrecht hebben we specifieke bevoegdheden. Er zijn specifieke bevoegdheden die aan verschillende instanties zijn gegeven. Er is onderscheid voor wie wat doet. Wie is hier nu aan het handelen, waar komt die bevoegdheid vandaan. Bij bestuursorganen is het bestuursrecht van toepassen (normenstelsel). De staat, provincie en de gemeente zijn rechtspersonen die kunnen handelen, dan kom je bij die lichaam uit.
Bestuursrechtelijke bevoegdheden > bestuursorgaan.

Bijv. dakkapel vergunning kom je bij college van B&W uit. Stel je bouwt die dakkapel dan blijkt dat die bestuursorgaan bij het geven van het besluit niet dat vergunning mocht geven. En buurman lijdt schade, dan kan er schade worden vergoed bij de gemeente.

Verschil zit voornamelijk bij aansprakelijkheid. Bestuursorgaan > awb van toepassing zodat we die normen kunnen hanteren.

Extra: Bestuurshandelingen gaat over specifieke organen > dus bijv. college van B&W en niet gemeente in algemeen.

Achtergrond:
Functioneren overheid
Algemeen belang
Beperkt belanghebbende begrip
(meestal) beperkt bestuursorgaan begrip

vs
bescherming burgers
individuele burgers
ruim belanghebbende begrip
meestal ruim bestuursorgaan begrip

Bestuursorgaan hebben we zelf gemaakt. we kunnen een groter of een kleiner bestuursorgaan-begrip hebben.

Ruimer begrip van bestuursorgaan is de rechter kant. Op moment dat we iets snel als overheid classificeren dan zou dat sneller gebonden zijn aan de Awb. Je kan sneller als burger in bezwaar en beroep en zeggen je moet je aan zorgvuldigheidsnorm houden etc.

Is het altijd nadelig om een instantie als bestuursorgaan te definiëren > als je in procedure zit zijn rechters strenger, maar soms ook meer meedenken omdat je als bestuursorgaan een algemeen belang behartigd. Dus miss doe je iets en belanghebbende zegt dat kan niet, dan kan rechter zeggen bestuursorgaan doet dit voor het algemeen belang. In algemeen is het wel nadelig, aangezien je voorzichtiger moet zijn. (meestal) beperkt bestuursorgaan begrip.

A

Werkgroepopdracht 1

In het dagelijks taalgebruik worden onderdelen van de overheid vaak aangeduid ‘de Staat’, de provincie X’ of ‘de gemeente Y’. Licht toe waarom het vanuit juridisch perspectief van groot belang is deze termen te scheiden van het bestuursorgaan-begrip.

Belangrijk onderscheid is dat voor het bestuursrecht hebben we specifieke bevoegdheden. Er zijn specifieke bevoegdheden die aan verschillende instanties zijn gegeven. Er is onderscheid voor wie wat doet. Wie is hier nu aan het handelen, waar komt die bevoegdheid vandaan. Bij bestuursorganen is het bestuursrecht van toepassen (normenstelsel). De staat, provincie en de gemeente zijn rechtspersonen die kunnen handelen, dan kom je bij die lichaam uit.
Bestuursrechtelijke bevoegdheden > bestuursorgaan.

Bijv. dakkapel vergunning kom je bij college van B&W uit. Stel je bouwt die dakkapel dan blijkt dat die bestuursorgaan bij het geven van het besluit niet dat vergunning mocht geven. En buurman lijdt schade, dan kan er schade worden vergoed bij de gemeente.

Verschil zit voornamelijk bij aansprakelijkheid. Bestuursorgaan > awb van toepassing zodat we die normen kunnen hanteren.

Extra: Bestuurshandelingen gaat over specifieke organen > dus bijv. college van B&W en niet gemeente in algemeen.

18
Q

|bijzonder geval B-organen: rechtspersonen zonder wettelijke bevoegdheid (tentamenstof)

  • Publiekrechtelijke bevoegdheidsuitoefening vereist een wettelijke grondslag (uitgangspunt)
  • Bevoegdheidsuitoefening soms uitbesteed aan privaatrechtelijke rechtspersonen zonder wettelijke basis (bijv. schadevergoeding, compensatie, subsidie) > in beginsel geen bestuursorgaan.
  • Uitzondering: toch b-orgaan indien overheid ‘betaalt en bepaalt’.
  • Twee cumulatieve vereisten (Stichting leefomgeving Schiphol):
  • Inhoudelijke vereiste: (bepaald) criteria voor begunstiging worden in beslissende mate bepaald door een of meer a-organen (zie ook Stichting Platform31)
  • Financieel vereiste: (betaald) begunstiging in overwegende mate (2/3 of meer) gefinancierd door een of meer a-organen.
  • gevolg: b-orgaan, dus valt onder werking Awb!

|B-orgaan: voorbeeld III
Een stichting die conform door de minister van VWS gegeven voorschriften (protocol) beoordeelt of iemand in aanmerking komt voor een volledig van overheidswege gefinancierd ‘hoog persoonlijk kilometerbudget’ voor bijzonder vervoer.
Is er sprake van een openbaar gezag?

  • geen wettelijke bevoegdheid, maar
  • de minister van VWS bepaalt (voorschriften over toekenning in protocol).
  • en betaalt (‘volledig van overheidswege gefinancierd’).
A

|bijzonder geval B-organen: rechtspersonen zonder wettelijke bevoegdheid (tentamenstof)

  • Publiekrechtelijke bevoegdheidsuitoefening vereist een wettelijke grondslag (uitgangspunt)
  • Bevoegdheidsuitoefening soms uitbesteed aan privaatrechtelijke rechtspersonen zonder wettelijke basis (bijv. schadevergoeding, compensatie, subsidie) > in beginsel geen bestuursorgaan.
  • Uitzondering: toch b-orgaan indien overheid ‘betaalt en bepaalt’.
19
Q

a. De Raad voor de rechtspraak, die het budget voor de rechtspraak verdeelt over de gerechten.

De Raad voor de rechtspraak is een rechtspersoon krachtens art. 1:1 lid 1 sub a Awb, want het is een orgaan van de staat art. 84 lid 1 Wet rechtelijke organisatie.
De Raad voor de rechtspraak is geen bestuursorgaan in de zin van art. 1:1 Awb. Dit is namelijk uitgesloten ex art. 1:1 lid 2 sub c Awb, vanwege de machtenscheiding. Rechterlijke macht gaat het hierom.

A

a. De Raad voor de rechtspraak, die het budget voor de rechtspraak verdeelt over de gerechten.

De Raad voor de rechtspraak is een rechtspersoon krachtens art. 1:1 lid 1 sub a Awb, want het is een orgaan van de staat art. 84 lid 1 Wet rechtelijke organisatie.
De Raad voor de rechtspraak is geen bestuursorgaan in de zin van art. 1:1 Awb. Dit is namelijk uitgesloten ex art. 1:1 lid 2 sub c Awb, vanwege de machtenscheiding. Rechterlijke macht gaat het hierom.

20
Q

verkorte stappenplan

Bestuursorganen art. 1:1 Awb

art. 1:1 lid 2 Awb uitzonderingen.
raad voor rechtspraak art. 84 lid 1 Wet rechtelijke organisatie.

Art. 1:1 lid 1 sub a Awb
- 1 rechtspersoon krachtens publiekrecht is ingesteld;
Art. 2:1 BW > lid 1 en lid 2 art. 26 politiewet 2012, CBR wvw. art. 4z WVW of wet Suwi UWV > nog zoeken

  • 2 orgaan
    kijken in andere wet
    art. 6 gemeentewet/ provinciewet en art. 10 waterschapswet.
    art. 4ac WVW

Art. 1:1 lid 1 sub b Awb
- 1 persoon of college
art. 2:3 BW

  • 2 met openbaar gezag
    bijv. examencommissie of garagehouder art. 85, 72, 78, 84 WVW 1994

Bijzonder geval b-organen
eerst nog lid 1 sub a en sub b toetsen.

HR stichting bevordering kwaliteit leefomgeving schiphol r.o. 5.1 openbaar gezag > Publieke-taak jurisprudentie

A

verkorte stappenplan

Bestuursorganen art. 1:1 Awb

art. 1:1 lid 2 Awb uitzonderingen.
raad voor rechtspraak art. 84 lid 1 Wet rechtelijke organisatie.

Art. 1:1 lid 1 sub a Awb
- 1 rechtspersoon krachtens publiekrecht is ingesteld;
Art. 2:1 BW > lid 1 en lid 2 art. 26 politiewet 2012, CBR wvw. art. 4z WVW of wet Suwi UWV > nog zoeken

  • 2 orgaan
    kijken in andere wet
    art. 6 gemeentewet/ provinciewet en art. 10 waterschapswet.
    art. 4ac WVW

Art. 1:1 lid 1 sub b Awb
- 1 persoon of college
art. 2:3 BW

  • 2 met openbaar gezag
    bijv. examencommissie of garagehouder art. 85, 72, 78, 84 WVW 1994

Bijzonder geval b-organen
eerst nog lid 1 sub a en sub b toetsen.

HR stichting bevordering kwaliteit leefomgeving schiphol r.o. 5.1 openbaar gezag > Publieke-taak jurisprudentie

21
Q

Extra literatuur w2
M.C. Burkens e.a. beginselen van de democratische rechtstaat

7.2 Huidige bescherming tegen bestuursoptreden
Bij invoering van de Awb heeft een grondige herziening van de bestuurlijke rechtsbescherming plaatsgevonden. In dit stuk zijn de belangrijkste aspecten van dit nieuwe stelsel op een rij gezet.

7.2.2 Stelsel rechtsbescherming volgens de Awb
Beroep op de bestuursrechter
De rechtspraak in eerste aanleg is in de regel opgedragen aan de ‘gewone’ rechtbank (art. 8:1 jo. 8:6 lid 1 Awb). Volgens deze bepalingen kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de ‘bestuursrechter’ van de sector bestuursrecht binnen de rechtbank. Tegen een uitspraak van deze rechtbank staat een hoger beroep open op een van de bestuursrechtelijke hogerberoepscolleges: ABRvS, CRvB, CBb of de belastingkamer van een gerechtshof (art. 8:105 Awb).

In sommige gevallen treedt de rechtbank niet op als rechter in eerste aanleg, maar moet de belanghebbende direct in eerste en enige aanleg naar de ABRvS, CRvB of CBb. In welke gevallen dat zo is, vind je in H2 van bijlage 2 van de Awb. Alle bestuursrechters, ook de rechtbanken en gerechtshoven hanteren het uniforme bestuursprocesrecht van H6 en 8 Awb. Zie voor hoger beroep art. 8:5 Awb.

Bestuurlijke heroverweging: bezwaarprocedure
Over het algemeen kan men niet meteen naar de bestuursrechter, maar moet eerst een of andere vorm van bestuurlijke heroverweging hebben plaatsgevonden. Dit gebeurt meestal in de vorm van de bezwaarprocedure (art. 7:1 lid 1 Awb). In deze bezwaarprocedure wordt het bestreden besluit heroverwogen door het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen art. 1:5 lid 1 Awb. Echter, als een besluit bijv. is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb, kan de bezwaarprocedure achterwege blijven art. 7:1 lid 1 sub d Awb. Deze voorbereidingsprocedure is bedoeld voor besluiten waarbij belangen van grote groepen burgers zijn betrokken. In zulke gevallen heeft het bestuursorgaan voorafgaand aan het besluit al een ontwerpbesluit moeten nemen, waarover belanghebbenden hun bezwaren hebben kunnen laten horen. Ook blijft een bezwaarprocedure achterwege als de heroverweging heeft plaatsgevonden in administratief beroep, meestal door een hoger bestuursorgaan dan het orgaan dat het bestreden besluit heeft genomen. Dit komt nauwelijks meer voor.

In een bezwaarprocedure vindt een volledige heroverweging van het bestreden besluit plaats. Hierbij kunnen niet alleen vragen van rechtmatigheid, maar ook beleidsmatige vragen aan bod komen. Een ander verschil met rechtspraak is dat in bezwaar feiten en omstandigheden die zich na het oorspronkelijke besluit hebben voorgedaan in de beoordeling dienen te worden betrokken (ex-nunc). Het procesrecht van de bezwaarprocedure is verder te vinden in afdeling 7.2 Awb. Belangrijk hierin is dat het bestuursorgaan de belanghebbenden in de gelegenheid stelt te worden gehoord alvorens op bezwaar wordt beslist. Dit horen kan gebeuren door ambtenaren, maar de meerderheid daarvan moet dan niet betrokken zijn geweest bij de voorbereiding van het bestreden besluit art. 7:5 lid 1 Awb. Een ander optie is een adviescommissie met onafhankelijke voorzitter art. 7:13 Awb. Als het orgaan wil afwijken van dit advies moet de reden van afwijking worden vermeld en moet het advies worden meegezonden art. 7:13 lid 7 Awb.

Waarom deze hele bezwaarprocedure? Voornamelijk vanwege de ontlasting van de rechter; veel burgers vinden het na het volgen van de bezwaarprocedure niet meer nodig om naar de rechter te gaan. Daarnaast is de bezwaarprocedure een goedkope en efficiënte manier van rechtsbescherming. Ook kan de bezwaarprocedure duidelijk maken waar zwaktes liggen van een bepaald bestuursorgaan.

Soms gaat de bezwaarprocedure niet meer helpen, bijv. als er al oeverloos is gedebatteerd over een besluit. art. 7:1a Awb biedt daarom de mogelijkheid om de bezwaarprocedure over te slaan en direct in beroep te gaan bij de rechter (prorogatie). Echter, alle indieners van het bezwaarschrift moeten daarom verzoeken en het bestuursorgaan moet het hier ook mee eens zijn. Art. 7:1 lid 1 sub g awb geeft een lijst met besluiten waartegen rechtstreeks beroep kan worden ingesteld.

Voorlopige voorziening
Het instellen van beroep of bezwaar heeft geen schorsende werking art. 6:16 Awb. Het bestuursorgaan mag daarom aan een besluit onmiddellijk uitvoering geven, ook al is er bezwaar gemaakt of beroep ingesteld. Dit is natuurlijk lastig als daardoor sprake is van een onomkeerbare situatie, zoals bij het slopen van een gebouw of kappen van een boom. Om deze situatie te voorkomen kan men een voorlopige voorziening vragen bij de rechter. Het is voorlopig omdat het geen definitie uitspraak in het geschil geeft; het kan bijv. alleen maar een schorsing van het besluit zijn, die de werking tijdelijk opschort. De voorlopige voorziening wordt geregeld in titel 8.3 Awb. Een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingediend bij de voorzieningenrechter van het college dat bevoegd is om over de hoofdzaak te oordelen. Let op, men kan alleen om een voorlopige voorziening vragen als reeds bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld (connexiteitsvereiste). Belanghebbende moet voor de toewijzing van een voorlopige voorziening wel een spoedeisend belang hierbij hebben art. 8:81 lid 1 Awb. Als tijdens de voorlopige voorziening al volledig duidelijk is wat de uitspraak in de hoofdzaak zou moeten zijn en een hoofdzaak niets meer zou kunnen bijdragen, kan direct uitspraak in deze hoofdzaak gedaan worden art. 8:86 lid 1 Awb.

Hoger beroep
Het hoger beroep, of appel, kan als controlemechanisme binnen de rechtspraak worden gezien. Het bevordert daarbij de kwaliteit en eenheid van de rechtspraak en misstappen kunnen hersteld worden. Ook partijen kunnen namelijk aanvullende bewijsstukken inbrengen. Zoals gezegd vindt het hoger beroep plaats bij de ABRvS, CRvB, CBb of de belastingkamers van de gerechtshoven. Bij welk college men moet zijn is te vinden in hoofdstuk 4 van bijlage 2 Awb. De ABRvS is in ieder geval de algemene hogerberoepsrechter die bevoegd is, tenzij een ander college bevoegd is (8:105 lid 1 Awb). Alleen tegen uitspraken van de gerechtshoven staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad. Ondanks de verschillende colleges hanteren ze wel alle het uniforme bestuursprocesrecht van hoofdstuk 6 en 8 Awb en beoordelen ze het bestuurlijke optreden aan de hand van de normen uit hoofdstuk 2-5 Awb. Om de rechtseenheid verder te waarborgen is er een Commissie Rechtseenheid met daarin de voorzitters of andere notabelen van de colleges, waarin van gedachten wordt gewisseld en afspraken worden gemaakt. Ook worden diverse voorzitters en rechters bij een andere colleges benoemd als plaatsvervanger of staatsraad in buitengewone dienst. Zo kunnen zaken waarin vragen over rechtseenheid spelen worden beoordeeld door een kamer waarin rechters van verschillende appelcolleges zitten. In 8:10 a Awb staat de mogelijkheid voor een ‘Grote kamer’ met vijf rechters waarin van ieder college minstens één rechter zit. Tot slot opent 8:12a Awb de mogelijkheid om in alle bestuursrechtelijke appelzaken een conclusie te laten nemen door een lid van een van de colleges die is aangewezen door de voorzitter. Prof. Widdershoven van de UU is een van de twee personen die is aangewezen om zulke conclusies te nemen. In deze conclusie geeft deze Advocaat-Generaal een gemotiveerd advies over het betreffende onderwerp. Over het algemeen volgt het betreffende college deze adviezen.

Over de wenselijkheid van de diverse colleges in het bestuursrecht kan gediscussieerd worden. Veelal wordt geopperd om het bestuursrecht in hoger beroep onder te brengen bij de gerechtshoven of om de Hoge Raad alsnog in cassatie boven alle bestuursrechtelijke colleges te zetten. Ook zijn er veel varianten denkbaar om de colleges te laten fuseren, maar deze lijken voorlopig allemaal niet voor de hand te liggen.

A

Extra literatuur w2
M.C. Burkens e.a. beginselen van de democratische rechtstaat

7.2 Huidige bescherming tegen bestuursoptreden
Bij invoering van de Awb heeft een grondige herziening van de bestuurlijke rechtsbescherming plaatsgevonden. In dit stuk zijn de belangrijkste aspecten van dit nieuwe stelsel op een rij gezet.

22
Q

Voorlopige voorziening
Het instellen van beroep of bezwaar heeft geen schorsende werking art. 6:16 Awb. Het bestuursorgaan mag daarom aan een besluit onmiddellijk uitvoering geven, ook al is er bezwaar gemaakt of beroep ingesteld. Dit is natuurlijk lastig als daardoor sprake is van een onomkeerbare situatie, zoals bij het slopen van een gebouw of kappen van een boom. Om deze situatie te voorkomen kan men een voorlopige voorziening vragen bij de rechter. Het is voorlopig omdat het geen definitie uitspraak in het geschil geeft; het kan bijv. alleen maar een schorsing van het besluit zijn, die de werking tijdelijk opschort. De voorlopige voorziening wordt geregeld in titel 8.3 Awb. Een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingediend bij de voorzieningenrechter van het college dat bevoegd is om over de hoofdzaak te oordelen. Let op, men kan alleen om een voorlopige voorziening vragen als reeds bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld (connexiteitsvereiste). Belanghebbende moet voor de toewijzing van een voorlopige voorziening wel een spoedeisend belang hierbij hebben art. 8:81 lid 1 Awb. Als tijdens de voorlopige voorziening al volledig duidelijk is wat de uitspraak in de hoofdzaak zou moeten zijn en een hoofdzaak niets meer zou kunnen bijdragen, kan direct uitspraak in deze hoofdzaak gedaan worden art. 8:86 lid 1 Awb.

A

Voorlopige voorziening
Het instellen van beroep of bezwaar heeft geen schorsende werking art. 6:16 Awb. Het bestuursorgaan mag daarom aan een besluit onmiddellijk uitvoering geven, ook al is er bezwaar gemaakt of beroep ingesteld. Dit is natuurlijk lastig als daardoor sprake is van een onomkeerbare situatie, zoals bij het slopen van een gebouw of kappen van een boom. Om deze situatie te voorkomen kan men een voorlopige voorziening vragen bij de rechter. Het is voorlopig omdat het geen definitie uitspraak in het geschil geeft; het kan bijv. alleen maar een schorsing van het besluit zijn, die de werking tijdelijk opschort. De voorlopige voorziening wordt geregeld in titel 8.3 Awb. Een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingediend bij de voorzieningenrechter van het college dat bevoegd is om over de hoofdzaak te oordelen. Let op, men kan alleen om een voorlopige voorziening vragen als reeds bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld (connexiteitsvereiste). Belanghebbende moet voor de toewijzing van een voorlopige voorziening wel een spoedeisend belang hierbij hebben art. 8:81 lid 1 Awb. Als tijdens de voorlopige voorziening al volledig duidelijk is wat de uitspraak in de hoofdzaak zou moeten zijn en een hoofdzaak niets meer zou kunnen bijdragen, kan direct uitspraak in deze hoofdzaak gedaan worden art. 8:86 lid 1 Awb.

23
Q

Waarom deze hele bezwaarprocedure? voornamelijk vanwege de ontlasting van de rechter: veel burgers vinden het na het volgen van de bezwaarprocedure niet meer nodig om naar de rechter te gaan. Daarnaast is de bezwaarprocedure een goedkope en efficiënte manier van rechtsbescherming. Ook kan de bezwaarprocedure duidelijk maken waar zwaktes liggen van een bepaald bestuursorgaan.

A

Waarom deze hele bezwaarprocedure? voornamelijk vanwege de ontlasting van de rechter: veel burgers vinden het na het volgen van de bezwaarprocedure niet meer nodig om naar de rechter te gaan. Daarnaast is de bezwaarprocedure een goedkope en efficiënte manier van rechtsbescherming. Ook kan de bezwaarprocedure duidelijk maken waar zwaktes liggen van een bepaald bestuursorgaan.

24
Q

kennisclip
Bestuursrechtelijke procedure is procedure die er is naar aanleiding van het besluit wat genomen wordt (primaire besluit) besluit van het bestuursorgaan. Dat is de eerste fase in het proces. Tegen dat primaire besluit kan je over het algemeen als rechtsmiddel aanwenden dat je daartegen in bezwaar gaat. Dat bezwaar maak je bij het bestuursorgaan zelf. De bedoeling van de bezwaarschriftprocedure is dat bestuursorgaan nog eens goed kijkt naar het besluit wat ze hebben genomen. Dat ze waar nodig dat besluit ook aanpassen en een nieuw besluit nemen. Ze kunnen het besluit herroepen of op bepaalde punten verbeteren. Ze kijken niet alleen naar de rechtmatigheid van het besluit, maar ook naar het doelmatigheid. Aspecten zoals wij het noemen, ze doen een integrale heroverweging van het besluit en wat zij nemen is dan een nieuw besluit. Een besluit op bezwaar en als dat is genomen dan kan je tegen dat besluit in beroep gaan bij de rechtbank. Dat zijn de hoofdregels, er zijn natuurlijk uitzonderingen. Beroep bij de bestuursrechter.
Rechter kijkt op een andere manier, dus niet naar het primaire besluit. Maar die gaat beoordelen het besluit op bezwaar en als de rechter vindt dat dat besluit niet rechtmatig is (rechter kijkt enkel naar de rechtmatigheid van de besluit) dan kan de rechter dat besluit vernietigen. Dat betekent dat het besluit op bezwaar niet meer bestaat.

|Een belanghebbende kan in beroep tegen een besluit, tenzij dat besluit van beroep is uitgezonderd.
belanghebbende degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Belanghebbende moet je ook zijn bij bezwaar.

|Toegang is beperkt, waarom?
- Procedures kunnen de rechtszekerheid (ook van derden) aantasten. Dan weet je nooit wat de status van een sluit is.
- Een teveel aan procedures kan de taakuitoefening van het openbaar bestuur belemmeren.
- Procedures kosten de overheid geld en tijd (kan ook aan wat anders worden besteed)
- Procedures kosten ook andere partijen geld en tijd.

|Toegang is beperkt, hoe?
- Beroep
1. Voor wie? (beroepsgerechtigden)
2. Waartegen? (object van geschil)
3. Wanneer? (bezwaar- en beroepstermijn)
4. Meestal eerst een verplichte bestuurlijke voorfase (bezwaarschriftprocedure, administratief beroep of uniforme openbare voorbereidingsprocedure).

Beperkt > je kunt tegen besluiten in beroep gaan. Dat is het rechtsmiddel wat je kunt aanwenden. Over het algemeen moet je vooraf voordat je in beroep gaat eerst bezwaar aanwenden. Beroepsgerechtigden zijn de belanghebbenden.

Waartegen kun je bezwaar maken, dat is het besluit zoals we definiëren in Awb. Er zijn uitzonderingen, waar besluiten zijn uitgezonderd van beroep of gevallen waarin je eigenlijk geen besluit hebt, maar toch sprake is van gelijkstelling van besluit. Hoofdregel is dat er sprake moet zijn van een besluit.

Je moet ook niet na jaren een rechtsmiddel aanwenden, maar voor bezwaar en beroepsprocedure staan termijnen voor. Na dat termijn kan je niks meer.

De toegang wordt ook ingekaderd in beroep doordat je eerst een verplichte bestuurlijke voorfase moet volgen. We zeiden over het algemeen is het de bezwaarprocedure bij het bestuursorgaan zelf, maar soms heb je dat je een beroep moet instellen bij een hoger bestuursorgaan (administratief beroep). Of je kan soms hebben dat je voor dat een definitieve besluit dat er eerst een conceptbesluit hebt, waartegen je zienswijze kunt indienen als belanghebbende dat komt in plaats van bezwaarprocedure of administratief beroepsprocedure. Dan kan je tegen het besluit meteen een beroep instellen bij het bestuursrechter bij de rechtbank, zonder dat je eerst een bezwaarschriftprocedure hoeft te doen of administratief beroepsprocedure moet hebben.

A

kennisclip
Bestuursrechtelijke procedure is procedure die er is naar aanleiding van het besluit wat genomen wordt (primaire besluit) besluit van het bestuursorgaan. Dat is de eerste fase in het proces. Tegen dat primaire besluit kan je over het algemeen als rechtsmiddel aanwenden dat je daartegen in bezwaar gaat. Dat bezwaar maak je bij het bestuursorgaan zelf. De bedoeling van de bezwaarschriftprocedure is dat bestuursorgaan nog eens goed kijkt naar het besluit wat ze hebben genomen. Dat ze waar nodig dat besluit ook aanpassen en een nieuw besluit nemen. Ze kunnen het besluit herroepen of op bepaalde punten verbeteren. Ze kijken niet alleen naar de rechtmatigheid van het besluit, maar ook naar het doelmatigheid. Aspecten zoals wij het noemen, ze doen een integrale heroverweging van het besluit en wat zij nemen is dan een nieuw besluit. Een besluit op bezwaar en als dat is genomen dan kan je tegen dat besluit in beroep gaan bij de rechtbank. Dat zijn de hoofdregels, er zijn natuurlijk uitzonderingen. Beroep bij de bestuursrechter.
Rechter kijkt op een andere manier, dus niet naar het primaire besluit. Maar die gaat beoordelen het besluit op bezwaar en als de rechter vindt dat dat besluit niet rechtmatig is (rechter kijkt enkel naar de rechtmatigheid van de besluit) dan kan de rechter dat besluit vernietigen. Dat betekent dat het besluit op bezwaar niet meer bestaat.

|Een belanghebbende kan in beroep tegen een besluit, tenzij dat besluit van beroep is uitgezonderd.
belanghebbende degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Belanghebbende moet je ook zijn bij bezwaar.

|Toegang is beperkt, waarom?
- Procedures kunnen de rechtszekerheid (ook van derden) aantasten. Dan weet je nooit wat de status van een sluit is.
- Een teveel aan procedures kan de taakuitoefening van het openbaar bestuur belemmeren.
- Procedures kosten de overheid geld en tijd (kan ook aan wat anders worden besteed)
- Procedures kosten ook andere partijen geld en tijd.

|Toegang is beperkt, hoe?
- Beroep
1. Voor wie? (beroepsgerechtigden)
2. Waartegen? (object van geschil)
3. Wanneer? (bezwaar- en beroepstermijn)
4. Meestal eerst een verplichte bestuurlijke voorfase