Beïnvloeding van besluitvorming II: media, belangengroepen en entrepreneurs Flashcards

1
Q

Media kunnen echter ook invloed uitoefenen op de besluitvorming, niet alleen de agendavorming:

A

Manier waarop media onderwerpen framen, heeft invloed op:

  • hoe het publiek de gebeurtenissen beziet
  • welke oplossingen er mogelijk zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke factoren maken het mogelijk dat de frame van de media wordt overgenomen door beleidsmakers? (Robinson)

A

Elite dissensus

Beleidsonzekerheid

Kritiekvolle media aandacht

Media bepleiten bepaalde handeling / oplossing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

elite dissensus

A

de elite is het niet met elkaar eens

doordat er geen eensgezindheid is kan je invloed uitoefenen

kan binnen regering zijn, ook oppositie / coalitie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Robinson over media en framing en beleidsmakers

A

Media en beleidsmakers kunnen elkaars frame overnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

beleidsonzekerheid

A

geconfronteerd worden met een onbekend probleem, dus geen bekende oplossing, of de oplossing werkt niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kritiekvolle media aandacht

A

er moet veel kritieke media aandacht zijn

kritiek op wat er nu gaande is. Druk uitgeoefend op de overheid om wat te doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

media bepleiten bepaalde handeling / oplossing

A

voorstellen van oplossingen door de media

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kritiek op theorie Robinson: media en beleidsmakers kunnen elkaars frame overnemen

A

media negeren de meeste conflicten

selectieve media aandacht leidt ertoe dat een irrationele allocatie van korte-termijn hulpmiddelen wordt ingezet omdat de allocatie niet gebeurt op basis van noodzaak/behoefte maar op basis van het feit dat media aan een zaak aandacht besteden

deze negatieve & indirecte effecten hebben een veel grotere impact op buitenlands beleid dan die paar gevallen waar CNN-effect onderzoek zich op richt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Belangengroep

A

een groep die enigszins autonoom opereert ten opzichte van de overheid (geen politieke partijen)

een groep die probeert om beleid te beinvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Voorbeelden van belangengroepen

A

vakbonden, bedrijfssectoren, landbouworganisaties, maatschappelijke belangengroepen, consumentengroepen, milieuorganisaties, koepelorganisaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Invloed uitoefenen door belangengroepen

A

mate waarin een belangengroep in staat is om er voor te zorgen dat er beleid wordt gemaakt welke overeenkomt met wat zij wil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kan je invloed uitoefenen als belangengroep?

A

oplossing kunnen aandragen

lokaal is makkelijker dan landelijk (venue shoppen)

vorm coalities

gebruik de media (politici bereiken / publieke en politieke agenda beinvloeden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

inside lobbyen

A

van binnenuit werken om beleid te beïnvloeden (bv. samen met gemeenteambtenaren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

outside lobbyen

A

van buitenaf werken om beleid te beïnvloeden (bv. via demonstraties, contact leggen met de media)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

stappenplan invloed uitoefenen

A

bepaal je strategie (soort lobbyen)

bouw relaties op met ambtenaren en politici (wanneer je ze nog niet nodig hebt)

onderhoud je netwerk

onderzoek waar het wederzijdse belang zit

benoem een vast contactpersoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Entrepreneur

A

kunnen werkzaam zijn bij belangengroepen, maar kunnen ook bijvoorbeeld bij de overheid werken, een politieke functie bekleden, of in de wetenschap werken

17
Q

Attributes (eigenschappen) van een entrepreneur

A

ambitie

social aquity

geloofwaardigheid

sociaal vaardig

doorzettingsvermogen

18
Q

social aquity

A

in staat goed in te schatten hoe alle partijen in een debat staan, dit doe je door gebruik te maken van beleidsnetwerken

19
Q

Skills (vaardigheden) entrepreneur

A

strategisch bouwen

team building

bewijs verzamelen

argumenten formuleren

verschillend publiek bereiken

onderhandelen

bekendheid met beleidsnetwerken

20
Q

Strategies (strategieën)

A

probleem framen

gebruiken en uitbreiden van netwerken

werken met advocacy coalitions

leading by example (laten zien dat iets kan)

veranderingsproces opschalen