Begrippenlijst Verlichtingsideeën en de democratische revoluties 1650-1848 Flashcards

1
Q

absolutisme

A

machtssysteem waarin één persoon, vaak een vorst, alle macht probeert op te eisen, zonder aan iemand verantwoording af te leggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ancien régime

A

benaming voor het Franse bestuurssysteem van voor de Franse revolutie: een monarchie en een standenmaatschappij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Belgische opstand

A

een opstand in België in 1830 tegen de Nederlandse vorst, die sinds 1815 ook vorst was over België. De opstand eindigde met de afscheiding van het zuiden van het Koninkrijk der Nederlanden (België)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

cahiers des doléances

A

geschriften met klachten vanuit de drie standen, die in 1789 werden opgeschreven door de Staten-Generaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

code napoleon

A

wetboek dat in 1804 in opdracht van Napoleon verscheen, waarin alle burgers voor de wet gelijk waren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

communisme

A

radicale politieke stroming die het particuliere bezit van de productiemiddelen wil afschaffen. Of: het economisch systeem waarin de productiemiddelen gemeenschappelijk bezit zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

congres van Wenen

A

Congres dat in 1815 werd gehouden en dat het machtsevenwicht in Europa wilde herstellen na de overwinning op Napoleon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

constitutionele monarchie

A

staatsvorm waarin een vorst de meeste macht heeft, maar deze macht beperkt wordt door de grondwet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

directoire

A

bestuur van Frankrijk tussen 1795 en 1799, waarin de voornaamste macht bij de Girondijnen lag. Een aantal veranderingen van de Jakobijnen werden teruggedraaid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

droit divin

A

het ‘goddelijk recht’ waarmee vorsten hun absolute macht rechtvaardigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

empirisme

A

het idee dat de werkelijkheid ontdekt kon worden door middel van waarnemingen en experimenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

frankfurter parlement

A

parlement dat in 1848 bijeen kwam en was ontstaan vanuit een liberale revolutie in Duitsland. Dit liberaalnationalisme mislukte uiteindelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Girondijnen

A

gematigde revolutionairen die voorstander waren van een republiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

jakobijnen

A

radicale revolutionairen die volledige gelijkheid nastreefden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kant

A

filosoof kant keek aan het eind van de 18e eeuw terug op de Verlichting en vatte deze periode samen als ‘durf te weten’. Volgens hem heeft de Verlichting ook beperkingen, omdat het leidde tot revolutie, wat nieuwe tirannie, ongehoorzaamheid en chaos brengt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

liberalisme

A

politieke stroming die zich richt op de vrijheid van individuen

17
Q

locke en rousseau

A

sociaal contract

18
Q

marxisme

A

filosoof Karl Marx wilde met geweld de samenleving veranderen. Hij geloofde dat de nieuwe arbeidersverhoudeingen en de klassenstrijd zouden leiden tot een revolutie waarin arbeiders zich tegen de rijke fabriekseigenaren zouden keren en de arbeiders de macht zouden krijgen. Als gevolg hiervan zou de macht en alle productiemiddelen gemeenschappelijk bezit worden (communisme)

19
Q

napoleon

A

Franse generaal die in 1799 de macht greep en het Franse bestuurssysteem moderniseerde, keizer vanaf 1804

20
Q

nationalisme

A

de voorliefde voor het eigen volk en een politieke stroming die streeft naar de vorming van een staat voor dat volk

21
Q

proces van burger capet

A

nadat de koning in 1792 was afgezet, werd hij aangeklaagd voor hoogverraad en misdaden tegen de staat. Hiervoor werd hij in 1793 berecht en onthoofd, als ‘burger’ in plaats van koning.

22
Q

rationalisme

A

het idee dat logisch nadenken en redeneren op basis van verstand de meest zuivere brond van kennis is

23
Q

restauratie

A

herstel van de macht van de regeringen van voor de revoluties; in Frankrijk werden de maatschappelijke en politieke verhoudeingen van voor 1792 hersteld

24
Q

robespierre

A

jakobijnse politicus die de revolutie verdedigde en een gruwelijke terreur ontketende

25
Q

sociaal contract

A

idee van Locke en Rousseau dat de mens van nature aan gezag onderworpen is en dat er in een samenleving een sociaal contract bestaat waardoor individuen een gemeenschap vormen. Locke zei dat de regering van deze gemeenschap onder vertrouwen de uitvoerende macht mag uitvoeren. Rousseau zei dat de regering alleen de uitvoerder is van de algemene wil van het volk

26
Q

socialisme

A

politieke stroming die opkomt voor de arbeiders

27
Q

soevereiniteit

A

hoogste macht

28
Q

spinoza

A

nederlandse filosoof die God zag als een schepping in plaats van degene die de wereld en de natuurwetten heeft geschapen. Volgens Spinoza verloopt het leven zonder vooropgezet doel, waarin religie een morele richtlijn is.

29
Q

standenmaatschappij

A

verdeling van de samenleving in verschillende groepen met verschillende rechten (de adel, de geestelijkheid en de rest van het volk)

30
Q

verdrag van verona

A

een verdrag dat werd opgesteld naar aanleiding van een opstand in Spanje tegen de ‘gerestaureerde’ koning. In het verdrag werd besloten dat deze opstand bestreden moest worden en de revolutie werd door Franse troepen neergeslagen

31
Q

verlicht absolutisme

A

regeringsvorm waarin vorsten bereid waren om een aantal ideeën van de Verlichting door te voeren, zonder hun absolute macht op te geven

32
Q

Voltaire

A

filosoof Voltaire bekritiseerde de samenleving in Frankrijk. Ellende van het volk was volgens hem te danken aan onwetendheid en bijgeloof, waarin de kerk een belangrijke rol speelde: de kerk zou het volk met opzet dom houden

33
Q

vooruitgangsgedachte

A

een vertrouwen in de mogelijkheden van de mens dat de wereld te begrijpen en te verbeteren is

34
Q

Wet le Chapelier

A

wet die ieereen de vrijheid gaf om een beroep te kiezen, maar ook verenigingen van boeren en arbeiders verbood