Bestuur h9 Flashcards
Ambtelijke loyaliteit
Notie dat ambtenaren trouw zijn aan hun hun momentele politieke superieur en diens politieke agenda.
Ambelijke neutraliteit
Notie dat ambtenaren onpartijdig zijn en niet hun eigen politieke opvattingen laten meespelen bij het uitvoeren van hun taken.
Beamtenherrschaft
Verschijnsel dat ambtenaren feitelijk de dienst uitmaken in het politiek-bestuurlijke systeem, in plaats van de politici zelf.
Bureaupolitiek
De politieke strijd tussen verschillende ambetelijke onderdelen.
Civil servant
Engelse term voor ambtenaar.
Democratische rechtsstaat
Staatsvorm waarin machthebbers gekozen worden door de bevolking en waarin hun macht beperkt wordt door het recht.
Depolitisering
Proces waarbij besluitvorming ontdaan wordt van politieke elementen zoals machtsdenken, emoties en conflict. Nu worden juist apolitieke elementen benadrukt zoals: rationaliteit, expertise en proportionaliteit.
Doel-middelenscheiding
Notie dat alleen politieke actoren doelen formuleren en de ambtelijke sfeer zich alleen richt op de doelen om die middelen te bereiken.
Klokkenluider
(ex-)lid van een organisatie die, zonder opdracht of toestemming informatie onthult en daarmee de aandacht vestigt op een misstand binnen de organisatie (waar diegene zelf werkt).
Merit systeem
Systeem van ambtelijke werving, selectie en promotie, waarbij technische kwalificaties, ervaring en eerder geleverde prestaties bepalend zijn.
Ministeriële verantwoordelijkheid
Een minister is politiek verantwoordelijk voor het handelen en nalaten van zijn ondergeschikte ambtenaren.
Politisering
Een onderwerp, actor of relatie wordt steeds politieker, in plaats van technisch, pragmatisch of ambtelijk. Hoe politieker, hoe duidelijker de tegenstellingen, principiëler en ideologischer de standpunten, en hoe meer macht een rol gaat spelen.
Politisering in het ambtelijk apparaat
Proces waarbij overwegingen van politieke loyaliteit en politieke rationaliteit belangrijker worden bij het benoemen en de taakuitvoering van ambtenaren. Professionele merites worden minder belangrijk.
Primaat van de politiek
Notie dat ambtelijke actoren en ondergeschikt zijn aan politieke actoren.
Public service bargain
Verstandhouding tussen ministers en ambtenaren waarbij elk iets inlevert. Het gaat om beloning, trouw en bekwaamheid.
Redundantie
Aanwezigheid van meer goederen of hulpbronnen dan noodzakelijk, zodat het geheel blijft werken als een paar onderdelen uitvallen.
Spoils systeem
Systeem van ambtelijke werving, selectie en promotie waarbij persoonlijke/politieke banden bepalend zijn.
Max Weber
1864-1920, Duits politiek econoom, geschiedkundige, rechtsgeleerde en socioloog. Eén van de grondleggers van de sociologie en Europese bestuurskunde.
Woodrow Wilson
1856-1924, Amerikaans wetenschapper en politicus. Grondlegger van het bestuurswetenschappelijk denken in de VS. President van VS van 1913-1921.