Bestuursrecht Week 1 Flashcards

1
Q

|Vragen van het bestuursrecht

Er zijn drie centrale vragen waar het bestuursrecht op ziet.
1. Over welke instrumenten beschikt het overheidsbestuur?
2. Wat zijn de normen voor het overheidsbestuur die in acht moeten worden genomen bij het besturen?
3. Wat zijn de mogelijkheden voor rechtsbescherming voor betrokken burgers?

A

|Vragen van het bestuursrecht

Er zijn drie centrale vragen waar het bestuursrecht op ziet.
1. Over welke instrumenten beschikt het overheidsbestuur?
2. Wat zijn de normen voor het overheidsbestuur die in acht moeten worden genomen bij het besturen?
3. Wat zijn de mogelijkheden voor rechtsbescherming voor betrokken burgers?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom overheidsbestuur?
Er zijn zaken in het dagelijks leven die niet geregeld kunnen worden door particulieren of organisaties, simpelweg omdat zij hiervoor onvoldoende macht en gezag beschikken. Zaken van algemeen belang moeten daarom door organen van de rijksoverheid, provincies of gemeenten worden geregeld. Burgers maken hier ook op dagelijkse basis gebruik van (subsidies, vergunningen, etc.)

Met het bestaan van een centrale overheid is echter nog niet geregeld over welke onderwerpen deze overheid zich buigt. Voorheen, toen Nederland nog een nachtwakerstaat was, was er sprake van een minimale overheid. De rol van de overheid was toen een stuk beperkter. Deze zag enkel op openbare orde, defensie en buitenlandse betrekkingen. Er bestaat nog geen consensus over de vraag waar de overheid zich wel en niet mee zou moeten bemoeien. Wat deze discussie nog lastiger maakt, is dat de overheid vaak optreedt in zaken waar tegengestelde belangen spelen.

Het bestuursrecht kent ook een eigen systeem van regels, de regels van het bestuursrecht. Het onderscheid tussen algemene en bijzondere regels zal worden besproken in onderwerp 3. Regels van het bestuursrecht maken overheidsbemoeienis enerzijds mogelijk, maar begrenzen overheidsbemoeienis anderzijds. Er zijn bijzondere bestuursrechtelijke regels nodig, omdat andere regels zich niet voldoende lenen voor het bestuursrecht.

Privaatrechtregels gaan uit van een gelijke positie tussen partijen, waardoor deze zich niet lenen voor het eenzijdig opleggen van rechtsgevolgen. Het eenzijdig opleggen van rechtsgevolgen is juist een van de belangrijke kenmerken van het bestuursrecht.

De regels van het strafrecht voldoen ook niet. Met deze regels worden namelijk andere doelen nagestreefd. Deze regels zien op bestraffing, terwijl het bestuursrecht zich richt op het bewerkstelligen van een juridische situatie. Het verschil tussen het bestuursrecht en het strafrecht kan worden waargenomen, doordat in het strafrecht veel onvoorwaardelijke normen zijn opgenomen, terwijl het bestuursrecht veel voorwaardelijke normen kent. In het bestuursrecht zal een algemene regel worden gesteld, maar zal er een mogelijkheid zijn om in strijd te handelen met deze regel (mits hiervoor een vergunning is verleend). Het bestuursrecht leent zich derhalve meer voor het reguleren van de openbare orde.

A

Waarom overheidsbestuur?
Er zijn zaken in het dagelijkse leven die niet geregeld kunnen worden door particulieren of organisaties, simpelweg omdat zij hiervoor over onvoldoende macht en gezag beschikken. Zaken van algemeen belang moeten daarom door organen van de rijksoverheid, provincies of gemeenten worden geregeld. Burgers maken hier ook op dagelijkse basis gebruik van (subsidies, vergunningen etc.).

Met het bestaan van een centrale overheid is echter nog niet geregeld over welke onderwerpen deze overheid zich buigt. Voorheen, toen Nederland nog een nachtwakerstaat was, was er sprake van een minimale overheid. De rol van de overheid was toen een stuk beperkter. Deze zag enkel op openbare orde, defensie en buitenlandse betrekkingen. Er bestaat nog geen consensus over de vraag waar de overheid zich wel en niet mee zou moeten bemoeien. Wat deze discussie nog lastiger maakt, is dat de overheid vaak optreedt in zaken waar tegengestelde belangen spelen.

Het bestuursrecht kent ook eigen systeem van regels, de regels van het bestuursrecht. Het onderscheid tussen algemene en bijzondere regels zal worden besproken in onderwerp 3. Regels van het bestuursrecht maken overheidsbemoeienis enerzijds mogelijk, maar begrenzen overheidsbemoeienis anderzijds. Er zijn bijzondere bestuursrechtelijke regels nodig, omdat andere regels zich niet voldoende lenen voor het bestuursrecht.

Privaatrechtregels gaan uit van een gelijke positie tussen partijen, waardoor deze zich niet lenen voor het eenzijdig opleggen van rechtsgevolgen. Het eenzijdig opleggen van rechtsgevolgen is juist een van de belangrijke kenmerken van het bestuursrecht.

De regels van het strafrecht voldoen ook niet. Met deze regels worden namelijk andere doelen nagestreefd. Deze regels zien op bestraffing, terwijl het bestuursrecht zich richt op het bewerkstelligen van een juridische situatie. Het verschil tussen het bestuursrecht en het strafrecht kan worden waargenomen, doordat in het strafrecht veel onvoorwaardelijke normen zijn opgenomen, terwijl het bestuursrecht veel voorwaardelijke normen kent. In het bestuursrecht zal een algemene regel worden gesteld, maar zal er een mogelijkheid zijn om in strijd te handelen met deze regel (mits hiervoor een vergunning is verleend). Het bestuursrecht leent zich derhalve meer voor het reguleren van de openbare orde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Extra:
Regels van het bestuursrecht maken overheidsbemoeienis enerzijds mogelijk, maar begrenzen overheidsbemoeienis anderzijds.

Het eenzijdig opleggen van rechtsgevolgen is juist een van de belangrijke kenmerken van het bestuursrecht.

In het bestuursrecht zal een algemene regel worden gesteld, maar zal er een mogelijkheid zijn om in strijd te handelen met deze regel (mits hiervoor een vergunning is verleend). Het bestuursrecht leent zich derhalve meer voor het reguleren van de openbare orde.

A

Extra:
Regels van het bestuursrecht maken overheidsbemoeienis enerzijds mogelijk, maar begrenzen overheidsbemoeienis anderzijds.

Het eenzijdig opleggen van rechtsgevolgen is juist een van de belangrijke kenmerken van het bestuursrecht.

In het bestuursrecht zal een algemene regel worden gesteld, maar zal er een mogelijkheid zijn om in strijd te handelen met deze regel (mits hiervoor een vergunning is verleend). Het bestuursrecht leent zich derhalve meer voor het reguleren van de openbare orde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Functies van het bestuursrecht
Het bestuursrecht kent vier verschillende functies, die elkaar soms raken en overlappen.
OPSA
1 Met de ordende functie wordt gedoeld op de oorspronkelijke functie van het bestuursrecht: zorg voor openbare orde, buitenlandse betrekkingen en defensie.

2 Toen de overheid zich meer ging bemoeien met de bestaanszekerheid van burgers werd hieraan de presterende functie toegevoegd. Hiermee wordt gedoeld op het realiseren en onderhouden van voorzieningen.

3 Het werd naar aanleiding van de economische crisis belangrijk dat de overheid de economie kan sturen, bijv. met dwingende voorschriften, vergunningen en subsidies. Dit noemen we de sturende functie.

4 De laatst toegevoegde functie wordt gedreven door een groei van bevolking en het schaarser worden van ruimte, energie en grondstoffen. Deze samenloop van omstandigheden dwong de overheid om keuzes te maken tussen conflicterende belangen en dus om knopen door te hakken. We noemen dit de arbitrerende functie.

A

Functies van het bestuursrecht
Het bestuursrecht kent vier verschillende functies, die elkaar soms raken en overlappen.

OPSA

1 Ordende functie

2 Presterende functie

3 Sturende functie

4 Arbitrerende functie.

OPSA
1 Ordende functie:
Gedoeld op oorspronkelijke functie van het bestuursrecht: zorgen voor openbare orde, buitenlandse betrekkingen en defensie.

2 Presterende functie:
Overheid ging meer bemoeien met bestaanszekerheid van burgers en wordt gedoeld op het realiseren en onderhouden van voorzieningen.

3 Sturende functie:
Door economische crisis was het belangrijk dat de overheid de economie kon sturen, bijv. met dwingende voorschriften, vergunningen en subsidies.

4 Arbitrerende functie:
Door de groei van de bevolking en het schaarser worden van ruimte, energie en grondstoffen werd de overheid gedwongen om keuzes te maken tussen conflicterende belangen en om knopen door te hakken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kort samengevat functies van het bestuursrecht
4 verschillende functies, die elkaar soms raken en overlappen.
OPSA

1 Ordende functie:
Oorspronkelijke functie van het bestuursrecht, zorgen voor de openbare orde en buitenlandse betrekkingen en defensie.

2 Presterende functie:
Doordat de overheid meer ging bemoeien met het bestaanszekerheid van burgers moesten de voorzieningen worden gerealiseerd en onderhouden.

3 Sturende functie:
Door de economische crisis was het van belang dat de overheid de economie kon sturen, door middel van dwingende voorschriften, subsidies en vergunningen.

4 Arbitrerende functie:
Naar aanleiding van de groei van de bevolking en het schaarser worden van ruimte, energie en grondstoffen werd de overheid gedwongen om keuzes te maken tussen conflicterende belangen en dus de knop door te hakken.

A

Kort samengevat functies van het bestuursrecht
4 verschillende functies, die elkaar soms raken en overlappen.
OPSA

1 Ordende functie:
Oorspronkelijke functie van het bestuursrecht, zorgen voor de openbare orde en buitenlandse betrekkingen en defensie.

2 Presterende functie:
Doordat de overheid meer ging bemoeien met het bestaanszekerheid van burgers moesten de voorzieningen worden gerealiseerd en onderhouden.

3 Sturende functie:
Door de economische crisis was het van belang dat de overheid de economie kon sturen, door middel van dwingende voorschriften, subsidies en vergunningen.

4 Arbitrerende functie:
Naar aanleiding van de groei van de bevolking en het schaarser worden van ruimte, energie en grondstoffen werd de overheid gedwongen om keuzes te maken tussen conflicterende belangen en dus de knop door te hakken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

|Verhouding burger en overheid
Om deze functies te volbrengen is het van belang dat de overheid eenzijdig rechtsgevolgen kan opleggen aan burgers. De grondslag hiervoor is het legaliteitsbeginsel. Het legaliteitsbeginsel beschermt burgers namelijk tegen willekeur, omdat het een wettelijke grondslag vereist voor overheidshandelen.

Het legaliteitsbeginsel waarborgt de rechtszekerheid, doordat burgers voorafgaand weten welke regels het overheidshandelen reguleren. Een ander belangrijk begrip dat hier wordt genoemd is het primaat van de wetgever. Dit gaat uit van de gedachte dat de regels waarop de overheid zich baseert democratisch tot stand zullen zijn gekomen, namelijk door een wetgever die (deels) wordt gekozen door het volk. Op deze manier is het dus gerechtvaardigd dat burgers gehouden kunnen worden aan regels.

Voor de wetgever houdt dat primaat van de wetgever in dat hij zelf de voornaamste (rechtspolitieke) keuzen over de inhoud van het recht in wettelijke regelingen behoort te maken, en die keuzen niet kan overlaten aan het bestuur of aan de rechter.

Het bestuursrecht anno nu wordt echter ook getekend door een minder actief optreden van de wetgever. Dit komt enerzijds doordat de wetgever de bevoegdheid om regels op te stellen vaker doorgeeft (delegeert) aan andere bestuursorganen. Daarnaast komt het vaker voor dat normeren van het handelen van burgers wordt gereguleerd door middel van bestuursbevoegdheden (zoals het intrekken van een vergunning, of het opleggen van een bestuurlijke boete). Al met al bepalen bestuursorganen steeds vaker zelf wat rechtens is (in plaats van de wetgever). Dit fenomeen noemen we terugtred van de wetgever.

De kwaliteit van het overheidsbestuur wordt gewaarborgd door vier schakels.
Ten eerste door het bestaan van kwalitatieve wetgeving, op grond waarvan bevoegdheden worden uitgevoerd.

Ten tweede door politieke controle, waarmee wordt voorkomen dat het bestuur slordig te werk gaat.

Ten derde door controle door de rechter.

Tot slot is het ook mogelijk dat bestuursorganen elkaar in de gaten houden. Zo kennen we in het bestuursrecht repressief (achteraf), preventief (vooraf) bestuurlijk toezicht.

Tip van LawBOEQs
Het begrip ‘toezicht’ wordt hier staatsrechtelijk gebruikt. Het gaat namelijk om het toezicht van bestuursorganen op elkaar in het kader van het uitoefenen van bestuursbevoegdheden. Later in deze cursus (thema 5) zal toezicht aan bod komen bij bestuurlijke handhaving. Hiermee wordt wel op iets anders gedoeld. Het gaat dan namelijk om het toezicht van bestuursorganen op burgers op naleving van publiekrechtelijke normen, bijvoorbeeld de controle van een bestuursorgaan of een winkel zich houdt aan de Winkeltijdenwet.

A

|Verhouding burger en overheid
Om deze functies te volbrengen is het van belang dat de overheid eenzijdig rechtsgevolgen kan opleggen aan burgers. De grondslag hiervoor is het legaliteitsbeginsel. Het legaliteitsbeginsel beschermt burgers namelijk tegen willekeur, omdat het een wettelijke grondslag vereist voor overheidshandelen.

Het legaliteitsbeginsel waarborgt de rechtszekerheid, doordat burgers voorafgaand weten welke regels het overheidshandelen reguleren. Een ander belangrijk begrip dat hier wordt genoemd is het primaat van de wetgever. Dit gaat uit van de gedachte dat de regels waarop de overheid zich baseert democratisch tot stand zullen zijn gekomen, namelijk door een wetgever die (deels) wordt gekozen door het volk. Op deze manier is het dus gerechtvaardigd dat burgers gehouden kunnen worden aan regels.

Voor de wetgever houdt dat primaat van de wetgever in dat hij zelf de voornaamste (rechtspolitieke) keuzen over de inhoud van het recht in wettelijke regelingen behoort te maken, en die keuzen niet kan overlaten aan het bestuur of aan de rechter.

Het bestuursrecht anno nu wordt echter ook getekend door een minder actief optreden van de wetgever. Dit komt enerzijds doordat de wetgever de bevoegdheid om regels op te stellen vaker doorgeeft (delegeert) aan andere bestuursorganen. Daarnaast komt het vaker voor dat normeren van het handelen van burgers wordt gereguleerd door middel van bestuursbevoegdheden (zoals het intrekken van een vergunning, of het opleggen van een bestuurlijke boete). Al met al bepalen bestuursorganen steeds vaker zelf wat rechtens is (in plaats van de wetgever). Dit fenomeen noemen we terugtred van de wetgever.

De kwaliteit van het overheidsbestuur wordt gewaarborgd door vier schakels.
Ten eerste door het bestaan van kwalitatieve wetgeving, op grond waarvan bevoegdheden worden uitgevoerd.

Ten tweede door politieke controle, waarmee wordt voorkomen dat het bestuur slordig te werk gaat.

Ten derde door controle door de rechter.

Tot slot is het ook mogelijk dat bestuursorganen elkaar in de gaten houden. Zo kennen we in het bestuursrechter repressief (achteraf) en preventief (vooraf) toezicht.

Tip van LawBOEQs
Het begrip ‘toezicht’ wordt hier staatsrechtelijk gebruikt. Het gaat namelijk om het toezicht van bestuursorganen op elkaar in het kader van het uitoefenen van bestuursbevoegdheden. Later in deze cursus (thema 5) zal toezicht aan bod komen bij bestuurlijke handhaving. Hiermee wordt wel op iets anders gedoeld. Het gaat dan namelijk om het toezicht van bestuursorganen op burgers op naleving van publiekrechtelijke normen, bijvoorbeeld de controle van een bestuursorgaan of een winkel zich houdt aan de Winkeltijdenwet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De kwaliteit van het overheidsbestuur wordt gewaarborgd door vier schakels:

1 Door het bestaan van kwalitatieve wetgeving op grond waarvan bevoegdheden worden uitgevoerd.

2 Door politieke controle, waarmee wordt voorkomen dat het bestuur slordig te werk gaat.

3 Door controle door de rechter.

4 Door dat bestuursorganen elkaar in de gaten houden. Zo kennen we in het bestuursrecht repressief (achteraf) en preventief (vooraf) bestuurlijk toezicht.

A

De kwaliteit van het overheidsbestuur wordt gewaarborgd door vier schakels:

1 Door het bestaan van kwalitatieve wetgeving op grond waarvan bevoegdheden worden uitgevoerd.

2 Door politieke controle, waarmee wordt voorkomen dat het bestuur slordig te werk gaat.

3 Door controle door de rechter.

4 Door dat bestuursorganen elkaar in de gaten houden. Zo kennen we in het bestuursrecht repressief (achteraf) en preventief (vooraf) bestuurlijk toezicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Beginselen en uitgangspunten

Democratie
De eerste pijler van de democratische rechtsstaat wordt gevormd doordat de overheidsmacht bij de burgers ligt, er is namelijk sprake van: volkssoevereiniteit. Om deze reden noemen we Nederland dan ook een democratie. In Nederland komt deze democratie met name tot uiting door de manier waarop de belangrijkste normen, de wetten in formele zin, tot stand komen. Deze zijn afkomstig van de regering en de gekozen volksvertegenwoordiging.

Een ander democratisch aspect van onze staatsinrichting is de machtenscheiding, ook wel checks & balances genoemd. Op deze manier voorkomen we dat te veel macht in een hand terecht komt. Vandaar dat bevoegdheden worden verdeeld over verschillende bestuursorganen en niveaus (centraal/decentraal).

Een derde aspect van de democratie is de werking van (politieke) verantwoordelijkheid bij het uitvoeren van bevoegdheden. Tot slot wordt de openbaarheid van bestuur genoemd.

Legaliteit
Legaliteit wordt door enkele auteurs gezien als het belangrijke fundament van de rechtsstaat. Het legaliteitsbeginsel vereist een wettelijke grondslag voor overheidsoptreden waarbij burgers gebiedend of verbiedend in hun vrijheid of eigendom worden beperkt. De strikte formulering van het legaliteitsbeginsel kan worden uitgebreid zodat deze beschrijving ook situaties omvat waarin de overheid burgers niks gebiedt of verbiedt. Gepleit wordt dat ook in gevallen waarin de overheid presterend optreedt (subsidies, vergunningen) een wettelijke grondslag vereist is. De Hoge Raad lijkt deze opvatting te delen, zie hiervoor Hoge Raad Fluoridering.

Specialiteitsbeginsel, rechtszekerheid, rechtsgelijkheid, stelselmatigheid en individuele rechtsbedeling.
Het boek gaat alvast in op enkele materiële beginselen van behoorlijk bestuur. Over de beginselen van behoorlijk bestuur komen we in de week over het normeren van overheidshandelen nog uitgebreider te spreken. We noemen daarom kort welke beginselen verweven zijn met het bestuursrecht.

Het specialiteitsbeginsel schrijft voor dat de overheid het algemene belang moet behartigen en bevoegdheden moet inzetten voor de hiervoor bedoelde doelen. Dit beginsel komt terug in art. 3:4 lid 1 Awb waarin is bepaald dat bestuursorganen bij een besluit rechtstreeks betrokken belangen afwegen, tenzij uit een wettelijk voorschrift of de aard van de bevoegdheid een beperking voortvloeit. Het specialiteitsbeginsel kan ervoor zorgen dat het bestuursorgaan bepaalde belangen niet mag meewegen bij het nemen van een besluit.

Het rechtszekerheidsbeginsel kan worden opgedeeld in een formeel en materieel rechtszekerheidsbeginsel. Het formele beginsel ziet op de duidelijke begrenzingen van bestuursbevoegdheden en op de eis van ondubbelzinnigheid waarin de rechtspositie van een burger wordt bepaald. De materiële uitwerking van dit beginsel ziet erop dat het geldende recht wordt toegepast en besluiten niet met terugwerkende kracht kunnen werken.

Het gelijkheidsbeginsel vergt dat gelijke gevallen ook gelijk worden behandeld. In het bestuursrecht zal echter blijken dat gevallen die gelijk ogen, lang niet altijd gelijk zijn.

Het laatste vereiste is dat bestuursorganen criteria ontwikkelen die een stelselmatige uitoefening van bestuursbevoegdheden waarborgt. De bestuursrechter verwacht van het bestuur dan ook een consistent en doordat bestuursbeleid.

A

Beginselen en uitgangspunten

Democratie
De eerste pijler van de democratische rechtsstaat wordt gevormd doordat de overheidsmacht bij de burgers ligt, er is namelijk sprake van: volkssoevereiniteit. Om deze reden noemen we Nederland dan ook een democratie. In Nederland komt deze democratie met name tot uiting door de manier waarop de belangrijkste normen, de wetten in formele zin, tot stand komen. Deze zijn afkomstig van de regering en de gekozen volksvertegenwoordiging.

Een ander democratisch aspect van onze staatsinrichting is de machtenscheiding, ook wel checks & balances genoemd. Op deze manier voorkomen we dat te veel macht in een hand terecht komt. Vandaar dat bevoegdheden worden verdeeld over verschillende bestuursorganen en niveaus (centraal/decentraal).

Een derde aspect van de democratie is de werking van (politieke) verantwoordelijkheid bij het uitvoeren van bevoegdheden. Tot slot wordt de openbaarheid van bestuur genoemd.

Legaliteit
Legaliteit wordt door enkele auteurs gezien als het belangrijke fundament van de rechtsstaat. Het legaliteitsbeginsel vereist een wettelijke grondslag voor overheidsoptreden waarbij burgers gebiedend of verbiedend in hun vrijheid of eigendom worden beperkt. De strikte formulering van het legaliteitsbeginsel kan worden uitgebreid zodat deze beschrijving ook situaties omvat waarin de overheid burgers niks gebiedt of verbiedt. Gepleit wordt dat ook in gevallen waarin de overheid presterend optreedt (subsidies, vergunningen) een wettelijke grondslag vereist is. De Hoge Raad lijkt deze opvatting te delen, zie hiervoor Hoge Raad Fluoridering.

Specialiteitsbeginsel, rechtszekerheid, rechtsgelijkheid, stelselmatigheid en individuele rechtsbedeling.
Het boek gaat alvast in op enkele materiële beginselen van behoorlijk bestuur. Over de beginselen van behoorlijk bestuur komen we in de week over het normeren van overheidshandelen nog uitgebreider te spreken. We noemen daarom kort welke beginselen verweven zijn met het bestuursrecht.

Het specialiteitsbeginsel schrijft voor dat de overheid het algemene belang moet behartigen en bevoegdheden moet inzetten voor de hiervoor bedoelde doelen. Dit beginsel komt terug in art. 3:4 lid 1 Awb waarin is bepaald dat bestuursorganen bij een besluit rechtstreeks betrokken belangen afwegen, tenzij uit een wettelijk voorschrift of de aard van de bevoegdheid een beperking voortvloeit. Het specialiteitsbeginsel kan ervoor zorgen dat het bestuursorgaan bepaalde belangen niet mag meewegen bij het nemen van een besluit.

Het rechtszekerheidsbeginsel kan worden opgedeeld in een formeel en materieel rechtszekerheidsbeginsel. Het formele beginsel ziet op de duidelijke begrenzingen van bestuursbevoegdheden en op de eis van ondubbelzinnigheid waarin de rechtspositie van een burger wordt bepaald. De materiële uitwerking van dit beginsel ziet erop dat het geldende recht wordt toegepast en besluiten niet met terugwerkende kracht kunnen werken.

Het gelijkheidsbeginsel vergt dat gelijke gevallen ook gelijk worden behandeld. In het bestuursrecht zal echter blijken dat gevallen die gelijk ogen, lang niet altijd gelijk zijn.

Het laatste vereiste is dat bestuursorganen criteria ontwikkelen die een stelselmatige uitoefening van bestuursbevoegdheden waarborgt. De bestuursrechter verwacht van het bestuur dan ook een consistent en doordat bestuursbeleid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Algemeen en bijzonder bestuursrecht

Het bestuursrecht regelt de (eenzijdige) verhouding tussen overheid en burger. Het bestuursrecht kent geen alomvattend wetboek, vergelijkbaar met het burgerlijk wetboek in het privaatrecht. De reden hiervoor is dat het bestuursrecht te veel regels kent, om in een wetboek op te nemen. Het bestuursrecht kent overigens niet alleen geschreven regels, maar ook ongeschreven regels en beginselen uit literatuur en jurisprudentie.

We kunnen de regels van het bestuursrecht opdelen in:
- Wettelijke voorschriften met betrekking op de relatie tussen bestuur en burger in het algemeen (algemeen bestuursrecht);
- Wettelijke voorschriften die betrekking hebben op bevoegdheden, rechten en plichten van bestuur en burger op bijzondere terreinen (bijzonder deel).
- Ongeschreven publiekrechtelijke regels en beginselen.

Het privaatrecht wordt in deze regels niet meegenomen, maar het bestuur kan wel degelijk rechtshandelingen aangaan in het privaatrecht. Zo kwalificeert de gemeente als een rechtspersoon art. 2:1 BW, wat betekent dat de gemeente in het privaatrecht gelijk wordt gesteld aan een natuurlijk persoon. De gemeente kan daarom, net als een natuurlijk persoon, overeenkomsten sluiten. Over de situaties waarin het bestuur privaatrecht kan gebruiken komen we later nog te spreken. In het kader van het toepassingsbereik van het bestuursrecht geldt dat het bestuursrecht mogelijk doorwerkt in het privaatrecht, in het bijzonder in de open normen. Een bestuursrechtelijke regel kan een regel van privaatrecht een bijzondere inhoud geven. De Awb kent voor doorwerking van de afdelingen 3.2-3.4 zelfs een specifieke schakelbepaling art. 3:1 lid 2 Awb.

Bijzonder bestuursrecht
Met bijzonder bestuursrecht wordt gerefereerd naar het bestuursrecht waarin bevoegdheden, rechten en plichten geregeld zijn. Een bevoegdheid schept de mogelijkheid om een rechtshandeling te verrichten waarmee rechtsgevolgen ontstaan of tenietgaan. In het bijzondere bestuursrecht worden altijd bevoegdheden toegekend aan bestuursorganen.

Het boek besluit om bepalingen over de rechten en plichten van de formele wetgever en de rechterlijke macht niet onder het (materiële) bestuursrecht te rekenen. De rechtvaardiging hiervoor is de trias politica, waarmee bestuur, wetgeving en rechterlijke macht van elkaar worden gescheiden.

Tot slot wordt nog genoemd dat in het bijzondere bestuursrecht de werking van Europese regels het meest merkbaar is. Bijzondere regels van het bestuursrecht vloeien dikwijls voort uit Europese richtlijnen.

Algemeen bestuursrecht
Centraal in deze cursus zal het algemene bestuursrecht zijn. Deze regels omvatten namelijk de gehele verhouding tussen burger en bestuur, dus ook bij de toepassing van het bijzondere bestuursrecht (zoals de Winkeltijdenwet, Wet algemene bepalingen Omgevingsrecht en de Wegenverkeerswet). Dit is daarom een belangrijk startpunt om het bestuursrecht beter onder de knie te krijgen.

Algemene wet bestuursrecht
Art. 107 Grondwet bevat een opdracht aan de wetgever om algemene regels van bestuursrecht vast te leggen. Hieraan is gehoor gegeven met het invoeren van de Algemene wet bestuursrecht. Dit is een relatief jonge wet (jaren 80). Aan deze wet zijn in 2013 nog nieuwe bepalingen toegevoegd over schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten.

In deze cursus zullen jullie veel werken met de Awb. Het is daarom belangrijk om de structuur van deze wet onder de knie te krijgen. De wet is gelaagd opgebouwd, van het meest algemeen (eerste hoofdstukken), naar steeds specifieker (latere hoofdstukken). Hierbij geldt ook dat bijzondere bepalingen (verderop in de Awb) voorgaan op algemene bepalingen (in het begin). We sommen in hoofdlijnen op wat de verschillende hoofdstukken regelen, zodat je dit een keer voorbij hebt zien komen.

  1. Inleidende bepalingen, definities (besluit, bestuursorgaan, belanghebbende) en reikwijdte
  2. Bepalingen over communicatief (elektronisch) verkeer tussen bestuursorgaan en burger
  3. Bepalingen die zien op alle soorten besluiten
  4. Bepalingen over bijzondere besluiten
  5. Bepalingen over handhaving
  6. Bepalingen over bezwaar en beroep in het algemeen
  7. Specifieke bepalingen over bezwaar en administratief beroep
  8. Bepalingen over het beroep bij de bestuursrechter, waaronder hoger beroep
  9. Bepalingen over intern en extern klachtrecht
  10. Bepalingen over mandaat, delegatie en attributie en toezicht (goedkeuring, vernietiging en schorsing).
  11. Slotbepalingen

Door goed bekend te zijn met de opbouw van de Awb zal je er op een tentamen in slagen om sneller en effectiever te navigeren naar relevante bepalingen. Indien je een vraag moet beantwoorden over bezwaar zijn hoofdstuk 6 en 7 relevant. Hoofdstuk 6 bevat namelijk algemene bepalingen, die gelden voor bezwaar en beroep. Hoofdstuk 7 bevat bepalingen die zich specifiek richten op bezwaar.

De Awb is zelf geen wet van een hogere aard dan andere formele wetten. De Awb kent dan ook geen bijzondere voorrang op deze wetten. De wetgever kan in formele wetten dan ook bepalingen opnemen waarin wordt afgeweken van de Awb. Dit is echter onwenselijk, indien dit onbeperkt zou gebeuren zou het bestuursrecht onduidelijk worden. Om dit probleem aan te pakken kunnen de bepalingen in de Awb worden opgedeeld in verschillende categorieën.

Soorten regels:
1 De eerste categorie regels zijn regels van dwingend bestuursrecht. Van deze regels kan niet worden afgeweken. Een voorbeeld zijn gecodificeerde beginselen van het behoorlijk bestuur, zoals het evenredigheidsbeginsel art. 3:2 Awb.

2 Ten tweede zijn er regels van regelend bestuursrecht. Deze regels zullen in de meeste gevallen geschikte regels zijn. Het is voor deze regels mogelijk dat een wettelijk voorschrift anders bepaald. Een voorbeeld hiervan is de regel dat een aanvraag voor een beschikking schriftelijk moet worden ingediend art. 4:1 Awb. Dit is namelijk niet het geval als een bijzondere wet anders bepaald.

3 Ten derde zijn er regels van aanvullend recht. In dit soort gevallen gaat de Awb ervan uit dat een bijzondere wet iets anders regelt. De regel in de Awb is dan dus ook niet de hoofdregel. Bij regelend recht is dit anders, dan is de regel in de Awb wel de hoofdregel. Indien een bijzondere wet niets anders regelt, bevat de Awb echter een bepaling waar men op kan terugvallen. Een voorbeeld hiervan is de termijn voor bestuursorganen om op een aanvraag tot beschikking te beslissen art. 4:13 Awb.

Tot slot zijn er regels die alleen gelden indien hier bewust voor wordt gekozen (in een concreet geval). We noemen dit facultatieve regels. Zo kent de Awb regels over de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afd. 3.4), maar deze gelden alleen als voor de besluitvorming gekozen is voor een dergelijke procedure.

A

Algemeen en bijzonder bestuursrecht

Het bestuursrecht regelt de (eenzijdige) verhouding tussen overheid en burger. Het bestuursrecht kent geen alomvattend wetboek, vergelijkbaar met het burgerlijk wetboek in het privaatrecht. De reden hiervoor is dat het bestuursrecht te veel regels kent, om in een wetboek op te nemen. Het bestuursrecht kent overigens niet alleen geschreven regels, maar ook ongeschreven regels en beginselen uit literatuur en jurisprudentie.

We kunnen de regels van het bestuursrecht opdelen in:
- Wettelijke voorschriften met betrekking op de relatie tussen bestuur en burger in het algemeen (algemeen bestuursrecht);
- Wettelijke voorschriften die betrekking hebben op bevoegdheden, rechten en plichten van bestuur en burger op bijzondere terreinen (bijzonder deel).
- Ongeschreven publiekrechtelijke regels en beginselen.

Het privaatrecht wordt in deze regels niet meegenomen, maar het bestuur kan wel degelijk rechtshandelingen aangaan in het privaatrecht. Zo kwalificeert de gemeente als een rechtspersoon art. 2:1 BW, wat betekent dat de gemeente in het privaatrecht gelijk wordt gesteld aan een natuurlijk persoon. De gemeente kan daarom, net als een natuurlijk persoon, overeenkomsten sluiten. Over de situaties waarin het bestuur privaatrecht kan gebruiken komen we later nog te spreken. In het kader van het toepassingsbereik van het bestuursrecht geldt dat het bestuursrecht mogelijk doorwerkt in het privaatrecht, in het bijzonder in de open normen. Een bestuursrechtelijke regel kan een regel van privaatrecht een bijzondere inhoud geven. De Awb kent voor doorwerking van de afdelingen 3.2-3.4 zelfs een specifieke schakelbepaling art. 3:1 lid 2 Awb.

Bijzonder bestuursrecht
Met bijzonder bestuursrecht wordt gerefereerd naar het bestuursrecht waarin bevoegdheden, rechten en plichten geregeld zijn. Een bevoegdheid schept de mogelijkheid om een rechtshandeling te verrichten waarmee rechtsgevolgen ontstaan of tenietgaan. In het bijzondere bestuursrecht worden altijd bevoegdheden toegekend aan bestuursorganen.

Het boek besluit om bepalingen over de rechten en plichten van de formele wetgever en de rechterlijke macht niet onder het (materiële) bestuursrecht te rekenen. De rechtvaardiging hiervoor is de trias politica, waarmee bestuur, wetgeving en rechterlijke macht van elkaar worden gescheiden.

Tot slot wordt nog genoemd dat in het bijzondere bestuursrecht de werking van Europese regels het meest merkbaar is. Bijzondere regels van het bestuursrecht vloeien dikwijls voort uit Europese richtlijnen.

Algemeen bestuursrecht
Centraal in deze cursus zal het algemene bestuursrecht zijn. Deze regels omvatten namelijk de gehele verhouding tussen burger en bestuur, dus ook bij de toepassing van het bijzondere bestuursrecht (zoals de Winkeltijdenwet, Wet algemene bepalingen Omgevingsrecht en de Wegenverkeerswet). Dit is daarom een belangrijk startpunt om het bestuursrecht beter onder de knie te krijgen.

Algemene wet bestuursrecht
Art. 107 Grondwet bevat een opdracht aan de wetgever om algemene regels van bestuursrecht vast te leggen. Hieraan is gehoor gegeven met het invoeren van de Algemene wet bestuursrecht. Dit is een relatief jonge wet (jaren 80). Aan deze wet zijn in 2013 nog nieuwe bepalingen toegevoegd over schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten.

In deze cursus zullen jullie veel werken met de Awb. Het is daarom belangrijk om de structuur van deze wet onder de knie te krijgen. De wet is gelaagd opgebouwd, van het meest algemeen (eerste hoofdstukken), naar steeds specifieker (latere hoofdstukken). Hierbij geldt ook dat bijzondere bepalingen (verderop in de Awb) voorgaan op algemene bepalingen (in het begin). We sommen in hoofdlijnen op wat de verschillende hoofdstukken regelen, zodat je dit een keer voorbij hebt zien komen.

  1. Inleidende bepalingen, definities (besluit, bestuursorgaan, belanghebbende) en reikwijdte
  2. Bepalingen over communicatief (elektronisch) verkeer tussen bestuursorgaan en burger
  3. Bepalingen die zien op alle soorten besluiten
  4. Bepalingen over bijzondere besluiten
  5. Bepalingen over handhaving
  6. Bepalingen over bezwaar en beroep in het algemeen
  7. Specifieke bepalingen over bezwaar en administratief beroep
  8. Bepalingen over het beroep bij de bestuursrechter, waaronder hoger beroep
  9. Bepalingen over intern en extern klachtrecht
  10. Bepalingen over mandaat, delegatie en attributie en toezicht (goedkeuring, vernietiging en schorsing).
  11. Slotbepalingen

Door goed bekend te zijn met de opbouw van de Awb zal je er op een tentamen in slagen om sneller en effectiever te navigeren naar relevante bepalingen. Indien je een vraag moet beantwoorden over bezwaar zijn hoofdstuk 6 en 7 relevant. Hoofdstuk 6 bevat namelijk algemene bepalingen, die gelden voor bezwaar en beroep. Hoofdstuk 7 bevat bepalingen die zich specifiek richten op bezwaar.

De Awb is zelf geen wet van een hogere aard dan andere formele wetten. De Awb kent dan ook geen bijzondere voorrang op deze wetten. De wetgever kan in formele wetten dan ook bepalingen opnemen waarin wordt afgeweken van de Awb. Dit is echter onwenselijk, indien dit onbeperkt zou gebeuren zou het bestuursrecht onduidelijk worden. Om dit probleem aan te pakken kunnen de bepalingen in de Awb worden opgedeeld in verschillende categorieën.

Soorten regels:
1 De eerste categorie regels zijn regels van dwingend bestuursrecht. Van deze regels kan niet worden afgeweken. Een voorbeeld zijn gecodificeerde beginselen van het behoorlijk bestuur, zoals het evenredigheidsbeginsel art. 3:2 Awb.

2 Ten tweede zijn er regels van regelend bestuursrecht. Deze regels zullen in de meeste gevallen geschikte regels zijn. Het is voor deze regels mogelijk dat een wettelijk voorschrift anders bepaald. Een voorbeeld hiervan is de regel dat een aanvraag voor een beschikking schriftelijk moet worden ingediend art. 4:1 Awb. Dit is namelijk niet het geval als een bijzondere wet anders bepaald.

3 Ten derde zijn er regels van aanvullend recht. In dit soort gevallen gaat de Awb ervan uit dat een bijzondere wet iets anders regelt. De regel in de Awb is dan dus ook niet de hoofdregel. Bij regelend recht is dit anders, dan is de regel in de Awb wel de hoofdregel. Indien een bijzondere wet niets anders regelt, bevat de Awb echter een bepaling waar men op kan terugvallen. Een voorbeeld hiervan is de termijn voor bestuursorganen om op een aanvraag tot beschikking te beslissen art. 4:13 Awb.

Tot slot zijn er regels die alleen gelden indien hier bewust voor wordt gekozen (in een concreet geval). We noemen dit facultatieve regels. Zo kent de Awb regels over de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afd. 3.4), maar deze gelden alleen als voor de besluitvorming gekozen is voor een dergelijke procedure.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Soorten regels
1 Dwingend bestuursrecht.
Van deze regels kan niet worden afgeweken. Voorbeeld de gecodificeerde beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het evenredigheidsbeginsel art. 3:2 Awb.

2 Regelend bestuursrecht. (regel in Awb is hoofdregel)
Het is voor deze regels mogelijk dat een wettelijk voorschrift anders bepaald.
Voorbeeld hiervan is de regel dat een aanvraag voor een beschikking schriftelijk moet worden ingediend art. 4:1 Awb. Dit is namelijk niet het geval als een bijzondere wet anders bepaald.

3 Aanvullend recht.
Awb gaat ervan uit dat een bijzondere wet iets anders regelt. De regel in de Awb is dan ook niet de hoofdregel.
Voorbeeld is de termijn voor bestuursorganen om op een aanvraag tot beschikking te beslissen art. 4:13 Awb.

4 Facultatieve regels.
Zo kent de Awb regels over de uniforme openbare voorbereidingsprocedure afdeling 3.4., maar deze gelden alleen als voor de besluitvorming gekozen is voor een dergelijke procedure.

A

Soorten regels
1 Dwingend bestuursrecht.
Van deze regels kan niet worden afgeweken. Voorbeeld de gecodificeerde beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het evenredigheidsbeginsel art. 3:2 Awb.

2 Regelend bestuursrecht. (regel in Awb is hoofdregel)
Het is voor deze regels mogelijk dat een wettelijk voorschrift anders bepaald.
Voorbeeld hiervan is de regel dat een aanvraag voor een beschikking schriftelijk moet worden ingediend art. 4:1 Awb. Dit is namelijk niet het geval als een bijzondere wet anders bepaald.

3 Aanvullend recht.
Awb gaat ervan uit dat een bijzondere wet iets anders regelt. De regel in de Awb is dan ook niet de hoofdregel.
Voorbeeld is de termijn voor bestuursorganen om op een aanvraag tot beschikking te beslissen art. 4:13 Awb.

4 Facultatieve regels.
Zo kent de Awb regels over de uniforme openbare voorbereidingsprocedure afdeling 3.4., maar deze gelden alleen als voor de besluitvorming gekozen is voor een dergelijke procedure.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Doelen Awb

Er worden vier doelen toegerekend aan de Awb, blijkens uit de memorie van toelichting.

1 Het bevorderen van eenheid binnen de bestuursrechtelijke wetgeving;

2 Het systematiseren en waar mogelijk vereenvoudigen van de bestuursrechtelijke wetgeving;

3 Het codificeren van de ontwikkelingen die zich in de bestuursrechtelijke jurisprudentie hebben afgetekend;

4 Het treffen van algemene voorzieningen ten aanzien van onderwerpen die zich naar hun aard niet voor regeling in een bijzondere wet lenen.

A

Doelen Awb

Er worden vier doelen toegerekend aan de Awb, blijkens uit de memorie van toelichting.

1 Het bevorderen van eenheid binnen de bestuursrechtelijke wetgeving;

2 Het systematiseren en waar mogelijk vereenvoudigen van de bestuursrechtelijke wetgeving;

3 Het codificeren van de ontwikkelingen die zich in de bestuursrechtelijke jurisprudentie hebben afgetekend;

4 Het treffen van algemene voorzieningen ten aanzien van onderwerpen die zich naar hun aard niet voor regeling in een bijzondere wet lenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Materieel en formeel bestuursrecht

Zoals in elk rechtsgebied kan een onderscheid worden gemaakt tussen materieel en formeel recht. In het bestuursrecht ziet het materiële recht op de bevoegdheden, rechten en verplichtingen van burgers en bestuursorganen. Dit onderdeel van het bestuursrecht staat centraal in deze cursus. Het formele bestuursrecht ziet op de procedures bij de rechter en het maken van bezwaar. Hiermee wordt geregeld hoe burgers hun (materiële) rechten kunnen verwezenlijken in het bestuursrecht.

A

Materieel en formeel bestuursrecht

Zoals in elk rechtsgebied kan een onderscheid worden gemaakt tussen materieel en formeel recht. In het bestuursrecht ziet het materiële recht op de bevoegdheden, rechten en verplichtingen van burgers en bestuursorganen. Dit onderdeel van het bestuursrecht staat centraal in deze cursus. Het formele bestuursrecht ziet op de procedures bij de rechter en het maken van bezwaar. Hiermee wordt geregeld hoe burgers hun (materiële)rechten kunnen verwezenlijken in het bestuursrecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Toepasselijkheid van het bestuursrecht

In hoofdstuk 7 van Bestuursrecht 1 wordt uitgebreid ingegaan op de toepassing van het bestuursrecht op verschillende soorten handelingen in het bestuursrecht (ook andere handelingen dan besluiten). Dit zal uitgebreider aan bod komen bij thema 3, over ‘besluiten’. Sommige onderwerpen zullen daarom verkort worden besproken.

Geschreven bestuursrecht
Eerst kijken we naar het toepassingsgebied van het geschreven bestuursrecht, in het bijzonder de Awb. In beginsel strekt de Awb tot alle handelingen van het bestuur. Daarmee wordt niet alleen gedoeld op publiekrechtelijk handelen, maar ook op niet-rechtshandelingen en privaatrechtelijk handelen. De Awb kent echter een aantal uitzonderingen wat betreft het toepassingsgebied.

Strafrecht
De Awb geldt niet voor handelingen van de overheid die moeten worden begrepen als ‘opsporing van strafbare feiten’ en ‘tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen’ (art. 1:6 sub a Awb). Op deze manier wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen wat in Nederland onder het bestuursrecht valt en wat onder het strafrecht valt. De regels van het bestuursrecht strekken niet tot het strafrecht. De regels van het strafrecht zijn immers ook limitatief opgesteld, waardoor het niet wenselijk is om het bestuursrecht met het strafrecht te vermengen.

Tip:
Dit betekent niet dat toezicht en handhaving in het kader van het bestuursrecht uitgezonderd is van het bestuursrecht. Later in deze cursus zullen we leren dat het bestuursrecht een eigen systeem van handhaving en toezicht kent, wat kan leiden tot bestuurlijke sancties. Deze systematiek staat los van het strafrecht. Art. 1:6 Awb ziet echt specifiek op het onderscheiden van bestuursrecht van strafrecht.

Bestuursweteving
De Awb ziet daarnaast specifiek op het nemen van besluiten. In situaties waarin het bestuur geen specifieke besluiten neemt, maar algemene regels opstelt (op grond van een regelgevende bevoegdheid) zijn bepaalde regels van de Awb niet van toepassing. De regels over bekendmaking en mededeling en motivering zijn in zulke gevallen niet van toepassing (art. 3:1 lid 1 sub b Awb). De regels over zorgvuldig onderzoek, het verbod op misbruik van bevoegdheid en de belangenafweging gelden enkel indien de aard van de bestuurswetgeving zich daar niet tegen verzet art. 3:1 lid 1 sub a Awb.

In het bijzonder gelden de normen van behoorlijk bestuur in hun totaliteit niet voor wetgeving afkomstig van de formele wetgever. De formele wetgever is namelijk uitgezonderd van het begrip bestuursorgaan art. 1:1 lid 2 sub a Awb, waardoor regels van de formele wetgever geen bestuursregels zijn.

Privaatrecht
Het bestuursrecht kan doorwerken in het privaatrecht. Hiervoor wezen we eerder al op de schakelbepaling van art. 3:1 lid 2 Awb. Doorwerking in het privaatrecht geschiedt via invulling van open normen, maar enkel wanneer de aard van de handeling zich daar niet tegen verzet.

Overige situaties
Er zijn een aantal situaties te onderscheiden, waarin er geen rechtsgevolg wordt beoogd en we dus niet kunnen spreken van een besluit. In sommige situaties wordt de Awb dan alsnog expliciet van toepassing verklaard. Het specifieke onderscheid tussen de verschillende gevallen en welke schakelbepalingen hiervoor zijn, zal worden besproken in de derde week. Voor nu volstaan we met het noemen van de verschillende situaties:
- het nemen van beslissingen die niet op een rechtsgevolg zijn gericht
- zuiver feitelijke handelingen
- mededelingen

In geen van deze gevallen gaat het over besluiten, waardoor we voor de toepassing van de Awb in beginsel terugvallen op de algemene schakelbepaling van art. 3:1 lid 2 Awb.

Overzicht
De normen van de Awb zijn van toepassing op alle handelingen van bestuursorganen, met uitzondering van handeling in het kader van opsporing en vervolging en tenuitvoerlegging in het kader van strafrecht.

Het derde hoofdstuk van de Awb met hierin belangrijke normen over het nemen van besluiten zijn van toepassing op alle besluiten, maar niet volledig voor bestuurswetgeving. Regels uit het derde hoofdstuk over bekendmaking en motivering zijn voor bestuurswetgeving niet van toepassing. Regels over zorgvuldigheid en belangenafweging zijn wel van toepassing, tenzij de aard van de bestuurswetgeving zich hiertegen verzet.

Voor privaatrechtelijke handelingen en handelingen die niet op rechtsgevolg zijn gericht, zijn de bepalingen over zorgvuldigheid en belangenafweging, advisering en de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing art. 3:1 lid 2 Awb.

Ongeschreven bestuursrecht
Naast alle geschreven regels is het bestuur bij het handelen ook gebonden aan ongeschreven regels. Vooral ongeschreven (en geschreven) beginselen van behoorlijk bestuur zijn belangrijk. Deze beginselen kunnen limitatief worden opgesomd, waardoor het duidelijker wordt wat bedoeld wordt met ‘ongeschreven recht’ in het bestuursrecht. Ook dit onderwerp zal later in de cursus uitgebreider aan bod komen bij ‘normering van bestuurshandelen’.

De beginselen van behoorlijk bestuur laten zich opdelen in formele beginselen en materiële beginselen. Formele beginselen zien op de voorbereiding, besluitvorming, argumentatie en kennisgeving van besluiten.

Materiële beginselen zien op de inhoud van de genomen besluiten. Dit zijn: het gelijkheidsbeginsel, vertrouwensbeginsel, rechtszekerheidsbeginsel, specialiteitsbeginsel, evenredigheidsbeginsel en draagkrachtige motviering.

Tip:
Ingewikkeld aan de beginselen van behoorlijk bestuur is dat verschillende voorgeschreven literatuur de beginselen verschillend noemt en opdeelt. Zo worden sommige beginselen helemaal niet genoemd in Bestuursrecht 1. Over dit onderwerp is dan ook altijd verschillende literatuur voorgeschreven. De beginselen uit het hoorcollege zijn leidend. Deze zullen worden opgesomd in de vierde week

A

Toepasselijkheid van het bestuursrecht

In hoofdstuk 7 van Bestuursrecht 1 wordt uitgebreid ingegaan op de toepassing van het bestuursrecht op verschillende soorten handelingen in het bestuursrecht (ook andere handelingen dan besluiten). Dit zal uitgebreider aan bod komen bij thema 3, over ‘besluiten’. Sommige onderwerpen zullen daarom verkort worden besproken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

H5 Formele beginselen
De formele beginselen zijn, gebaseerd op de leerdoelen, deze week al voorgeschreven. We zullen daarom uitgebreid ingaan op deze beginselen. Hiervoor zijn ook specifieke passages voorgeschreven uit Hoofdzaken.

Bestuursrecht 1 spreekt van het algemene formele zorgvuldigheidsbeginsel. Hoofdzaken maakt duidelijk welke elementen formele zorgvuldigheid eist (en dus welke beginselen hieruit gedestilleerd kunnen worden).

5.1 Beslistermijn
Ten eerste vergt formele zorgvuldigheid dat een besluit op tijd wordt genomen. We spreken hier van een formele eis, omdat dit volledig los staat van de inhoud van het te nemen besluit. De termijn voor het nemen van een besluit wordt bepaald in de wet waar het besluit op berust. Indien deze wet een dergelijke termijn niet bevat, geldt dat het besluit moet worden genomen binnen een redelijke termijn. Wat een redelijke termijn is, verschilt naar omstandigheden. Een redelijke termijn is in ieder geval ten hoogste acht weken.

Art. 4:13 Awb:
1. Een beschikking dient te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn of, bij het ontbreken van zulk een termijn, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.
2. De in het eerste lid bedoelde redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer het bestuursorgaan binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking heeft gegeven, noch een mededeling als bedoeld in artikel 4:14, derde lid, heeft gedaan.

Indien het bestuursorgaan er niet in slaagt om binnen een redelijke termijn te beslissen, geldt dat het bestuursorgaan de burger moet informeren binnen welke zo kort mogelijke termijn als nog een besluit zal worden genomen.

Indien het bestuursorgaan er niet in slaagt om binnen een redelijke termijn te beslissen, geldt dat het bestuursorgaan de burger moet informeren binnen welke zo kort mogelijke termijn als nog een besluit zal worden genomen.

5.2 Zorgvuldig onderzoek
Een orgaan moet een besluit zorgvuldig voorbereiden (art. 3:2 Awb). Zo moet het bestuursorgaan zorgvuldig in kaart brengen welke feiten en belangen spelen bij het te nemen besluiten. Dit noemen we de kennisvergaringsplicht.

5.2.1 Advisering
In sommige gevallen zal het nodig zijn dat het bestuur deskundigen inschakelt, bijv. voor een onderzoek naar grondvervuiling. Dit is zonder deskundigen niet vast te stellen. De wet kan advies verplicht voorschrijven, maar dit hoeft niet. Over advies zijn bijzondere regels opgenomen in de Awb (afd. 3.3). Zo rust op het bestuur de verplichting om te onderzoeken of de deskundige zorgvuldig onderzoek heeft verricht. Dit noemen we de vergewisplicht.

5.2.2 Hoorplichten
Zorgvuldig onderzoek vergt ook dat burgers gehoord worden. H4 van de Awb, specifiek over beschikkingen, bevat bijzondere bepalingen over het horen van burgers bij het nemen van beschikkingen. Voordat een besluit wordt genomen moet de aanvrager van een besluit en/of andere belanghebbende in staat zijn gesteld om hun inzichten (zienswijzen) over het besluit te geven art. 4:7 jo. 4:8 Awb. Dit kan mondeling of schriftelijk geschieden art. 4:9 Awb.

In sommige gevallen geldt de hoorplicht niet. In aanvulling op art. 4:7 jo. 4:8 Awb regelen art. 4:11 jo. 4:12 Awb situaties waarin de hoorplicht niet geldt. De gemeenschappelijke factor in deze uitzonderingen is dat het gaat om in situaties waarin horen geen zin meer heeft, omdat het besluit al is genomen op grond van aangeleverde gegevens.

5.3 Zorgvuldige inrichting
Naast dat het besluit zorgvuldig moet worden voorbereid, moet het besluit ook zorgvuldig worden gepresenteerd. We spreken dan van een zorgvuldige inrichting van besluiten. Hier vloeien weer verschillende verplichtingen uit voort, zoals duidelijkheid, kenbare motivering en vermelding van de rechtsmiddelen.

5.3.1. Formele rechtszekerheid
Een besluit moet duidelijk zijn. Dit betreft een ongeschreven beginsel, wat dus niet terug te vinden is in de Awb. Het besluit moet duidelijk vermelden wie het besluit heeft genomen, voorzien van een handtekening.

5.3.2 Kenbare motivering
Het besluit moet überhaupt worden voorzien van een motivering. Dit vereiste toetst niet de inhoud van de motivering bij het besluit, maar vereist wel dat het besluit voorzien is van een motivering. Deze motivering moet kenbaar zijn, in de zin dat het duidelijk is dat het gaat om een motvering. In geval van advies geldt dat voor de motivering ook naar het advies kan worden verwezen, indien dit advies kenbaar is art. 3:49 Awb.

In sommige gevallen geldt dit beginsel niet onverkort. In spoedgevallen kan de motvering een week later worden verstrekt art. 3:47 Awb. Indien er aangenomen kan worden dat er geen behoefte aan motivering is, kan deze geheel achterwege blijven art. 3:48 Awb.

5.3.3 Vermelden van rechtsmiddelen
Een besluit moet altijd voorzien in een verwijzing naar mogelijke rechtsmiddelen voor burgers. Het spreekt voor zich dat burgers niet altijd tevreden zullen zijn met de inhoud van de genomen besluiten. Het bestuursorgaan moet daarom bij een besluit vermelden door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden ingesteld art. 3:45 jo. 6:23 Awb.

5.4 Bekendmaking
De laatste formele normen zien op de kennisgeving van besluiten. Dit ziet op het kennisgeven van besluiten bij de hierbij betrokken burgers. Er kan op twee manieren kennis worden gegeven: bekendmaking en mededeling. Mededeling ziet op het kennisgeven in een bijzonder geval, aan personen tot wie het besluit zich niet richt. Het doen van een mededeling van een genomen besluit heeft geen rechtsgevolg.

Bekendmaking is vereist voor inwerkingtreding van een besluit art. 3:40 Awb, mededeling is dit niet. De Inwerkingtreding van een besluit valt samen met de bekendmaking hiervan. Bekendmaking kan op twee manieren plaatsvinden, afhankelijk van het type besluit.

Besluiten die zich richten tot personen worden bekendgemaakt door toezending of uitreiking van deze besluiten (aan die personen) art. 3:41 Awb.
Besluiten die zich niet richten tot personen, zoals wanneer het gemeentebestuur besluit om een pand monumentale status te geven, worden bekendgemaakt door publicatie art. 3:42 Awb.

A

H5 Formele beginselen
De formele beginselen zijn, gebaseerd op de leerdoelen, deze week al voorgeschreven. We zullen daarom uitgebreid ingaan op deze beginselen. Hiervoor zijn ook specifieke passages voorgeschreven uit Hoofdzaken.

Bestuursrecht 1 spreekt van het algemene formele zorgvuldigheidsbeginsel. Hoofdzaken maakt duidelijk welke elementen formele zorgvuldigheid eist (en dus welke beginselen hieruit gedestilleerd kunnen worden).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Extra literatuur:
Bestuursrecht na de toeslagenaffaire: hoe nu verder?

Het zal niemand ontgaan zijn. In december werd het rapport gepubliceerd waarin de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag concludeert dat bij de terugvordering van kinderopvangtoeslag de laatste jaren ongekend onrecht hebben plaatsgevonden. Wetgeving en bestuur hebben veel te weinig oog gehad voor bijzondere omstandigheden waaronder de strikte toepassing van algemene regels kan leiden tot onrechtvaardige uitkomsten. Volgens de commissie heeft ook de bestuursrechtspraak zijn rechtsbeschermende taak ernstig verontachtzaamd. De voorzitter van de ABRvS reageert in een artikel op deze kritiek.

Alles of niets
De alles of niets benadering, waarbij relatief geringe tekortkomingen van burgers er meteen toe leiden dat elke aanspraak op vergoeding vervalt en het voorgeschoten bedrag geheel terugbetaald moet worden, is de steen des aanstoots geweest. De Belastingdienst beriep zich daarbij op verschillende wettelijke bepalingen waaruit deze aanpak dwingend zou volgen. Maar eigenlijk was hiervan helemaal geen sprake. Hoe is het ook mogelijk dat de ABRvS de benadering zonder problemen aanvaardde? Helemaal doordat algemene beginselen van behoorlijk bestuur systematisch weggeredeneerd zijn.

Wegredeneren
Het artikel van de voorzitter van de ABRvS is bedoeld als de eerste aanzet tot een zelfreflectie. Als je echter zorgvuldig leest, zie je dat het juridisch wegredeneren van de beschermende functie van de bestuursrechtspraak gewoon nog wordt voortgezet. Zo legt hij uit dat de relevante bepalingen uit de Awir en Wet Kinderopvang WKo voor meerdere interpretaties vatbaar zijn. Deze bepalingen kunnen namelijk gelezen worden als een wettelijk kader dat dwingend voorschrijft dat de voorgeschoten toeslagen al bij de minste tekortkoming van burgers geheel teruggevorderd moeten worden. De Afdeling was van mening dat met deze interpretatie het best tegemoet werd gekomen aan fraudebestrijding. Omdat de Awir en WKo meer specifieke en jongere wetten zijn dan de Awb, is het in de Awb opgenomen evenredigheidsbeginsel niet op de terugvordering van toeslagen toepasbaar volgens de staande doctrine.
En er zijn ook geen andere instrumenten waaraan de bepalingen kunnen worden getoetst: hoe diep een terugvorderingsbesluit ook kan ingrijpen in de vermogenspositie van burgers; zo’n besluit is dus geen aantasting van het eigendomsrecht of een criminal charge art. 6 EVRM. Ook ongeschreven rechtsbeginselen bieden geen uitkomst.

Bureautafellogica
Op deze manier komt de voorzitter niet toe aan de belangrijkste taak die hij als bestuursrechter zou moeten vervullen: het beschermen van burgers tegen een moderne bestuurspraktijk waarin een giftige combinatie van bureaucratische desinteresse en bedrijfsmatig managerialisme helaas erg vaak de boventoon voert. Hoewel hij goede aanbevelingen doet, wil hij niets veranderen aan de kern van het probleem.

Als de toepassing van wetten in concrete gevallen evident onrechtvaardig uitpakt, moeten de rechtszoekende burgers het daar maar mee doen. Correctie door de rechter zou volgens de voorzitter uit den boze zijn, omdat het in strijd is met de juiste constitutionele verhoudingen. Volgens de auteur hoeft er echter ook geen sprake te zijn van toetsing van wetten aan ongeschreven rechtsbeginselen, maar zouden wettelijke regels wel buiten toepassing moeten worden gelaten als bijzondere omstandigheden daarom vragen. Hoewel dit in het privaat- en strafrecht als gesneden koek is, is dit in het bestuursrecht dus nog verre van het geval.

Cultuurverandering
De toeslagenaffaire staat niet op zichzelf, maar is een gevolg van een politieke en bestuurlijke praktijk die zich niet langer primair oriënteert op normen, maar op doelen. De wet manifesteert zich daardoor al te vaak als de slang die alleen mensen zonder schoen bijt. Om tot een juist juridisch tegenwicht te komen is veel meer nodig dan het invoeren van hardheidsclausules en ander gesleutel aan het stelsel van bestuursrechtelijke rechtsbescherming. Er is een cultuur nodig die ruimte schept voor juridische beslissers die algemene regels nooit mechanisch toepassen, maar zich steeds opnieuw afvragen of de toepassing van algemene regels in het concrete geval wel te rechtvaardigen is. Rechter en bestuurders moeten dus begrijpen dat toepassing van algemene regels op bijzondere gevallen altijd een daad inhoudt en een beslissing vergt waarvan zij moeten kunnen getuigen dat zij niet anders kunnen. In sommige gevallen zal dat betekenen dat een algemene regel buiten toepassing moet worden gelaten.

A

Extra literatuur:
Bestuursrecht na de toeslagenaffaire: hoe nu verder?

Het zal niemand ontgaan zijn. In december werd het rapport gepubliceerd waarin de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag concludeert dat bij de terugvordering van kinderopvangtoeslag de laatste jaren ongekend onrecht hebben plaatsgevonden. Wetgeving en bestuur hebben veel te weinig oog gehad voor bijzondere omstandigheden waaronder de strikte toepassing van algemene regels kan leiden tot onrechtvaardige uitkomsten. Volgens de commissie heeft ook de bestuursrechtspraak zijn rechtsbeschermende taak ernstig verontachtzaamd. De voorzitter van de ABRvS reageert in een artikel op deze kritiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

CRvB Intrekking Pgb

Relevantie: Als er in het kader van het belanghebbendebegrip op grond van de OPERA-criteria een contractuele relatie bestaat tussen een derde en degene die bij het besluit betrokken is, betekent dit niet zonder meer dat er sprake is van een afgeleid belang. Ook moet worden gekeken of deze derde zelf nog een betrokken belang heeft, los van de contractuele relatie.

Relevante feiten: Een mevrouw exploiteert een zorgcentrum en voorziet hiermee in de huisvesting en zorgverlening van vijf tot tien cliënten. De zorg wordt geheel of voor een deel bekostigd uit het persoonsgebonden budget (hierna: pgb) van de cliënten. Nu is er een besluit genomen waarin het college van B&W een cliënt verbiedt om nog zorg in te kopen bij de mevrouw. De zorg van deze mevrouw zou niet van voldoende kwaliteit zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat de mevrouw, omdat ze in een contractuele relatie tot de cliënt staat, enkel een afgeleid belang heeft en dus niet rechtstreeks wordt geraakt. De mevrouw voert zelf aan dat het besluit, waarin een negatieve beoordeling van haar zorg verpakt zit, als gevolg zal hebben dat ze failliet gaat. Ze wordt naar eigen zeggen rechtstreeks geraakt in het fundamentele recht op arbeid en het recht op eigendom als bedoeld in art. 1 EVRM.

Rechtsvraag: Kan de mevrouw toch worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van art. 1:2 lid 1 Awb, ondanks dat er hier sprake is van een contractuele relatie?

Beoordeling door de ABRvS: Het enkele feit dat er sprake is van een contractuele relatie tussen degene tot wie een besluit is gericht en een derde, betekent niet dat het belang van die derde bij dat besluit reeds daarom als een afgeleid belang moet worden aangemerkt (r.o. 5.2.2). Onderzocht moet namelijk worden of die derde los van die contractuele relatie ook een zelfstandig eigen belang heeft (dat wel rechtstreeks betrokken is).

Toepassing
Het besluit dat de Pgb voor de cliënte niet meer bij de mevrouw mag worden ingekocht, heeft directe financiële gevolgen, die niet uitsluitend voortvloeien uit de contractuele relatie. Zij is reeds daarom belanghebbende (r.o. 5.3).

De mevrouw heeft los van de contractuele relatie een zelfstandig eigen belang, hiervoor is geen beroep op de EVRM artikelen vereist (r.o. 5.4).

Het bestuur heeft in het bestreden besluit de mevrouw ten onrechte niet als belanghebbende bij het besluit aangemerkt (r.o. 6.1).

A

CRvB Intrekking Pgb

Relevantie: Als er in het kader van het belanghebbendebegrip op grond van de OPERA-criteria een contractuele relatie bestaat tussen een derde en degene die bij het besluit betrokken is, betekent dit niet zonder meer dat er sprake is van een afgeleid belang. Ook moet worden gekeken of deze derde zelf nog een betrokken belang heeft, los van de contractuele relatie.

17
Q

Rechtbank Midden-Nederland 22 juli 2022
Relevantie: Deze uitspraak ziet op het ingrijpend optreden van de rechtbank, wanneer het bestuur en de burger er onderling niet uitkomen. Deze zaak illustreert hoe in het bestuursrecht een burger en het bestuursorgaan in de knoop kunnen zitten, en er een ridicule situatie kan ontstaan waarbij een burger bijna één miljoen zou moeten ontvangen van de gemeente voor niet genomen besluiten.

Relevante feiten: In deze zaak ging het om een bundeling van zaken tussen één eiser en het college van Burgemeester & Wethouders. In deze zaken weigerde het college van B&W steeds om tijdig te beslissen. Hierdoor waren enkele opgelegde dwangsommen opgelopen tot het maximum van €15.000. Wanneer deze dwangsommen waren opgelopen, omdat het college nog steeds geen besluit had genomen, stelde de eiser steeds opnieuw beroep in. Omdat het in casu om veel verschillende zaken gaat, is het college de burger al €930.000 aan dwangsommen verschuldigd. In deze uitspraak beoogt de rechtbank om deze situatie tot een halt te roepen.

Rechtsvraag: Hoe kan de rechtbank het college bewegen om een beslissing te doen in de verschillende zaken?

Beoordeling door de rechtbank: Het uitgangspunt is dat een bestuursorgaan uit zichzelf rechtmatig handelt en dus tijdig een besluit neemt als een burger daarom vraagt. Het effect van de eerdere uitspraken van de rechtbank en hierbij opgelegde dwangsommen had moeten zijn dat het bestuursorgaan alsnog een besluit had genomen. Dit is nog niet gebeurd, waardoor een grote som aan gemeenschapsgeld bij één burger terecht komt (r.o. 16).

De rechtbank signaleert dat het college tegenwoordig wel erkend dat hij dit dossier onzorgvuldig heeft behandeld. De rechtbank bepaalt een realistische en redelijke termijn op 28 september 2022 (r.o. 20). De rechtbank erkent ook dat het mogelijk is dat, door omstandigheden, deze termijn niet zal worden gehaald. De rechtbank wil voorkomen dat er nog meer gemeenschapsgeld bij één burger terechtkomt en stelt ook voorop dat dwangsommen in het verleden niet hebben geholpen. De rechtbank zal op 28 september 2022 daarom bezien of nieuwe dwangsommen moeten worden opgelegd (r.o. 22). Voor nu wordt er dus geen dwangsom opgelegd (r.o. 24).

A

Rechtbank Midden-Nederland 22 juli 2022
Relevantie: Deze uitspraak ziet op het ingrijpend optreden van de rechtbank, wanneer het bestuur en de burger er onderling niet uitkomen. Deze zaak illustreert hoe in het bestuursrecht een burger en het bestuursorgaan in de knoop kunnen zitten, en er een ridicule situatie kan ontstaan waarbij een burger bijna één miljoen zou moeten ontvangen van de gemeente voor niet genomen besluiten.

18
Q

Rechtbank Noord-Holland 25 juli 2022
Relevantie: Deze uitspraak ziet wederom op een uitzonderlijk geval, waarin de rechtbank ingrijpend optreedt wanneer de burger en het bestuur er onderling niet uitkomen. Volgens de rechtbank zal er naar aanleiding van deze uitspraak ook geen precedentwerking mogelijk zijn.

Relevante feiten: Het gaat om situatie waarin een burger behoeftig is aan hoogspecialistische jeugdhulp met verblijf. Hiervoor is een woonunit nodig voor deze burger op het erf van diens mentoren. Het besluit waarin jeugdhulp met verblijf is toegekend, is echter van vijf jaar geleden, en een dergelijk verblijf is nog steeds niet gerealiseerd. Dit kwam omdat door het betrokken bestuursorgaan nog niet was beslist over het realiseren van een passende woonvoorziening. Omdat de situatie niet langer kon wachten zijn mentoren zelf aan de slag gegaan met het realiseren van een woonvoorziening.

Rechtsvraag: Hoe kan de rechtbank in deze uitspraak een knoop doorhakken?

Beoordeling door de rechtbank: De rechtbank oordeelt dat er vijf jaar geleden is besloten om hulp met woonvoorziening toe te kennen, maar dat dit besluit gezien kan worden als een “lege huls”. Na dit besluit is betrokkenheid bij het meedenken over het realiseren van deze woonvoorziening namelijk uitgebleven (r.o. 4.5). De rechtbank zou de zaak niet oplossen door aan het bestuursorgaan op te leggen om een nieuw besluit te nemen. Het oude besluit is immers ook al vijf jaar geleden, zonder dat dit opgevolgd is door actie. De rechtbank zal gelet op de concrete noodzaak van een woonvoorziening concrete bedragen vaststellen die aan de mentoren vergoed moet worden voor het realiseren van de woonvoorziening (r.o. 4.7).

Door het bestuursorgaan is nog aangevoerd dat de waardestijging van de woning van de mentoren verminderd zou moeten worden op het uitgekeerde bedrag, maar de rechtbank gaat hier niet in mee. Zij wijzen erop dat de mentoren al vanaf 1 juli 2020 de burger onderdak en zorg hebben geboden zonder hiervoor een vergoeding te hebben ontvangen.

A

Rechtbank Noord-Holland 25 juli 2022
Relevantie: Deze uitspraak ziet wederom op een uitzonderlijk geval, waarin de rechtbank ingrijpend optreedt wanneer de burger en het bestuur er onderling niet uitkomen. Volgens de rechtbank zal er naar aanleiding van deze uitspraak ook geen precedentwerking mogelijk zijn.

19
Q

ABRvS 31 augustus 2022

Relevantie: Dit betreft een illustratieve uitspraak bij het beginsel van formele zorgvuldigheid (in het bijzonder een zorgvuldige voorbereiding) en deugdelijke motivering.

Relevante feiten: Van een persoon is het Nederlanderschap ingetrokken wegens betrokkenheid bij Islamitische Staat (IS) door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (SvJ&V). Vermoedelijk is de persoon in kwestie overleden, maar hier is geen zekerheid over. De Staatssecretaris heeft dit voorafgaand aan het genomen besluit niet verder onderzocht via het AIVD en/of het OM.

Rechtsvraag: Hoe kan de rechtbank in deze uitspraak een knoop doorhakken?

Beoordeling door de ABRvS: Gesteld wordt dat het in zaken over het intrekken van het Nederlanderschap wegens betrokkenheid bij een organisatie die deelneemt in gewapend conflict niet altijd mogelijk zal zijn om met absolute zekerheid te zeggen of een betrokken persoon nog leeft. Dit betekent echter niet dat de staatssecretaris deze besluiten dan niet meer zorgvuldig moet voorbereiden (art. 3:2 Awb). Het besluit om Nederlanderschap in te trekken heeft namelijk ook gevolgen voor derden (die nog wel leven).

De staatssecretaris wordt geoordeeld om het gebrekkige besluit alsnog te herstellen en alsnog onderzoek te doen naar het eventueel overlijden van de betrokken persoon.

A

ABRvS 31 augustus 2022

Relevantie: Dit betreft een illustratieve uitspraak bij het beginsel van formele zorgvuldigheid (in het bijzonder een zorgvuldige voorbereiding) en deugdelijke motivering.

Relevante feiten: Van een persoon is het Nederlanderschap ingetrokken wegens betrokkenheid bij Islamitische Staat (IS) door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (SvJ&V). Vermoedelijk is de persoon in kwestie overleden, maar hier is geen zekerheid over. De Staatssecretaris heeft dit voorafgaand aan het genomen besluit niet verder onderzocht via het AIVD en/of het OM.

20
Q

HC Aantekeningen toeslagenaffaire

Kritiek (I) Commissie Van Dam
De afdeling (bestuursrechtspraak van de Raad van State) bestuursrechtspraak heeft jarenlang een wezenlijke bijdrage geleverd aan het in stand houden van de .. spijkerharde uitvoering van de regelgeving van de kinderopvangtoeslag. Daarmee heeft de bestuursrechtspraak zijn belangrijke functie van rechtsbescherming van individuele burgers veronachtzaamd. De commissie is met name geraakt door het tot in oktober 2019 wegredeneren van algemene beginselen van behoorlijk bestuur, die zouden moeten dienen als stootkussen en beschermende deken voor mensen in nood. Ongekend onrecht p. 7-8.

De commissie is gedurende haar werkzaamheden eerst met verbazing en uiteindelijk met diepe verontwaardiging tot dit besef gekomen. Zij doet een dringend beroep op alle betrokken staatsmachten om bij zichzelf te rade te gaan hoe in de toekomst herhaling kan worden voorkomen en hoe het ontstane onrecht alsnog kan worden rechtgezet. Ongekend onrecht p. 8.

Diepe verontwaardiging > hoe kan het nou dat dit soort terugvorderingen, enorme bedragen voor hele futiele fouten van burgers, hoe kan het nou dat dit ooit een rechter heeft kunnen passeren?

Kritiek (II): kranten en talkshowstafels
‘We konden (haast) niet anders’ ( de wetgever heeft dit gedaan’)
- Dwingend wettelijk kader
- Lex specialis & posterior: de Wet kinderopvang en de Awir derogeren aan de Awb (bijzonder gaat immers voor algemeen)

  • Awir bevat geen hardheidsclausule
  • Terugvorderingen zijn geen ‘criminal charges’ (als het een punitieve sanctie is dan is EVRM van toepassing art. 6 EVRM).
    Het was een herstelsanctie en geen punitieve sanctie, want zij hadden geld gekregen waar ze geen recht op hadden’.
  • Harmonisatiewetarrest: ieder zijn eigen stoel ( daarin wordt bepaald dat formele wetten (wetten in formele zin) niet alleen niet getoetst mag worden aan de grondwet, maar ook niet aan ongeschreven rechtsbeginselen.

|Het kon wel anders (I): het alternatief van Scheltema (rechter had dus wel kunnen ingrijpen)
- Bijzondere wetten derogeren alleen aan de Awb voor zover dat uitdrukkelijk is bepaald.
Awb bevat een evenredigheidsbeginsel (proportionaliteitsbeginsel), je kunt alleen zeggen dat bijzondere wetten aan dat evenredigheidsbeginsel in de weg staan als de bijzondere wetten of latere wetten heel specifiek zeggen dat ze afwijken van de Awb.
- In de Awir ontbreekt weliswaar een hardheidsclausule, maar art. 3:4 Awb is nog steeds van toepassing.
- pleidooi voor algemene hardheidsclausule

|Het kon wel anders (II): billijkheidscorrectie:
Wanneer de wet een algemeen voorschrift geeft en er zich dan een geval voordoet waarin dat voorschrift tekortschiet, dan is het juist deze tekortkoming te herstellen. Dit is dus de aard van het billijke: het is een verbetering van de wet, in zoverre die door zijn algemene karakter tekortschiet.

In de billijkheid handhaaft het recht zich desnoods tegen de rechtsregel in. Paul Scholten (recht en billijkheid)

|Het kon wel anders
(III) buiten toepassing laten en toetsen aan een hogere norm zijn niet hetzelfde
Van Hese/De Schelde (NJ 2000/430): in bepaalde gevallen kan een beroep op een absolute verjaringstermijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn.

Van Hese had jarenlang gewerkt bij De Schelde. Daarbij is hij blootgesteld geweest aan asbest. Decennia later kreeg hij asbestkanker en dat kan alleen komen aan blootstelling aan asbest. Hoge Raad zegt u wil schadevergoeding en normaal gesproken moet ik zeggen uw claim is te laat want is 30 jaar. In de wet staat ook niet uitzonderingen opgesomd, maar toch pas ik de absolute verjaringstermijn niet toe want het zou in strijd zijn met redelijkheid en billijkheid.

|De rechterlijke beslissing: De les van Paul Scholten
De rechter (..) beslist. Die beslissing is een handleiding, zij wortelt ten slotte in het geweten, van hem, die haar verricht. Het is een daad, die van de rechter wordt verwacht. Recht doen is de taak van de rechter. Het rechtsoordeel is (…) ten slotte een sprong, gelijk iedere daad, ieder zedelijk oordeel is dat.

|Het rechtskarakter van het bestuursrecht
Voor sommige mensen een:
1 Bestuursrecht als doctrinair systeem
dat bestaat uit regels die gecodificeerd zijn in Awb of voortkomen uit jurisprudentie. Het is deels ook zo, alleen de vraag die docent opwerpt Is het bestuursrecht alleen maar een systeem of is het niet zo dat er enorme ongelukken kunnen gebeuren als je denkt dat je bij de toepassing van het systeem meteen kan ophouden met nadenken (wat in toeslagenaffaire is gebeurt)

2 Bestuursrecht als ars boni et aequi
Meer is dan een systeem van regels. Docent hoopt dat bestuursrecht in komende jaren gaat ontwikkelen tot een echte ars boni et aequi het kunst van het goede en het billijke. Het recht vereist dat we in elk geval opnieuw gaan uitvinden wat rechtvaardiging eist, dan ga je anders denken met beginselen aan de ene kant en regels aan de andere kant.

A

HC Aantekeningen toeslagenaffaire

Kritiek (I) Commissie Van Dam
De afdeling (bestuursrechtspraak van de Raad van State) bestuursrechtspraak heeft jarenlang een wezenlijke bijdrage geleverd aan het in stand houden van de .. spijkerharde uitvoering van de regelgeving van de kinderopvangtoeslag. Daarmee heeft de bestuursrechtspraak zijn belangrijke functie van rechtsbescherming van individuele burgers veronachtzaamd. De commissie is met name geraakt door het tot in oktober 2019 wegredeneren van algemene beginselen van behoorlijk bestuur, die zouden moeten dienen als stootkussen en beschermende deken voor mensen in nood. Ongekend onrecht p. 7-8.

21
Q

HC Aantekeningen deel 2

Doel Awb
- bevorderen eenheid binnen de bestuursrechtelijke wetgeving (bijzondere wetgeving bijv. vreemdelingenwet).
- systematiseren en vereenvoudigen bestuursrechtelijke wetgeving.
- codificeren ontwikkelingen in de jurisprudentie
- treffen van algemene voorzieningen, bijv. art. 3:2 awb (zorgvuldige voorbereiding) of art. 3:46 motivering.

|Opbouw en positie bestuursrecht
- Een groot deel van de normen voor overheidshandelen in Algemene wet bestuursrecht opgenomen. (normen bijv. over inhoud)
- Opbouw van algemeen naar bijzonder.

  • Besluiten en beschikkingen:
  • Hoofdstuk 3: ziet op besluiten, bv. verbod misbruik van bevoegdheid (art. 3:3 Awb)
  • Hoofdstuk 4: ziet alleen op beschikkingen, bv hoorplicht (art. 4:7 en 4:8 Awb).

|Opbouw en positie bestuursrecht
Regelgevende bevoegdheden:
- Awb is niet van toepassing op de formele wetgever (geen bestuursorgaan als bedoeld in art. 1:1 Awb, uitgezonderd in lid 2).

  • Bestuurswetgeving (bijv. verordening van gemeenteraad of algemeen verbindend voorschrift): beperkte toepassing Awb, zie de schakelbepaling van art. 3:1 lid 1 onder a en b Awb, bv rol van art. 3:2 Awb (zorgvuldige voorbereiding).

Opbouw en positie bestuursrecht (II)
- Feitelijke handelingen:
schakelbepaling art. 3:1 lid 2 Awb beperkt aantal normen en alleen als de aard van de handeling zich niet verzet tegen toepassing.

  • Privaatrechtelijk overheidsoptreden: (gemeente die een contract sluit als rechtspersoon of gemeente als eigenaar van een grond)
    Schakelbepaling art. 3:1 lid 2 Awb: beperkt aantal normen en alleen als de aard van de handeling zich niet verzet tegen toepassing.

|Relatie Awb - Bijzondere wetgeving (I)
- Awb is een wet in formele zin: geen hogere status dan bijv. WMO of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
- Wetgever kan dus van Awb afwijken.

|Relatie Awb - Bijzondere wetgeving (II)
Vier typen regels in de Awb:
- Dwingend recht: alleen afwijken als goede reden.

  • Regelend recht: in de meeste gevallen adequaat ( tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald)
  • Aanvullend recht: vangnetbepalingen (bijv. beslistermijnen)
  • Facultatief recht: alleen van toepassing als uitdrukkelijk daartoe besloten is in de wettelijke regeling (bijv. de toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure).

|Normering van de voorbereiding besluiten
Normeren voorbereiding besluiten
- beslistermijn art. 4:14-4:15 Awb, bij niet tijdig beslissen.
- zorgvuldig feitenonderzoek (art. 3:2 Awb)
- hoorplicht art. 4:7 jo. 4:8 Awb voor beschikkingen)
- advies
- behandelen aanvraag afd. 4.1.1. Awb.

|Beslistermijn
- aanvullend recht: geen termijn genoemd in de Awb.
- Als termijn in bijzondere wet: dan is die van toepassing.
- Zo niet art. 4:13-4:15 Awb: aanvullend recht, beslissen binnen een redelijke termijn.
- Redelijke termijn is in ieder geval verstreken na 8 weken.
- art. 4:14 Awb: als het bestuursorgaan de wettelijke termijn niet haalt, deze termijn is ook aan de abbb gebonden: moet een redelijke termijn zijn.
- Art. 4:15 Awb: opschorting termijn, bijv. in verband met het aanvullen van een aanvraag art. 4:2 jo. 4:5 Awb. bijv. als aanvraag niet volledig is.

Nooit zeggen in Awb staat dat de redelijke termijn 8 weken is. Want er staat in ieder geval, er kunnen situaties zijn waar de redelijke termijnen korter is omdat er bijv. haast is.

|Gevolgen niet tijdig beslissen door bestuursorgaan
Wat te doen als een bestuursorgaan niet beslist?
- bestuurlijke dwangsom paragraaf 4.1.3.2 Awb
je stelt bestuursorgaan in gebreke en dan heeft het bestuursorgaan 2 weken de tijd om te beslissen en zo niet dan gaat automatisch een dwangsom lopen.

  • fictieve positieve beschikking paragraaf 4.1.3.3. Awb
    geen standaardregel. een beslissing krijg je dan automatisch
  • Beroep wegens niet tijdig beslissen bij de rechter (art. 6:2 sub b Awb) + eventueel rechterlijke dwangsom (art. 8:55d jo. 8:72 lid 4 Awb)
    Voor bezwaar en beroep h6,7,8 gelijkgesteld wordt met een besluit.

|Zorgvuldig onderzoek
- art. 3:2 Awb: bestuursorgaan moet de nodige kennis vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen (algemene kennisvergaringsplicht).
- Noodzakelijk voor een goede belangenafweging en motivering van besluiten
- Deels verantwoordelijkheid bestuursorgaan (bijv. inschakelen deskundige, afdeling 3.3. Awb), deels verantwoordelijkheid burger
- Nadere uitwerking in de Awb voor beschikkingen: hoorplicht (art. 4:7 en 4:8 Awb) + eisen aanvraag (art. 4:1 – 4:6 Awb)
> gevolg als een besluit op grond van art. 3:2 Awb vernietigd wordt; rol finale geschilbeslechting? Zie ook uitspraak Rechtbank Noord-Holland.

|Horen
- Afdeling 4.1.2 Awb (beschikkingen)
- uitwerking van het zorgvuldigheidsbeginsel: leidt tot een beperkte hoorplicht.
- Alleen horen als een aanvraag steunt op gegevens die de aanvrager dan wel de belanghebbende betreffen en die deze zelf niet heeft verstrekt.
- Art. 4:2 Awb: aanvrager moet bepaalde gegevens verstrekken (naam en adres aanvrager, dagtekening, aanduiding gevraagde beschikking en gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een aanvraag en waar hij redelijkerwijs over kan beschikken.
Hoorplicht in principe iedereen gehoord.
In primaire fase alleen hoorplicht: beslissing is gebaseerd op gegevens en bescheiden die niet zijn aangeleverd door de gene die misschien gehoord moet worden. dus ze gaan een afwijzing van ‘rolstoel’ baseren op iets wat belanghebbende zelf niet heeft geleverd. Ze zijn niet door jou geleverd, dus je moet er nog wat op kunnen zeggen.
Zijn we in de primaire fase? Er moet nog een besluit genomen worden.
Of zijn we bij de bezwaren fase/beroepfase. Maakt verschil in regels.

|Advies
- Geen regels in de Awb over wanneer advies gevraagd moet worden.
- Soms wel te vinden in bijzondere wetgeving.
- Als advies is gevraagd aan een adviseur in de zin van art. 3:5 Awb (bij wettelijk voorschrift belast + niet werkzaam onder de verantwoordelijkheid)
- Maar wat nu als niet in kader bijzondere wettelijke regeling? Rol van art. 3:2 Awb.
- Wat nu als geen adviseur in de zin van art. 3:5 Awb.
- Hoe moet een bestuursorgaan zo’n deskundigenadvies beoordelen?
Advies wordt gevraagd als bestuursorgaan zelf niet deskundig genoeg is.
Afdeling 3.3 over advies, maar heb je niet veel aan. Die afdeling is van toepassing als in een bijzondere wet staat dat er een advies gevraagd moet worden.

|Regels voor inrichting van besluiten en kennisgeving van besluiten
- Let op: er zijn ook regels voor de inrichting van besluiten
- Kenbare motivering
- Vermelden van rechtsmiddelen
- Bekendmaking en mededeling.
|Bekendmaking en mededeling
3:40 Awb: een besluit treedt niet in werking voordat het bekend is gemaakt.
- Of aan belanghebbende zelf toezenden of uitreiken (3:41 lid 1 Awb)
- Publicatie in Staatscourant of van overheidswege uitgegeven blad (3:41 lid 2 Awb)
- 3:42 Awb: ander type besluiten.

  • Waarom belangrijk? Bekendmaking vereist voor de inwerkingtreding van het besluit.
  • Let op: verschil met mededeling (3:43 Awb), niet vereist voor inwerkingtreding besluit
A

HC Aantekeningen deel 2

Doel Awb
- bevorderen eenheid binnen de bestuursrechtelijke wetgeving (bijzondere wetgeving bijv. vreemdelingenwet).
- systematiseren en vereenvoudigen bestuursrechtelijke wetgeving.
- codificeren ontwikkelingen in de jurisprudentie
- treffen van algemene voorzieningen, bijv. art. 3:2 awb (zorgvuldige voorbereiding) of art. 3:46 motivering.

22
Q

|Beslistermijn
- aanvullend recht: geen termijn genoemd in de Awb.
- Als termijn in bijzondere wet: dan is die van toepassing.
- Zo niet art. 4:13-4:15 Awb: aanvullend recht, beslissen binnen een redelijke termijn.
- Redelijke termijn is in ieder geval verstreken na 8 weken.
- art. 4:14 Awb: als het bestuursorgaan de wettelijke termijn niet haalt, deze termijn is ook aan de abbb gebonden: moet een redelijke termijn zijn.
- Art. 4:15 Awb: opschorting termijn, bijv. in verband met het aanvullen van een aanvraag art. 4:2 jo. 4:5 Awb. bijv. als aanvraag niet volledig is.

Nooit zeggen in Awb staat dat de redelijke termijn 8 weken is. Want er staat in ieder geval, er kunnen situaties zijn waar de redelijke termijnen korter is omdat er bijv. haast is.

A

|Beslistermijn
- aanvullend recht: geen termijn genoemd in de Awb.
- Als termijn in bijzondere wet: dan is die van toepassing.
- Zo niet art. 4:13-4:15 Awb: aanvullend recht, beslissen binnen een redelijke termijn.
- Redelijke termijn is in ieder geval verstreken na 8 weken.
- art. 4:14 Awb: als het bestuursorgaan de wettelijke termijn niet haalt, deze termijn is ook aan de abbb gebonden: moet een redelijke termijn zijn.
- Art. 4:15 Awb: opschorting termijn, bijv. in verband met het aanvullen van een aanvraag art. 4:2 jo. 4:5 Awb. bijv. als aanvraag niet volledig is.

Nooit zeggen in Awb staat dat de redelijke termijn 8 weken is. Want er staat in ieder geval, er kunnen situaties zijn waar de redelijke termijnen korter is omdat er bijv. haast is.

23
Q

Nooit zeggen in Awb staat dat de redelijke termijn 8 weken is. Want er staat in ieder geval, er kunnen situaties zijn waar de redelijke termijnen korter is omdat er bijv. haast is.

A

Nooit zeggen in Awb staat dat de redelijke termijn 8 weken is. Want er staat in ieder geval, er kunnen situaties zijn waar de redelijke termijnen korter is omdat er bijv. haast is.

24
Q

Les aantekeningen:
Overheid en burger hebben geen gelijkwaardige verhouding. Overheid heeft meer middelen en macht en kan eenzijdig (eenzijdige rechtshandeling) dingen opleggen, zoals belasting betalen. We willen een overheid met een machtspositie, maar je wil er niet mee geconfronteerd worden.

Wat is dan wat we doen?
We willen een waakhond (eenzijdige rechtshandelingen), maar we willen ook dat die vastzit (bestuursrecht).

Waar we dan uitkomen is dat bestuursrecht een balans is met aan de ene kant een algemeen belang (functioneren overheid) en aan de andere kant een individueel belang (beschermen individuele burgers).

Waarom hebben we Awb? Systeem te maken om standaardregeling tussen overheid en burger te maken. Algemene bestuursrecht. Het is mogelijk voor de wetgever dat een specifieke wetgever een regeling maken kunnen afwijken van de Awb, bijv. beslistermijn.

H2 gaat over elk verkeer. Hoeft niet over besluit te gaan, dus ook feitelijke handeling.

Beschikking is een gericht besluit, dus geen algemeen besluit. Elke beschikking is een besluit, maar niet elke besluit is een beschikking. Beschikking is een sub van besluit.

H5 handhaving, H6 bezwaar en beroep.

A
25
Q

vraag 1 week 1
Het bestuursrecht reguleert de verhouding tussen overheid en burger. Dit vindt plaats door zowel algemene regels in de Awb als specifieke regels in bijzondere wetten, zoals bijvoorbeeld de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Vreemdelingenwet. Maar waarom zijn er specifieke regels nodig om de verhouding tussen de overheid en de burger te reguleren?

Les:
Uitgangspunt is een ongelijke verhouding. Het brengt risico’s met zich mee. En het is fijn om er specifieke regels er voor te hebben en kunnen beter het belangen van het individu beschermen dat is de kern.

De burger moet worden beschermd tegen het bestuur. Het bestuur en de burger staan namelijk niet in een gelijke verhouding.
Naast het bestuursrecht kennen we het privaatrecht en het strafrecht. Bijzonder aan de relatie tussen burger en bestuur is dat er voornamelijk eenzijdige rechtsgevolgen opgelegd worden. Er is geen sprake van een gelijke verhouding tussen partijen. Door dit kenmerk van het bestuursrecht zal het privaatrecht zich niet lenen om de verhouding tussen overheid en bestuur te regelen.

Het strafrecht daarentegen ziet wel op eenzijdige rechtsgevolgen. Het strafrecht kent echter een ander doel dan het bestuursrecht. Het strafrecht is gericht op straffen, terwijl het bestuursrecht ook bestaat om te creëren en te ordenen.

Er is dus noodzaak voor een eigen bestuursrecht, los van het strafrecht en het privaatrecht. Het bestuursrecht bevat een algemeen deel en een bijzonder deel. In het algemene deel staan algemene regels voor de verhouding burger en bestuur. In het bijzondere deel worden bevoegdheden, rechten en verplichtingen geregeld.

Het bestuursrecht kent veel regels, waardoor het onduidelijk zou zijn als alles in een wetboek zou worden opgenomen.
Omdat niet voor alle gevallen dezelfde regels kunnen gelden. Er kan op het gebied van vreemdelingenrecht meer haast zitten dan bij de Awb. Awb ziet namelijk op de algemene procedure en het bijzondere ziet op andere bijzondere gevallen.

A

vraag 1 week 1
Het bestuursrecht reguleert de verhouding tussen overheid en burger. Dit vindt plaats door zowel algemene regels in de Awb als specifieke regels in bijzondere wetten, zoals bijvoorbeeld de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Vreemdelingenwet. Maar waarom zijn er specifieke regels nodig om de verhouding tussen de overheid en de burger te reguleren?

26
Q

vraag 3 Reageer op de volgende stelling: op feitelijke handelingen is artikel 3:2 Awb niet van toepassing.

Voor feitelijke handelingen geldt dat afdeling 3.2 slechts van toepassing is voor zover de aard van de handelingen zich daartegen niet verzet ex art. 3:1 lid 2 BW. Artikel 3:2 Awb is dus in sommige gevallen van toepassing op feitelijke handelingen. De stelling is dus onjuist.

Feitelijke handelingen zijn handelingen zonder rechtsgevolg, er veranderd iets in juridische wereld, bijv. verkeersbord vervangen, container vervangen. Het is geen besluit (1 van de eisen is dat het een rechtshandeling is).

Als gemeente een besluit neemt om een container ergens neer te zetten dan heeft het rechtsgevolg. Beslissing is een besluit, het plaatsen van een container door de mensen is het feitelijke handeling.
Stel er stond een container en het wordt vervangen dat is een feitelijke handeling er veranderd niets in het recht.

A

vraag 3 Reageer op de volgende stelling: op feitelijke handelingen is artikel 3:2 Awb niet van toepassing.

Voor feitelijke handelingen geldt dat afdeling 3.2 slechts van toepassing is voor zover de aard van de handelingen zich daartegen niet verzet ex art. 3:1 lid 2 BW. Artikel 3:2 Awb is dus in sommige gevallen van toepassing op feitelijke handelingen. De stelling is dus onjuist.

27
Q
  1. Reageer op de volgende stelling: ‘als een bestuursorgaan een besluit te laat neemt, is paragraaf 4.1.3.3 van de Awb van toepassing’.

In beginsel is paragraaf 4.1.3.2 van de Awb van toepassing bij niet tijdig beslissen, er zal dan eerst een bestuurlijke dwangsom worden opgelegd. Daarna zal paragraaf 4.1.3.3. van de Awb van toepassing zijn. Positieve fictieve beschikking in de voordeel van belanghebbende. In sommige gevallen is het wel direct een positieve fictieve beschikkingen. Indien dit bij wettelijke voorschrift is bepaald.
Dus de stelling is juist. Alleen bij beschikkingen, dus als het concreet en individueel is.

A
  1. Reageer op de volgende stelling: ‘als een bestuursorgaan een besluit te laat neemt, is paragraaf 4.1.3.3 van de Awb van toepassing’.