Basis voor het vak Flashcards

1
Q

referentiekader

A

actoren hangen verschillende probleemdefinities aan door verschillende referentiekaders.

je eigen referentiekader is een combinatie van selectie en interpretatie van je wereldbeeld.

daarom kan niemand neutraal naar de wereld kijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

probleemdefinitie in algemene zin

A

omschrijft wat het probleem is

omschrijft wat de oorzaak is

omschrijft hoe het opgelost kan worden

= over het algemeen probeer je mensen te vinden die overeenkomen met jouw probleemdefinitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kenmerken van een probleemdefinitie

A

causaliteit

ernst situatie (crisis)

frequentie

is het een nieuw of oud probleem

geraakt door het onderwerp of ver van bed show

probleempopulatie + negatief of positief daarover

oplossing van het probleem

effectiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

probleemdefinities - oud of new

A

nieuw probleem heeft vaak geen oplossing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

media frame

A

definieert het probleem

definieert de oorzaak van het probleem

geeft moreel oordeel

suggereert oplossingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

tamme / overzichtelijke problemen

A

niet controversieel

meeste mensen zijn het eens over wat het probleem is

al langer bekend probleem

meeste mensen ervaren het probleem op dezelfde manier

al ervaring met aanpakken van het probleem

men is het eens over wat de oplossingen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wicked problems

A

zijn complexe problemen, die onderdeel zijn van een groter probleem en waarvan de oplossing leidt tot weer andere problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kenmerken wicked problems

A

geen definitieve formulering van het probleem

niet duidelijk wanneer er een oplossing is (geen criteria)

oplossingen zijn niet waar / onwaar, maar goed / slecht

oplossingen kunnen weer voor nieuwe problemen zorgen

geen trial-and-error

elk probleem uniek: kan niet leren van anderen

elk probleem symptoom van ander probleem

geen veroorloving van fouten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

beleidsvaagheid

A

vage doelen of middelen.

dit heeft invloed op het proces: mensen kunnen dingen verschillend gaan interpreteren en uitvoeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

beleidsconflict

A

doet zich voor wanneer de volgende factoren tegelijk voorkomen:

  • actoren zijn afhankelijk van elkaar
  • actoren hebben verschillende doelen
  • actoren zien de situatie als een winst-verlies situatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

vage / onduidelijke doelen (beleidsvaagheid)

A

niet per se erg, vaagheid en conflict kunnen gerelateerd zijn aan elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

onduidelijke middelen (beleidsvaagheid)

A

technologie onvoldoende

onduidelijk welke organisatie wat doet (implementatie)

wicked problem leidt tot onduidelijkheid welk instrument in te zetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

beleidsvaagheid beïnvloedt:

A

mate waarin implementatie gemonitord kan worden

mate waarin iedereen het beleid begrijpt

mate waarin contextuele factoren een rol spelen

vaagheid leidt tot verschillende interpretaties, beleid zal lokaal door andere actoren worden geïmplementeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Matland: administrative implementation

A

low conflict, low ambiguity (vaagheid)

rational decision-making

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Matland: political implementation

A

high conflict, low ambiguity (vaagheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Matland: experimental implementation

A

low conflict, high ambiguity

17
Q

Matland: symbolic implementation

A

high conflict, high ambiguity

18
Q

twee barrieres die hervormingen moeilijk maken

A

barrieres die het actoren onmogelijk maken om hervormingen door te duwen = opportunity

barrieres voortkomend uit het feit dat actoren zelf geen hervormingen door willen voeren = preference

19
Q

opportunities

A

decision making structures

policy inheritance

lock-in

20
Q

opportunities: decision-making structures

A

bij complexe vraagstukken is de kans groter op een veto uitspraak

21
Q

opportunities: policy inheritance

A

bestaand beleid heb je uit te voeren

22
Q

opportunities: lock - in

A

geld gerelateerd, keuzes die in het verleden zijn gemaakt kan je niet zomaar veranderen

23
Q

preferences: paradigm

A

normen en waarden die gaan over hoe acceptabel beleidsoplossingen zijn binnen een sector

24
Q

preferences: benefits

A

sommige mensen hebben voordeel bij het bestaande beleid (subsidies), niet snel geneigd om dit op te geven

25
preferences: vested interests
veel geinvesteerd in een project, wil je niet graag opgeven
26
preferences: upsetting and unsettling
veranderen is niet leuk
27
preferences
paradigm benefits vested interests upsetting and unsettling